| |
Sweerdts (1592-1593)
Ontstaan
Dit vel is bestemd voor de inheemse welvarende koopmansstand: vier leden ervan worden hier, telkens op één blz., en a.h.w. in dezelfde mate gehuldigd: het Nederlandse gedicht te hunner ere neemt in het uitvoerigste geval de bovenste helft van de pagina in beslag, waarna de polyglotte commentaren en begeleidende verzen volgen. Deze laatste categorie bestaat uit een citaat naar Magny en uit vier lofdichten voor onze auteur, die aldus binnen deze vier bladzijden niet minder gehuldigd wordt dan de geëerde personages zelf.
| |
Inhoud
- | Epitalameon voor Diederik Sweerdts en Elizabeth vander Piedt (4-23)
De bruidegom wordt geloofd omdat hij dit huwelijk gesloten heeft ondanks de ongunstige tijdsomstandigheden. Daarop volgen de obligate heilwensen. |
- | Ode voor Arnoud Coesart (104-112)
Arete heeft de dichter aangeraden de ondeugden te schuwen en aldus het eeuwig heil deelachtig te worden. Ook Coesart volgt deze raadgeving. |
- | Frans (157-170) en Nederlands (175-188) sonnet van Thomas Anraet
Iedereen rept zich om zoveel mogelijk aards bezit bijeen te scharrelen, en niemand verkiest de deugd, tenzij Van der Noot. |
- | Ode aan Hans de Hoppenbrouwer (192-205)
Van der Noot vraagt zich af of Hoppenbrouwer - gezien zijn naam - niet stamt uit het geslacht van koning Gambrinus. Verder wenst hij Hoppenbrouwer nog een gelukkig huwelijksleven toe. |
- | Sonnet van Clement Vidtsendonck (259-272)
Zie voorwerk 1580-1581 71-86. |
- | Ode aan François Pelgherom (277-297)
De dichter verheerlijkt zijn geliefde Olympia in een terminologie die sterk beïnvloed is door de taal der rederijkers. |
- | Sonnet van Jan de Maes (336-349)
Van der Noots poëtische kwaliteiten verplichten De Maes diens lof te zingen, hoewel hij weet dat zijn verzen geen adequate lofprijzing van zijn bewonderd voorbeeld kunnen betekenen. |
| |
| |
| |
Bronnen
78-101 |
= |
Magny, A Nicolas Compain, 37-48, 61-72 (Olivier de Magny, Les odes [ed. Prosper Blanchemain], Lyon, 1876, 117-118) |
257-274 |
= |
voorwerk 1580-1581 69-86 |
|
282 |
= |
Refreyn. Noyt lieflic lief en ha lief so lief, 20 (De refreinenbundel van Jan van Doesborch. Uitgegeven door C. Kruyskamp, Leiden, 1940, II, 44) |
284 |
|
22 |
285 |
|
21 |
287 |
|
23 |
288 |
|
25 |
289 |
|
24 |
290 |
|
26 |
292 |
|
27 |
293 |
|
28 |
294 |
|
30 |
| |
Varianten
Tegenover voorwerk 1580-1581 is enkel in 274 een verbetering in de tekst aangebracht. Elders zijn slechts varianten inzake spelling opgetekend.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Dideric Sweerdts: zie crabbe 346 |
2 |
Elisabet vander Piedt (oca. 1573 †Antwerpen 4 Kal. Maii 1608)
Zij is met Diederik Sweerdts gehuwd in de periode 1591-1592; zie voor lit. crabbe 346. |
6 |
Krygh: vijandschap WNT, VIII, 207 (s.v. Krijg) |
8 |
Staet: het huwelijk WNT, XV, 215 (s.v. Staat) |
9 |
in ghesteldt: zie Gen. 1:27-28; 2:23-24
seluer: in persoon MNW, VII, 962 (s.v. Selver) en MNW, VII, 958 (s.v. Selve); zie Matth. 5:32; Luc. 16:18. |
13 |
vernoyen: verdrieten MNW, VIII, 2214, 2212 (s.v. Vernooyen) |
15 |
Duyfkens: op het laatste zijaanzicht van de obelisk (weerdt 1590) stellen een koppel duifjes de eeuwige liefde en vaste trouw voor (weerdt 1590 149); zie Tervarent, 101, 418. |
17 |
iar: lees iaer |
21 |
wijngaerdt: dit beeld is verwant met Ps. 127:3, een tekst die door Van der Noot trouwens vertaald is in Het Bosken (Smit-Vermeer, 178). |
22 |
Genius: bij de Romeinen oorspronkelijk het voortplantingsprincipe. Jean de Meun laat Genius in de Roman de la rose optreden als priester van ‘Nature’, die het sein geeft tot de bestorming van het kasteel der rozen. Van der Noot kon met deze figuur kennis maken via Lucas d'Heere, Den Temple van Cvpido, 186-187 (D'Heere, 12) of door eigen lectuur van D'Heeres voorbeeld, Clément Marot; zie ook Ernst Robert Curtius, Europäische Literatur und lateinisches Mittelalter, Bern-München, (1961)3, 128 en voorwerk 1580-1581 17. |
