| |
Etten (1593-1594)
Ontstaan
De auteur heeft blijkbaar de compositie van dit vel voldoende kunnen doordenken: de schikking der geëerde personages is zo geregeld, dat de enige Italiaan gehuldigd wordt binnen dezelfde opening waar de plaat voorkomt, voorstellende Polyhymnia in de gedaante van Petrarca's muze Laura. Voorts heeft Van der Noot in dit vel enkel zinrijke bijdragen gepubliceerd. Dit geldt zowel voor de eigen poëzie als voor de citaten uit Ronsard en Horatius en voor het overzicht van de inhoud van het geplande Olympias-epos.
| |
Inhoud
- | Ode aan Hendrik van Etten (11-93)
De dichters worden veracht door hen die behept zijn met zinnelijkheid, geldgierigheid en eerzucht. Moge hun naam met hun lichaam vergaan! Goddank leven er nog anderen, zoals Etten, bij wie de kunst in ere wordt gehouden. Als logisch gevolg hiervan zal zijn faam nooit afsterven. |
- | Ode aan Jean Cesare Cenni (156-161)
Een aanroeping tot Polyhymnia om de naam van Cenni op te nemen in de tempel van Memoria. |
- | Sonnet voor dezelfde (165-180)
Voor deze mecenas uit Siëna zet Van der Noot uiteen welke Italiaanse dichters hij geteld heeft onder de poëten in de Elyzeese velden. |
- | Franse verzen voor Mattheo Fernandes (286-292)
Aankondiging van het navolgende Nederlandse gedicht en beklemtoning van de eeuwige waarde der poëzie. |
- | Nederlands gedicht voor dezelfde (294-317)
Toen de natuur zag dat de mensen zich keerden tot aardse lusten, verzocht zij God om de poë- |
| |
| |
| zie, die de mens zowel tot vreugde als tot nut zou strekken. Om deze morele effecten beoefent Van der Noot de dichtkunst, ten einde de mensen tot het hogere te brengen. Keren zij zich aldus tot God en deugd, dan leven zij gerust in dit leven en in het hiernamaals. |
| |
Bronnen
283-284 |
= |
Horatius, De arte poetica, 333, 343 |
350-366 |
|
391-407 |
367-374 |
= |
Ronsard, A Jan d'Orat, 1-8 (STFM, I, 126) |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Henry van Etten
Ridder, heer van Baudour en naderhand voorzitter van de Brabantse rekenkamer. In 1601 correspondeert hij met Lipsius. Hij is gehuwd met Marie Hannon.
Lit.: AA, I, 424; Butkens, Suppl. I, 208; Alois Gerlo en Hendrik D.L. Vervliet, Inventaire de la correspondance de Juste Lipse 1564-1606, Anvers, 1968, 314, 326; H.-C. van Parys en François de Cacamp, ‘Généalogie des familles inscrites au lignage de Coudenberg en 1376 d'après le Liber familiarum de Jean-Baptiste Houwaert’, in Brabantica II (1957), II, 51.
