| |
T'Shertogen (1592)
Ontstaan
Dit vel dankt zijn ontstaan niet zozeer aan poëtische bezieling als wel aan publicistische noodzaak: de hele eerste pagina wordt besteed aan de verbetering van een jammer genoeg niet bewaard gebleven defect in de PW. Deze actualisering moet het opsommen van de voltallige magistraat met zijn leidinggevend personeel verantwoorden. Ook in de volgende bladzijden manifesteert Van der Noot een zoeken naar goodwill: hij richt zich tot de schepenen van de halle, klaarblijkelijk omdat hijzelf ook deze functie ooit bekleed heeft, waardoor hij op hun solidariteit hoopt te kunnen rekenen. Op de laatste pagina wordt een der hoogste vorstelijke officieren in de stad uitermate geloofd.
Alle gedichten zijn in het Nederlands gesteld omdat Van der Noot zich richt tot Antwerpse gezagdragers: dit beperkt inheems publiek ontslaat hem van de verplichting tot meertaligheid tegenover de eigenlijke bestemmelingen. De schaarse polyglotte commentaar is dan ook eerder binnen het algemeen kader der PW te verklaren.
| |
Inhoud
- | Elegie (5-26)
T'Shertogen fungeert enkel als tussenpersoon voor Van der Noots verklaring van een vergis- |
| |
| |
| sing ter drukkerij: toen de auteur in zijn loffelijk streven naar actualiteit de - toch op een ongewoon tijdstip - hernieuwde magistraat wilde opnemen, heeft de zetter de titels der beide burgemeesters van plaats verwisseld. Van der Noot haast zich thans deze jammerlijke fout te herstellen door het vermelden van de voltallige magistraat in functie. |
- | Ode (132-159)
Na de lof van de stad en haar burgers bezingt Van der Noot nu een instelling met prestige: de halle. Er volgt een gedetailleerd overzicht van de samenstelling van dit gildebestuur. De verklaring, zowel van deze kennis ter zake als van de huidige belangstelling wordt gegeven in het laatste vers: ‘Want op de Hal' ick ook t'Antwerpen eerst begonste’ (159). |
- | Elegie aan Jan Damant (240-273)
Na de stereotiepe klachten over de aardse gezindheid der mensen in het algemeen bezingt Van der Noot deze ambtenaar - uiteraard om zijn deugden. Maar toch weet hij tevens te melden dat Damant is ‘T'Antwerpen hoogh gheacht / en te Brussel noch meer’ (265). |
| |
Bronnen
217-220 |
= |
Horatius, Carmina, IV, ix, 25-28 |
|
222, 227 |
= |
Lucas d'Heere, Het Ghendsche Helicon en Parnassus, 50, 53 (D'Heere, 26) |
260-261 |
= |
Ronsard, Elegie, 85-88 |
(STFM, X, 304) |
|
Responce avx inivres, 523-524 |
(STFM, XI, 144) |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Jan t'Shertogen
Op 4 mei 1563 wordt hij ingeschreven als student aan de Leuvense universiteit. Op 29 apr. 1574 betaalt hij als advocaat 50 pond Art. in de lening voor de Spaanse soldaten. Hij woont in de zesde wijk.
Lit.: AA, XXII, 224, 265; Guicciardini, 51a; Schillings, 654. |
2 |
postulerende: pleitend WNT, XII, 3664 (s.v. Postuleeren) |
3 |
Anwerpen: lees Antwerpen |
8 |
ouer veel iaren: ca. 1580; men denke aan LvB. |
11 |
sober: geringe WNT, XIV, 2450 (s.v. Sober) |
14 |
gehengen: gedogen WNT, IV, 854, 855 (s.v. Gehengen) |
15 |
in April: nl. in apr. 1592 het vel halmale |
16 |
stucken: exemplaren WNT, XVI, 340 (s.v. Stuk) |
17 |
der Borghmeesters: nl. van Hendrik van Halmale en Adriaan van Heylweghen (halmale 3-4) |
18 |
de Wedt verset: de samenstelling van de magistraat veranderd MNW, VIII, 2414 (s.v. De wet verzetten)
vroegher dan d'oudt betamen: onder ‘oudt betamen’ verstaat Van der Noot de maand mei; men zie Guicciardini, 74b: ‘Dese Magistraet oft Raedt wordt alle jaer ten eersten ende ghewoonlijck ghecosen in de Mey’. In 1592 daarentegen is de wet verzet op 19 apr.; zie Papebrochius, IV, 254. |
19 |
de reste: de overige exemplaren. Op 19 apr. was de buitenvorm van halmale dus slechts ten dele afgetrokken, zodat de auteur nog kon ingrijpen dank zij correctie op de pers. Het volstond immers twee regels (halmale 3-4) uit te breken en te vervangen door de actuele namen.