23 |
voordt: zie het citaat bij 74
Hemelscher: hemelingen WNT, VI, 563 (s.v. Hemelsche) |
70 |
S'adonent: lees s'adonnent |
74 |
aprez: ensuite Huguet, I, 275 (s.v. Apres). Heel de passage 70-76 is mogelijk beïnvloed door de vroegere katholieke huwelijksliturgie. In de zegen over de bruid, gegeven na het Onze Vader, bad men: ‘sit foecunda in sobole, sit probata et innocens: et ad beatorum requiem, atque ad coelestia regna perveniat: et videant ambo filios filiorum suorum usque in tertiam et quartam generationem, et ad optatam perveniant senectutem’. |
75 |
bourgois: habitants Huguet, I, 656, 657 (s.v. Bourgeois) |
| |
| |
78-101: |
in het citaat naar Magny zijn geen wijzigingen aangetroffen. |
78 |
pourchasse: s'efforce de Huguet, VI, 114 (s.v. Pourchasser de) |
85 |
fiere: cruelle Huguet, IV, 98 (s.v. Fier) |
88 |
S': Si; in de oude vorm se valt de e weg voor een vocaal Huguet, VI, 789 (s.v. Si) |
90 |
Tage: de Taag, de grootste rivier van het Iberisch schiereiland |
92 |
du sein Idien: uit het Idagebergte bij Troje |
93 |
encore: aussi Huguet, III, 410 (s.v. Encores) |
95 |
Indien: voor: oostelijk |
101 |
Faucheur: de tijd; in de emblematabundels wordt Cronus gevleugeld voorgesteld en gewapend met een zeis; zie Arthur Henkel en Albrecht Schöne, Emblemata. Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. und XVII. Jahrhunderts, Stuttgart, (1967), 1814. |
102 |
Arnout Coesart (†Antwerpen 27 sep. 1625)
Tijdens de periode 1589-1594 is hij werkzaam als makelaar in geldtransacties. Hij is gehuwd met Anna Tunemans (†Antwerpen 7 juli 1601).
Lit.: Brulez, 523; Grafschriften, II, 379. |
104 |
selden: zie apologie 333 e.v. |
105 |
Arete: in CB, 325 ontmoet de dichter Aretc, die hem bij Apollo op de Helicon stuurt (CB, 366), waarna hij de Elyzeese velden bezoekt (CB, 391 e.v.) |
107 |
Kosmums...Hedonems: vermoedelijk staat Kosmums voor Kosmicams; in dit geval stemt de opsomming overeen met het verhaal in CB/Abr: achtereenvolgens wordt daar Kosmica weggezonden (CB, 66), Hedone ontweken (CB, 72) en Plutus verlaten (CB, 82).
Koten: als benaming voor een verachtelijke verblijfplaats WNT, VII, 5818 (s.v. Kot); zie ook titelvel 1593-1594 212 |
108 |
Di: antec.: de drie allegorische figuren in 107 |
109 |
Sy: nl. Arete
wolghdt: lees volghdt |
110 |
Ootmodigheydt: lees Ootmoedigheydt |
151 |
salubre: salutaire Huguet, VI, 681 (s.v. Salubre) |
154 |
Thomas Anraet: zie euterpe 230 |
155 |
Vauder: lees Vander |
158 |
Seignur: lees Seigneur |
159 |
beaucop: lees beaucoup |
160 |
tot: tout Godefroy, VII, 770 (s.v. Tot, tout) |
163 |
Fors: Excepté Huguet, IV, 169 (s.v. Fors) |
164 |
Ains: Mais Huguet, I, 140 (s.v. Ains) |
167 |
artifice: art Huguet, I, 324 (s.v. Artifice, d'artifice) |
176 |
vrom: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
182 |
erue: erfdeel WNT, III, 4164 (s.v. Erf) |
185 |
midt: lees medt |
187 |
onuersien: niet voorzien MNW, IX, 1079 (s.v. Voresien) |
188 |
Seulle...: het devies van Anraet? Vertaling van het bekende vers uit Juvenalis, Satyrae, VIII, 19, en tevens door Van der Noot wel eens gebruikt; zie Analytische bibliografie. |
190 |
Hans de Hoppenbrouwer: in 1593 handelsrelatie van Andries van der Meulen; zie Rob. van Roosbroeck, ‘De Antwerpse Van der Meulens in Bremen’, in Wetenschappelijke Tijdingen 31 (1972), 214. |
192 |
vroom: eerlijk MNW, IX, 1399 (s.v. Vrome) |
194 |
ghedenckt my: heugt mij, denk ik aan WNT, IV, 591 (s.v. Mij gedenkt)
Gambroen: zie gambrinus |
195 |
brouwen...van Hoppe: dit woordgebruik is natuurlijk vereist door de stijlfiguur der distinctio, toegepast in verband met de naam Hoppenbrouwer.