Nota: deze Hendrik van Etten mag niet verward worden met de twee gelijknamige Antwerpse schepenen. |
2 |
Commissaire general des viures: Van der Noot heeft voordien reeds een ambtenaar met dezelfde functie gehuldigd; zie crabbe 212 en angoni 387 |
3 |
du Camp: de l'armée Huguet, II, 67 (s.v. Camp) |
4 |
genereus: noble (moralement) Huguet, IV, 292 (s.v. Genereux) |
6 |
l'autre iour: il y a quelques jours Huguet, I, 414 (s.v. L'autre jour) |
7 |
ma troupe: de muzen |
11 |
DOchters...: de muzen als dochters van Zeus, dus van de hoogste godheid. Hierdoor is het mogelijk hen over te nemen in de christelijke sfeer van onsen Godt. |
12 |
ghebodt: voor het verloop der inspiratie zie matthias 95 e.v. en chefs 140 e.v. |
15 |
erbeydt: moeite WNT, III, 581; aangezien de inspiratie een goddelijke gave is, wordt van de begenadigde dichter geen speciale krachtsinspanning gevergd: poeta nascitur. |
16 |
wt den troone: uit de hemel WNT, XVII, 3238 (s.v. Uit den troon) |
18 |
Ghy: gezegd tot de muzen |
20 |
slimme: slechte, gemene WNT, XIV, 1774 (s.v. Slim) |
25-44: |
zoals naar gewoonte kant Van der Noot zich tegen de trias van zinnelijkheid, geldgierigheid en eerzucht; zie reeds roelandts Bronnen |
29 |
beschampen: beschimpen WNT, II, 1949 (s.v. Beschampen) |
30 |
V: weer de muzen
clerken: geleerden WNT, VII, 3906 (s.v. Klerk); hier: zij die onderlegd zijn in de kunsten, die de muzen patroneren. |
41 |
verheuen: trots MNW, VIII, 1831 (s.v. Verheven) |
42 |
in staet: bep. bij leuen (44) |
46 |
t'samen...: zie voor dit beeld grammey 137 |
47 |
ons: voor de muzen en hun dichters
straf: onbarmhartig, onvriendelijk WNT, XV, 2090 (s.v. Straf) |
49 |
Loetes vloedt: de Lethe schenkt vergetelheid; zie apologie 138. |
51 |
Der onwetentheydt: voor de gevoelsnuance van dit woord, zie liefvelt 36 |
55 |
Schoudende: Vermijdend WNT, XIV, 964 (s.v. Schouwen) |
57 |
Eerlijken: samentrekking van eerlijk een. |
69 |
vroom': rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
71 |
ten toon: van aanblik WNT, XVII, 1214 (s.v. Ten toon) |
72 |
Mecenam: zie liefvelt 76 |
| |
| |
75 |
ghelijc: eveneens WNT, IV, 1168 (s.v. Gelijk) |
88 |
vromigheydt: flinkheid MNW, IX, 1411 (s.v. Vromicheit) |
93 |
Landouwe: platteland WNT, VIII, 1023 (s.v. Landouw) |
106 |
pour: lees por |
126 |
fauteurs: protecteurs Huguet, IV, 53 (s.v. Fauteur) |
127 |
ternelle: lees éternelle |
136 |
de: lees der
lof: ond. van Koomt tot |
137 |
di: tot hen, die |
138 |
Lauram: zie Analytische bibliografie titelvel 1589-1590 |
139 |
Land-bouwinghe: uitgaande van een passage bij Hesiodus is Polyhymnia als moeder van Triptolemus, aan wie Demeter de verbouwing van het graan had toevertrouwd, in verband gebracht met de landbouw; zie Pauly-Wissowa, 42. Halbband, 1643-1646 (H. Herter). |
140 |
Liren: in tegenstelling tot de andere eerder afgebeelde muzen wordt hier de voorstelling van D'Heere niet meer gevolgd (D'Heere, 28). |
141 |
gronderen: peilen, trachten te doorgronden WNT, V, 977 (s.v. Grondeeren) |
143 |
memorie: geheugen WNT, IX, 514 (s.v. Memorie) |
145 |
Lib. 6.: uit deze verwijzing en de overeenkomstige nota's bij de andere afgebeelde muzen, mag men besluiten dat de eerste boeken van de Olympias telkens onder de aangeduide muze ressorteerden; zie ook DBE, 243.
Voor de datum 1327 in de rechterbovenhoek van de plaat zie men daems 181. |
148 |
disertement: clairement Huguet, III, 205 (s.v. Disertement) |
154 |
Iean Cesare Cenni (oSiëna ca. 1536 †Antwerpen 8 Id. Jan. 1604)
In de periode 1589-1594 is hij bedrijvig als makelaar in geldtransacties.