prenten: drukken WNT, XII, 4020 (s.v. Prenten) |
20 |
Op namen...: nl. van Bejar en Gerardi; van deze uiteindelijk verkeerde versie zijn geen exemplaren bewaard gebleven.
Regenten: magistraatspersonen WNT, XII, 3de stuk, 1411 (s.v. Regent) |
21 |
na...spreken: overeenkomstig het oude spreekwoord; afgeleid van ‘goed ouwers’ voor: bejaard WNT, V, 301 (s.v. Goed) |
| |
| |
23 |
bedwelmt: die zijn welberadenheid verloren had, die van streek gebracht was WNT, II, 1262 (s.v. Bedwelmen); hier: verstrooid
rijck...: bep. bij die, een der nieuwe burgemeesters |
24 |
Binnen: Binnenburgemeester; zie voor hem en zijn collega, de buitenburgemeester, sterckheyt 11. |
25 |
erringhe: dwaling, twist MNW, II, 719 (s.v. Erringe)
Wanneer in 20 gezegd is dat van deze misdruk geen exemplaren bewaard zijn, dan slaat dit natuurlijk op de bewaarde bundels PW. Vermoedelijk heeft Van der Noot toch losse vellen laten uitgaan, waarna hij - juist ter wille van de verkeerde versie - tot dit verkapt excuus genoopt werd.
slissen: doen ophouden WNT, XIV, 1827 (s.v. Slissen) |
28 |
Blasius de Bejar: zie bejar 5 |
29 |
Gielis Gerardi: (oAntwerpen 1548 †aldaar 7 jan. 1618)
Tweede zoon van Gillis en van Anna van Wesenbeke. Hij wordt licentiaat in de rechten. In de periode 1585-1617 is Gerardi herhaaldelijk schepen van Antwerpen. In 1592 en 1600 is hij burgemeester. Hij huwt Clara van den Bossche (†9 sep. 1623) in 1584.
Lit.: Butkens, II, 513-519; ‘Généalogie de la famille Gerardi’, in Oud en Nieuw 1 (1865), 310; Grafschriften, IV, 400; Herckenrode, 810; Sweertius, Monvmenta, 82. |
31-70: |
voor het ontbreken van nadere biografische gegevens bij deze namen, zie sterckheyt 6 |
81 |
en la Fiesta de San Andres: gestaafd door Guicciardini, 74b: ‘Dese Magistraet oft Raedt wordt alle jaer ten eersten ende ghewoonlijck ghecosen in de Mey / hoe wel de privilegien inhouden dattet in de Slachtmaendt op Sint Andries dagh moet geschieden’ (30 november). |
86 |
limmor: lees limmortale |
97 |
ce pendant qu': pendant qu' Huguet, II, 153 (s.v. Cependant que) |
103 |
la Loy: le corps municipal Huguet, V, 54 (s.v. Loy)
tempre: tôt Huguet, VII, 207 (s.v. Tempre) |
104 |
dont: à cause de quoi Huguet, III, 251 (s.v. Dont) |
106 |
hastiuitè: hâte excessive Huguet, IV, 452 (sv. Hastiveté) |
111 |
de Dekens...: Van der Noots opgave klopt met Guicciardini, 76b: ‘De selve Magistraet verkiest oock den Raedt van der Hallen / inhoudende twee Gilddekens als Hoofden / twee Weerdeyns / ende acht oudermans; waer af de twee gheweest moeten hebben Schepenen van den oversten Raedt: voorts eenen Greffier / ende ander Officiers. Voor dese Heeren comen alle de twisten ende saecken van wolle / allerley wollewerck / oft der wollen eenichsins aengaende / als Lakenen / Camelotten / Sargien / Tapisseryen / Alluyn / Weedt / Meecrappe / ende diergelijcke: maer d'appellatien comen voor den hooghsten Raedt’.
