| |
Ghysens (1593-1594)
Ontstaan
Naast twee overigens onbekend gebleven Antwerpse vooraanstaanden huldigt Van der Noot in dit vel twee hanzeatische kooplieden. De samenstelling van dit publiek veroorlooft de dichter de publikatie van eentalig Nederlandse verzen uit zijn eigen produktie. Ter inlijving binnen het geheel der PW worden toch - zij het schaarse - polyglotte commentaren en twee Franse gedichten opgenomen; die zijn echter niet meer het werk van Jan van der Noot.
| |
Inhoud
- | Ode aan Hans Ghysens (4-33)
De mens wikt, maar God beschikt. Van der Noot heeft de waarheid van deze spreuk ondervonden, telkens als hij Ghysens wilde bezingen: steeds stuitte hij op belemmering van dit voornemen tot op deze dag. Thans echter is de dichter in staat om Ghysens' godvrezendheid en deugdzaamheid te prijzen. |
- | Ode voor Noë de Bock (52-71)
Weeklacht over de huidige versmading der dichters tegenover hun vroeger aanzien. Goddank komen er nog enkelingen voor - zoals De Bock uiteraard - die de poëten steunen overeenkomstig hun belang. |
- | Ode aan Joris van Schooten (110-121)
De voortreffelijkheid van de deugd boven de ondeugd wordt aangetoond in hun respectieve gevolgen. |
- | ‘Veldt-sangh’ (123-152)
Detaillering van Olympia's schoonheid aan de hand van vergelijkingen, die telkens aan de natuur ontleend zijn. |
| |
| |
- | Ode voor Melchior Bothemer en zijn echtgenote, Margrite Paris (160-183)
Het normale loon der deugd is onsterfelijke eer, die echter slechts door de dichters kan geschonken worden. Als enig alternatief dreigt de totale vergetelheid, reden te meer dus om de dichters te ondersteunen. |
- | Sonnet van Louis Poppard (193-206)
Zie dennetieres 38-51. |
| |
Bronnen
99-106 |
= |
Ronsard, Au reverendissime Cardinal du Bellai, 33-36, 29-32 (STFM, II, 121-122) |
110-113 |
= |
roy 20-23 |
117 |
|
27 |
118-119 |
|
24-25 |
133 |
= |
Lucas d'Heere, Den Temple van Cvpido, 230-231 (D'Heere, 13) |
190-206 |
= |
dennetieres 35-51 |
| |
Varianten
110-113, 117 is woordelijk overgenomen, maar in 113 is de woordvolgorde verbeterd.
118-119 is slechts geïnspireerd door roy 24-25. In 190-206 zijn geen wijzigingen aangebracht.
| |
Verklarende aantekeningen
2 |
Hans Ghysens (oca. 1544 †Antwerpen 25 apr. 1616)
Hij behoort tot de hanzeaten en blijkt vele jaren te Antwerpen gevestigd. In 1580 logeert hij bij Martin Perez de Varron (roy 10). Op 10 mrt. 1587 dankt Plantin hem voor zijn goede zorgen bij het vervoer van een lading boeken. In 1600 en 1615 wordt hij telkens vermeld onder de kooplieden te Antwerpen. Hij is gehuwd met Anna van den Bossche (†Antwerpen 26 aug. 1592).