on-groen: rijp |
| |
| |
196 |
Denkende oft: Mij afvragend of WNT, III, 2413 (s.v. Denken + afhankel. vraag) |
197 |
vroom: zie 176 |
198 |
houten vier: vuur, gestookt met hout |
199 |
Tot onser noottruft: Om onze dorst te stillen WNT, IX, 2088, 2089 (s.v. Nooddruft) |
201 |
Ceres: het verband tussen Ceres en Cerevisia (= bier) stoelt uiteindelijk op Isidorus, Origines, lib. 20, cap. 3; deze etymologie was in Van der Noots tijd dan ook welbekend; men zie Du Cange, II, 271-272 (s.v. Cerevisia)
Romeins: Latijn WNT, XIII, 997 (s.v. Romeinsch) |
203 |
Cereris...Aqua: de kracht van Ceres in het water... |
204 |
t'vier: het minnevuur; woordkeuze om het verband met 198
brouwen: uitrichten WNT, III, 1591 (s.v. Brouwen); dit woord staat er om de activiteit van Hoppenbrouwers vermoedelijke voorvader (199) en tevens als toespeling op zijn eigen familienaam. |
205 |
Leentken Bertels: de toekomstige echtgenote van Hoppenbrouwer.
behouwen: door huwelijk verkrijgen WNT, II, 1532 (s.v. Behuwen, behouwen) |
243 |
surnom: nom de famille Huguet, VII, 143 (s.v. Surnom) |
245 |
brasseur d'houblon, ou de Biere: in de 16de eeuw is de toevoeging de bière gewoon, waar men thans volstaat met brasseur Huguet, I, 688 (s.v. Brasseur de bière) |
248 |
7.roy...: zie gambrinus 28 |
252 |
Serevoyse: het verband tussen Ceres en cervoise wordt ook gelegd door Ronsard, Elegie à la Magesté de la Royne d'Angletene, 286 (STFM, XIII, 52 en noot 1). |
275 |
Francoys Pelgrom: zoon van Jan Pelgherom, rentmeester en thesaurier van Antwerpen, en broeder van Hendrik; zie b. de smidt 161. |
279 |
vroom: zie 176 |
280 |
als de Stomme: zonder sierlijke taal; als + bep. lid. + gesubst. adj. = bijw.; zie F.A. Stoett, Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis, 's-Gravenhage, 1923, 76, §116; WNT, XV, 1875 (s.v. Stom) |
282-294 |
is een zeldzaam specimen van de omwerking van een bestaand refrein: beelden en woordenschat zijn grotendeels overgenomen, en enkel de lengte van de verzen is genormaliseerd. |
287 |
weeldich: bloeiend MNW, IX, 2027 (s.v. Weeldich) |
288 |
Tempel der Deught: hier is de oorspronkelijke tekst ‘den tempel daer mijn harte rust binnen’ behendig aangepast aan Van der Noots vertrouwde terminologie. |
322 |
Declarez: Expliquez Huguet, II, 730 (s.v. Declarer) |
326 |
Receueur: Collecteur d'impôts Huguet, VI, 383 (s.v. Receveur); zie ook sterckheyt 46 en 49 |
328 |
l'Epitaphe: zie b. de smidt 159 e.v. |
332 |
nayuement: parfaitement Huguet, V, 394 (s.v. Naïvement) |
339 |
les Ruisseaulx Cheualins: de Hippocrene vgl. Huguet, II, 253 (s.v. Fontaine chevaline)
le Dieu d'Eloquence: Apollo |
341 |
conduit: ond.: arrogance (340)
que: afin que Huguet, VI, 272 (Que) |
345 |
les bons Esprits: hier: de goede (lof)dichters
premier: d'abord Huguet, VI, 152 (s.v. Premier) |
346 |
le Gracelet: la sarcelle d'été Littré, IV, 228 (s.v. Grassette); d.i. de zomertaling
la Philomele: le rossignol Littré, V, 1817 (s.v. Philomèle); zie voor de naamgeving georges 102.
De Maes bedoelt: apprecieert de fraai gevederde taling (Van der Noot) niet de grauwe nachtegaal (De Maes)? Voor het uitzicht van beide vogels zie men de citaten in WNT, IX, 1432 (s.v. Nachtegaal) en WNT, XVI, 830 (s.v. Taling). |
347 |
Ouy: imperat. |
348 |
mielx: plus Huguet, V, 262 (s.v. Mieux); De Maes bedoelt: nog meer van mijn lofdichten. |
350 |
Iean de Maes: zie voorwerk 1580-1581 103. |
|
|