Weerdeyns: keurmeesters MNW, IX, 2199 (s.v. Werdijn) en MNW, IX, 1551 (s.v. Waerdein)
Oudermans: opzieners WNT, XI, 1557 (s.v. Ouderman) |
114 |
Dierick vande VVerue: zie hofmans 119 |
115 |
Ian van Schoonhouen (†Antwerpen 23 jan. 1598)
Zoon van Hendrik en van Joanna de Cotterau. Van 24 juni 1550 tot kerstmis 1554 is hij schout van Antwerpen. In de periode 1556-1584 is hij herhaaldelijk burgemeester, thesaurier en schepen. In de periode 1579-1582 en van 1587 tot zijn dood is Schoonhoven gildedeken van de lakenhalle. In 1573 is hij ouderman van de rederijkerskamer De Goudbloem. Hij is gehuwd met Barbara van der Elst (†15 feb. 1581) in 1543.
Lit.: AA, IX, 407; Butkens, II, 507-512; Grafschriften, VI, 257; Floris Prims, Antwerpiensia VIII, 208; J.B. van der Straelen, Geschiedenis der Antwerpsche rederykkamers, Antwerpen, 1863, 121. |
119 |
Weerdyens: lees Weerdeyns; en zie 111 |
132 |
Clio: muze van de geschiedenis; zij wordt in deze ode aangeroepen wel onder invloed van de houtsnede binnen dezelfde opening. Vgl. claerhout 250. |
| |
| |
133 |
den lof...: inderdaad de titel van halmale 301-304 |
134 |
der Wet: van de magistraat MNW, IX, 2369 (s.v. Wet) |
135 |
ous: lees ons |
139 |
rapen: smaken, ondervinden WNT, XII, 3de stuk, 324 (s.v. Rapen) |
142 |
vroom' (ook 144): rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
143 |
oud't: gewezen WNT, XI, 1537 (s.v. Oud) |
145 |
som: soms WNT, XIV, 2506 (s.v. Som)
daer naer: na het vervullen van deze functie WNT, III, 2198 (s.v. Daarna, daar naar) |
146 |
Beneden: de lakengilde zetelt dus in een hogere verdieping van het stadhuis |
150 |
wt gherecht: ten einde toe berecht MNW, VIII, 1004 (s.v. Uterechten)
ghewichten: lasten WNT, IV, 2081, 2080 (s.v. Gewicht) |
152 |
ghenuchte: genoegen, vreugde WNT, IV, 1526 (s.v. Geneugte) |
153 |
sassem: brooddronken, geweldig WNT, XIV, 109 (s.v. Sassaam, sassem) |
159 |
op de Hal': inderdaad wordt Van der Noot onder het bestuur van de halle geteld in Guicciardini, 76b; zie ook de Inleiding. |
206 |
sublaterne: lees subalterne |
210 |
tientures: lees teintures |
212 |
VVardains: membres du conseil de la corporation des drapiers Godefroy, VIII, 324 (s.v. Wardain); zie ook 111. |
217-220: |
de spelling van dit citaat komt nog het meest overeen met I. Mondot, Les cinq livres des odes de Q. Horace, Flacce..., Paris, 1579, 106r: afgezien van de kapitaal in 220 Vate (tegenover vate) zijn spelling en punctuatie gelijk. |
221 |
Penelopem Homerus Vrouwe: zie titelvel 1589-1590 256 |
227 |
hurr-werck: lees huer-werck; dit attribuut van Clio komt, in tegenstelling tot de trompet, niet voor bij D'Heere. De betekenis ervan is trouwens onzeker; het uurwerk komt wel voor als symbool van een geregeld leven en is dan attribuut van Temperantia (zie Analytische bibliografie balbi), maar niet van de muze der geschiedenis. Mogelijk is de klok, evenals de lauwerkrans op Clio's hoofd, een symbool van eeuwige roem. Als zodanig wordt een gevleugeld uurwerk afgebeeld in een later werk, nl. Peter Is(s)elburg, Emblemata politica, (Nürnberg, 1640), nr. 18 (editio princeps: 1617); zie Arthur Henkel en Albrecht Schöne, Emblemata. Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. und XVII. Jahrhunderts, Stuttgart, (1967), 1341. |