Lit.: AA, 2de reeks 2 (1927), 209; AA, 2de reeks 6 (1931), 133; Grafschriften, II, 224; Plantin, Corr., IX, 169. |
6 |
spreec-woordt: zie F.A. Stoett, Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, Zutphen, 1943, II, 503, nr. 2578. |
7 |
dick: dikwijls WNT, III, 2618 (s.v. Dik) |
10 |
Weder: blijkens het ww. hier te beschouwen als een ongunstig element, dus: storm MNW, IX, 1898 (s.v. Weder) |
11 |
lyden: veroorloven WNT, VIII, 2204 (s.v. Lijden) |
12 |
dick: zie 7 |
13 |
weulen: woelen, tumult maken MNW, IX, 2888 (s.v. Wue-) en MNW, IX, 2744 (s.v. Woelen); Van der Noot tracht hier het begrip van de ἐνθουσιασμός te verwoorden: de bezielde dichter verliest zijn eigen persoonlijkheid ten voordele van de inspirerende godheid; zie voor een parallel geval Ronsard, Dithyrambes à la pompe du bouc de Jodelle, 1-2 (STFM, V, 53) en noot 3 aldaar. |
16 |
eerlijck: rechtschapen WNT, III, 3907 (s.v. Eerlijk) |
18 |
heeft...willen ghehenghen: is...bereid geweest te vergunnen WNT, IV, 856 (s.v. Iets willen gehengen) |
19 |
tot: bij wijze van WNT, XVII, 1596 (s.v. Tot) |
22 |
zijn werck: nl. de schepping |
23 |
v...wennen: u...toeleggen op MNW, IX, 2144 (s.v. Wenden) |
27 |
draeghdt...hert: zijt gij gunstiger gezind MNW, III, 390 (s.v. Te enen een herte dragen) |
29 |
grootsche: weelderige WNT, V, 1128 (s.v. Grootsch) |
30 |
Pegasides: de muzen, die verblijven bij de bron Hippocrene, ontstaan door een hoefslag van Pegasus. |
31 |
verholen: aan anderen onbekend MNW, VIII, 1847 (s.v. Verholen) |
| |
| |
35 |
discret: sage, avisé Huguet, III, 202 (s.v. Discret) |
37 |
le faict: la conduite Littré, III, 1381 (s.v. Fait) |
49 |
dees': nl. Eere / Deughdt / en Vreughdt
na-maels: na dit leven WNT, IX, 1537 (s.v. Namaals) |
50 |
Noe de Bock: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
55 |
noch: ook in de toekomst WNT, IX, 2046 (s.v. Nog) |
58 |
Schalken: gewetenloze personen, schelmen WNT, XIV, 228 (s.v. Schalk) |
60 |
mistroostigh: wanhopig WNT, IX, 876 (s.v. Mistroostig)
aefsch: listig WNT, I, 12 (s.v. Aafsch) |
62 |
te hants: nu WNT, XVI, 1758 (s.v. Thans, tehants) |
63 |
als d'ele: op een edele, hoogstaande manier; als + lidw. + zelfst. gebruikt adj. = bijw.; zie F.A. Stoett, Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis, 's-Gravenhage, 1923, 76, §116. |
67 |
Pierides: zie matthias 101 |
70 |
in een graf: zie grammey 137 |
71 |
straf: ruw WNT, XV, 2090 (s.v. Straf) |
74 |
Pline: zie apologie 118-122 |
75 |
Prouinces: pays Huguet, VI, 235 (s.v. Province) |
76 |
peruers: fâcheux Huguet, V, 745 (s.v. Pervers)
trop: beaucoup Huguet, VII, 354 (s.v. Trop) |
77 |
Is: lees Ils
impertinente: déraisonnable, absurde Huguet, IV, 568 (s.v. Impertinent) |
78 |
gnetils: lees gentils
sunt: lees sont |
98 |
dick: zie 7; zie voor het spreekwoord orco 28-29 |
99-106: |
enkel 102 en 106 zijn ongewijzigd overgenomen; 100-101 en 104-105 zijn telkens met een syllabe verlengd; 99 en 103 zijn eveneens aangepast. |
99 |
Sur: Au-dessus de Huguet, VII, 135 (s.v. Sur) |
105 |
decorer: glorifier Huguet, II, 733 (s.v. Decorer) |
106 |
Prouinces: zie 75 |
107 |
Joris Van Schooten: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur |
110 |