Lit.: Brulez, 523; Grafschriften, I, 153; Sweertius, Monvmenta, 88.
Patrice: patricien Huguet, V, 684 (s.v. Patrice) |
156 |
POlymnia: voor de aanroeping der muze o.i.v. de illustratie binnen dezelfde opening, zie t'shertogen 132
resonons: chantons Huguet, VI, 537 (s.v. Resonner) |
157 |
genereus: zie 4
Seinois: lees Sienois |
158 |
temple de Memoire: zie stevart 55 |
160 |
Pindarisant: imitant Pindare Huguet, V, 788 (s.v. Pindariser); deze formule is reeds gebruikt in fuentes 200.
Brabançonne: voor Nederlands; zie apologie 16 |
163 |
Jtaliaensche ende Prouensaelsche: door Van der Noot dikwijls samen vermeld, met volwaardige erkenning van laatstgenoemde letterkunde; vgl. apologie 92-93 |
165 |
JN Heliseus dal: het navolgende tafereel is reeds vermeld in angoni 225 e.v. |
167 |
d'ordt: de plaats die iemand is aangewezen WNT, XI, 72 (s.v. Oord) toe gheschreueu: lees toe gheschreuen |
168 |
Propheten: voor hun gelijkschakeling met dichters, zie apologie 388 |
170 |
beneuen: naast WNT, II, 1796 (s.v. Beneven) |
171 |
Bembo: Pietro Bembo (oVenetië 20 mei 1470 †Rome 18 jan. 1547)
Een der meest invloedrijke 16de-eeuwse schrijvers, zowel als Latijns auteur, als dank zij zijn werken in de volkstaal, waarvan vooral Prose della volgar lingua (1525), gewijd aan het probleem van de taal, en Gli asolani (1505), dat het petrarchismo vastlegt, vermelding verdienen. In 1539 werd Bembo tot kardinaal verheven; zie MEW, I, 332-333 (R.O.J. van Nuffel en J. IJsewijn) |
175 |
Smale: slanke schoonheid (nl. Olympia) WNT, XIV, 2047 (s.v. Smal) |
179 |
t'sindts: van dat tijdstip af WNT, XIV, 1368 (s.v. Sinds) |
195 |
Pronença: lees Prouença |
| |
| |
222 |
Creci: lees Greci |
226 |
Dante Aligerio: opvallend is wel dat de - achteraf beschouwd - meest prominente Italiaanse auteur niet vermeld wordt in de Spaanse en Franse commentaar. |
228 |
Calipuli: lees Capilupi |
232 |
Comtesss.: lees Comtess. |
252 |
genereus: zie 157 |
256 |
Assiriennes, Caldèes: hun aandeel in de literatuur is reeds ter sprake gekomen in chefs 164. |
260 |
Louys Arioste: de enige vermelding van Ariosto in de PW. In hoeverre Van der Noot de volgende auteurs kent dank zij eigen lectuur is nog een open vraag.
Van der Noots gegevens stammen alvast niet uit een bron, die hij elders (daems 177) wel gebruikt heeft: de commentaar van Alessandro Velutello op het werk van Petrarca. In de commentaar op Petrarca's Trionfo d'amore, cap. IV, (Il Petrarca con l'espositione di M. Alessandro Velvtello, Venetia, 1573, 175v-177v) is er sprake van Dante en Beatrice, evenals van een aantal troubadours. Afgezien van de namen van Arnaud Daniel en Remond Berenguir is Velutello's keuze heel anders dan die van onze auteur. Daarbij komt nog dat hun biografieën bij de Italiaanse commentator op essentiële punten sterk afwijken van de huidige versie volgens Van der Noot.