228 |
L.Z.: voor Libro 2. (?) |
231 |
done: lees donne
doctrine: science, savoir Huguet, III, 238 (s.v. Doctrine) |
233 |
Dont: zie 104 |
234 |
Gregoise: grecque Huguet, IV, 368 (s.v. Gregeois)
d'vn chapeau: d'une couronne Huguet, II, 192 (s.v. Chapeau) |
236 |
L.Z.: zie 228 |
238 |
Jan Damant (oBrussel †Antwerpen nov. 1610)
Zoon van Pieter en van Anne Bave. Op 30 apr. 1576 wordt hij poorter van Antwerpen. Op 5 dec. 1582 wordt ‘Jonker Jan Damant, Schepen van de Halle’, benoemd tot ‘Ceurmeestere’. Hij vervult het schepenambt in 1585-1586 en 1587. In 1588 wordt hij burgemeester en bij open brieven van 20 juli van dat zelfde jaar wordt hij geridderd. Van 1589 tot 1610 is hij amman van Antwerpen.
Zijn echtgenote, Anne de Witte, overlijdt op 24 okt. 1599; hijzelf wordt begraven op 20 nov. 1610.
Lit.: AA, VI, 215; XXV, 85; Butkens, II, 513; L. Bisschops, Genealogische nota's, 163; Grafschriften, II, 34; Herckenrode, 621; Van den Leene, 1*2r; Ryckman-de Jonghe, I, 127; Torrentius, II, 341.
Amptman: zie sterckheyt 9 |
| |
| |
241 |
d'worpen: het werpen, slingeren MNW, IX, 2816 (s.v. Worpen) en MNW, IX, 2288 (s.v. Werpen); op de mythe van Brabo en Druon Antigoon is nog maar pas gezinspeeld in het kort hiervoor gedrukte vel halmale 248. |
243 |
grootsche: weelderige WNT, V, 1128 (s.v. Grootsch) |
244 |
in een graf: zie grammey 137 |
245 |
laf: krachteloos WNT, VIII, 913 (s.v. Laf) |
249 |
iuweel: schat; fig. voor alles, waarvan het bezit van de hoogste waarde is WNT, VII, 587 (s.v. Juweel); men vergelijke met roy 95 en liefvelt 279 |
250 |
lacker: smakelijke WNT, VIII, 942 (s.v. Lakker) en WNT, VIII, 1518 (s.v. Lekker)
Brasseryen: overdadige maaltijden WNT, III, 1154 (s.v. Brasserij) |
253 |
Pierides: zie matthias 101 |
254 |
al sijn...maghen: al beschikken zij over een ruime maag, al hebben zij enkel belangstelling voor aardse genietingen WNT, IX, 5 (s.v. Maag) |
255 |
sloeckers: slokkers, slokoppen WNT, XIV, 1843 (s.v. Sloeker) |
260 |
van der ieughdt: zie de bronnen, en in navolging hiervan CB, 27-29 (OE, [144])
Aerdt: de natuur als scheppende kracht WNT, Suppl. I, 234 (s.v. Aard) |
261 |
Sonen: zie apologie 311-312 |
262 |
Veursichtighlijck: met doorzicht; hier eigenlijk: selectief; het MNW, IX, 1074 verwijst naar Plant. voor de toepasselijke betekenis ‘providemment, avec prevoyance’. |
264 |
sinde: lees siende |
265 |
te Brussel: mogelijke zinspeling op Damants vrij recente benoeming tot ridder |
271 |
Den nakomers...vreughdt: een formule die ontleend is aan amodeo 52
Den nakomers: Het nageslacht WNT, IX, 1523 (s.v. Nakomer) |
304 |
catantanti: lees cantanti |
|
|