onwetentheydt: overeenkomstig de zienswijze van Socrates, als dikwijls uiteengezet door Plato, zo in Protagoras, 357-358. |
121 |
ghiftkens: zie grammay 43
slecht en recht: eenvoudig WNT, XIV, 1615 (s.v. Slecht en recht)
gheringhe konste: zelfde formule in roelandts 150 |
122 |
Veldt-sangh: landelijk gedicht, bucolicum WNT, XVIII, 1537 (s.v. Veldzang) (dit vb. als citaat) |
123 |
Olympiette: lelie, voor Olympia; zie sueiro 101 |
124 |
violette: viooltje WNT, XXI, 904, 906 (s.v. Blauwe violet) (dit vb. als citaat) |
125 |
Dael-lelikens: lelietjes der dalen WNT, III, 2254 (s.v. Dallelie)
vele: ter versterking van de comp. van een bnw. WNT, XVIII, 1097, 1098 (s.v. Veel, vele) |
127 |
ten toone: van aanblik WNT, XVII, 1214 (s.v. Ten toon) |
128 |
inden troone: in de hemel WNT, XVII, 3238 (s.v. In den troon) |
130 |
schaepkens: meew. voorw. |
133 |
gheiaeght: voortgejaagd, gedreven WNT, VII, 117 (s.v. Jagen); bron voor dit beeld is niet zozeer Ps. 41:2 als wel Lucas d'Heere, Den Temple van Cvpido, 230-231 (D'Heere, 13). |
137 |
om den Popelier...: zie voor de bronnen van dit beeld angoni 156 |
138 |
d'Ley-loof: de klimop WNT, VIII, 1484 (s.v. Leiloof) (zonder enige uitleg); zie Smit-Hellinga, 36 en maes 53 |
141 |
dier: gebruikt als reeds bestaande liefkozende aanspreking van een jong meisje (zie WNT, III, 2580 s.v. Dier), maar hier tevens gekozen om in de pastorale terminologie te blijven. |
| |
| |
143 |
schouwen: ontwijken WNT, XIV, 964 (s.v. Schouwen) |
144 |
haest: weldra WNT, V, 1481 (s.v. Haast) |
146 |
strafte: terughoudendheid WNT, XV, 2092, 2100 (s.v. Strafte) (dit vb. als citaat) |
147 |
Schoudt: Vermijd WNT, XIV, 964 (s.v. Schouwen) |
149 |
Hymeneums: van Hymenaeus, de god van het huwelijk |
150 |
besmetten: bezoedelen WNT, II, 2054 (s.v. Besmetten) |
151 |
schouwigheyt: schuwheid WNT, XIV, 957 (s.v. Schouwigheid)
ous: lees ons |
152 |
tortel-duyfkens: een koppel tortels als symbool van huwelijksliefde en eeuwige trouw heeft Van der Noot laten afbeelden op alle slotplaten sinds Ext; zie voor de verdere verspreiding Arthur Henkel en Albrecht Schöne, Emblemata. Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. und XVII. Jahrhunderts, Stuttgart, (1967), 859-860.
verscheyden: van elkaar verwijderd MNW, VIII, 2348 (s.v. Verscheiden) |
155 |
Exposé: Expliquez Huguet, III, 785 (s.v. Exposer) |
156 |
Georgo: lees Georgio |
157 |
Melchior Bothemer
Hanzeaat (zie 187). Reeds Guillaume De Poetou heeft hem een sonnet opgedragen in zijn bundel Suite du Labeur en Liesse..., Anvers, 1566. Op 13 apr. 1577 wordt ‘Melchiore Botman’ vermeld als koopman.
Lit.: AA, XXIII, 336; Floris Prims, Antwerpiensia VIII, 176. |
158 |
Margrite Paris: volgens Van der Noot stamt zij eveneens uit Noord-Duitsland (zie 187). |
163 |
ghesijn: zijn; ‘Ge- ter versterking der beteekenis, t.w. bij...kunnen’ WNT, IV, 2217 (s.v. Gezijn) |
175 |
reden: billijkheid WNT, XII, 3de stuk, 815 (s.v. Rede) |
184 |
genereus: noble (moralement) Huguet, IV, 292 (s.v. Genereux) |
185 |
cercher: in de 16de eeuw komt nog dikwijls de oude vorm cercher voor Huguet, II, 242 (s.v. Chercher) |
187 |
Ostlande: Noord-Duitsland, meer bepaald de Oostzee-landen WNT, XI, 225 (s.v. Oostland)
recouure: se procure Huguet, VI, 408 (s.v. Recouvrer) |
|
|