Lelio Capelupi: Lelio Capilupi (o1501 †1563)
Dichter in het Latijn, het Italiaans en eveneens auteur van macaronische poëzie. Ook schreef hij sonnetten in het Italiaans naar stof van Vergilius; zie Enciclopedia italiana, VIII, 844; MEW, II, 40 (J. IJsewijn). |
261 |
De gli Angioli: Pietro degli Angeli (oBarga 22 apr. 1517 †Pisa 29 feb. 1596)
Elegant Latijns dichter in de trant van Catullus; eveneens in het Latijn schreef hij een Sirias naar het voorbeeld van Tasso. Hij bezorgde een Italiaanse vertaling van Sophocles, Oedipus Rex; zie Enciclopedia italiana, III, 292 (Giulio Dolci). |
262-267: |
de gegevens over de volgende troubadours zijn ontleend aan de aantekeningen door P. Minderaa en W.J.M.A. Asselbergs bij August Vermeylen, Verzameld Werk, Brussel (1951), II, 959-960. |
262 |
Arnaud Daniel: (oRibérac †na 1210); Provençaals troubadour, meester in het duistere ‘trobar clus’. |
263 |
Remond Berenguir: graaf van Provence (1209-1245), van wie een twaalftal gedichten bewaard bleven. |
264 |
Beatris de Sauoye: Beatrix van Bourgondië, de echtgenote van keizer Frederik Barbarossa (?) Volgens Velutello wordt Remond verliefd op Beatrice, zuster van Bonifatius van Montferrat. |
265 |
Adhermar: lees Adhemar (bij vergelijking met 198 en 231)
Guilhelm Adhemar: Provençaals edelman uit de 12de eeuw, die een gedicht opdroeg aan Beatrix, echtgenote van Barbarossa (zie 264). |
267 |
Contesse de Die: de gravin van Dia was een Provençaalse dichteres op het einde der 12de eeuw. |
273 |
onques: en un temps quelconque Huguet, V, 519 (s.v. Onques) |
278 |
promets: assure Huguet, VI, 214 (s.v. Promettre) |
280 |
vojre: lees voire: meme Huguet, VII, 503 (s.v. Voire) |
283 |
Natura...: het oorspronkelijk vers van Horatius is wel sterk gewijzigd. |
285 |
Mattheo Fernandes (†Antwerpen 31 dec. 1601)
Op 3 apr. 1577 dient hij een rekwest in opdat de beschuldigingen zouden ophouden, als zou hij zich verrijkt hebben door de Spaanse furie.
Lit.: AA, XXIV, 182; Grafschriften, V, 284, 333. |
286 |
fascherie: souffrance Huguet, IV, 43 (s.v. Fascherie) |
287 |
iehenne: torture (moralement) Huguet, IV, 712 (s.v. Jehene) en Huguet, IV, 286 (s.v. Gehenner)
chetie: malheureuse Huguet, II, 247 (s.v. Chetif) |
| |
| |
296 |
Brassery: het gulzig en overdadig eten en drinken WNT, III, 1154 (s.v. Brasserij) |
298 |
Badt: ond.: NAture (294) |
300 |
wt...troon: zie 16
verfraeyen: verheugen MNW, VIII, 1720 (s.v. Verfraeyen) |
315 |
al: als versterking bij bijw. van graad WNT, II, 64 (s.v. Al) |
325 |
cosequamente: lees consequamente |
350-366: |
dit citaat uit Horatius stamt niet uit de Cruquius-editie, die op een andere plaats (j. de smidt 175) wèl gebruikt is. Volgens de overeenkomst met de varianten in Q. Horati Flacci opera. Itervm recognovit Fridericvs Klingner, Lipsiae, 1950, 308-309, is een uitgave met lezingen van de verdwenen codex Blandinianus gebruikt: men zie 352 rabidos en 353 vrbis. |
358 |
Opida: lees Oppida |
367-374: |
hierin is één woord doelbewust vervangen, nl. 371 nous (tegenover oorspronkelijk qui); vers 375 is eigen vinding. |
370 |
flatent: caressent Huguet, IV, 124 (s.v. Flater) |
372 |
l'ennuy: la douleur Huguet, III, 464 (s.v. Ennuy) |
|
|