| |
| |
| |
Helmans (1591)
Ontstaan
Van der Noot heeft de samenstelling van dit vel oordeelkundig verzorgd: onder de drie aangezochte mecenen noteren wij twee broers; een ode en twee sonnetten zijn gewijd aan Apollo, wiens afbeelding eveneens opgenomen is naast een ode, opgedragen aan een geneesheer, dus een beschermeling van die zelfde godheid. Ook in de lofteksten is naar uniformiteit gestreefd: zij zijn alle in het Latijn gesteld, welke keuze Van der Noot verplicht heeft een beroep te doen op gedeeltelijk reeds gepubliceerd en/of inadequaat materiaal.
| |
Inhoud
- | Sonnet voor Carle Helmans (7-20)
Zoals Apollo in zijn liefde voor Cassandra klagend rond Ilion zwierf, zo doolt Van der Noot nu in de buurt van Antwerpen. |
- | Lofdicht van Thomas Gheuardt (87-96)
Lofprijzing van 's dichters geliefde, wier kwaliteiten haar tot de gelijke van de muzen en de Charites maken. Hun liefde is geen aardse drift maar een hemelse bezieling. |
- | Ode aan Alvaro Nuñes (116-143)
Nadat Aurora de dichter op de komst van haar meester voorbereid heeft, verschijnt Apollo zelf in al zijn pracht. Hij roemt zich als god der dichters, vorsten en artsen. De dichter Van der Noot, die reeds koningen geëerd heeft, moet nu de lof van een geneesheer bezingen, en met name van Nuñes, evenals van diens vader. |
- | Lofdicht van Franciscus Sweertius (207-213)
Mantua verheugt zich over Vergilius, Antwerpen over Van der Noot. Zoals Maro de Latijnse poëzie met ere verrijkt heeft, zo herrijst de Brabantse dichtkunst dank zij Van der Noot. |
- | Sonnet voor Peter Helmans (223-236)
Van der Noot smeekt Apollo om vergiffenis omdat hij hier meer over de liefde zingt dan over het bedrijf der groten. Hiertoe wordt de dichter immers gedwongen door Venus en Cupido, overwinnaar van mensen en goden. |
- | Lofdicht van Nicolaas de Meyere (271-294)
Zie dennetieres 55-78. |
| |
Bronnen
7-20 |
= |
Ronsard, Les amovrs. Sonnet XXXVI (STFM, IV, 39) |
87-96 |
= |
Gulielmi Altarii ivris ac ivstitiae studiosi ad Autorem. Epigramma (Pontus de Tyard, OEuvres poétiques complètes. Edition critique avec introduction et commentaire par John C. Lapp, Paris, 1966, 79) |
97-100 |
= |
Kerkelijke approbatie in enkele exemplaren van CB/Abr; zie titelvel 1593-1594 Bronnen |
101-104 |
= |
Jodocus Badius, Familiaria in Terentium prenotamenta, a3r |
124 |
= |
Het Theatre (Smit-Vermeer, 209) |
126 |
= |
Ronsard, Les amovrs. Sonnet CVII, 4 (STFM, V, 138) |
141-142 |
= |
Magny, A Honnore Castellan Excellent Medecin. Ode, 109-120 (Olivier de Magny, Les Odes [ed. Prosper Blanchemain], Lyon, 1876, 132) |
269-294 |
= |
dennetieres 53-78 |
| |
Varianten
Tegenover de tekst in dennetieres zijn geen verbeteringen aangebracht; in de huidige versie komen integendeel enkele drukfouten voor.
| |
| |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Veursinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich) Carle Helmans
Zoon van kolonel Arnoult en van Suzanna van Surck. Een ‘Carolus Hellemans’ is gehuwd met Margarita Gonzales (†1623). Hij staat in voor het onderhoud van 25 ruiters voor de krijgsdienst.
Lit.: Grafschriften, V, 327; Van den Leene, 27*2v. |
7 |
reuire: oeverstreek WNT, XIII, 615 (s.v. Rivier) |
8 |
Santhes: Xanthus of Scamander, een rivier in het Trojaanse gebied; zie Pauly-Wissowa, Zweite Reihe, 5. Halbband, 429-434 (Joh. Schmidt).
hof: hier: de stad en burcht |
9 |
deurvont: lees deurwont: doorboord WNT, III, 3109 (s.v. Doorwonden) |
10 |
Cassandra: dochter van koning Priamus en van Hecuba. Apollo schenkt haar de gave der profetie, maar omdat zijn liefde tot haar onbeantwoord blijft zorgt hij ervoor dat zij bij niemand gehoor vindt. Dit verhaal leest men reeds bij Aeschylus, Agamemnon, 1021 e.v.; zie Pauly-Wissowa, 20. Halbband, 2290-2293 (Bethe).
heet: bep. bij ghy (7) = Apollo |
12 |
Beruerde: raakte aan WNT, II, 1916 (s.v. Beroeren); deze term wordt in een verwante context ook gebruikt in Het Theatre (Smit-Vermeer, 225)
goedt-rondt: in oprechtheid WNT, V, 373 (s.v. Goedrond); in dit geval niet veel meer dan een stopwoord. |
14 |
tot der nire: door en door WNT, IX, 1938 (s.v. Tot in de nieren) (dit vb. als citaat) |
20 |
stil: nl. zonder de ware naam van de geliefde te noemen; zie 77-79 |
49 |
suanemente: lees suauemente |
67 |
laudable: louable Godefroy, IV, 737 (s.v. Laudable) |
78 |
my: Olympia is aan het woord |
80 |
Wouter vander Steghen: zie titelvel 1593-1594 97 |
82 |
Thomas Gheuardt: zowel van de Guilhelmus Ghevardus die in noot 443 een Latijns lofdicht bijdraagt, als van de hier vermelde Thomas Ghevardt is in de geraadpleegde biografische werken geen spoor te bekennen, hoewel beiden - volgens Van der Noot - een academische graad voeren. ‘Toevallig’ wordt hun naam vermeld i.v.m. teksten die klakkeloos overgenomen zijn uit de liminaria van reeds lang bestaande Franse bundels. Ik aarzel dan ook niet deze namen als loutere veiligheidsklep te beschouwen, aangebracht door Van der Noot zelf. Mocht ooit iemand de lucht krijgen van dergelijk plagiaat, dan kan onze auteur schuil gaan achter de verantwoordelijkheid van een lofdichter, die jammer genoeg intussen in het niet lijkt opgelost. Een zelfde procédé heeft hij trouwens reeds toegepast in tassis 184. Men zie ook halmale 269 voor een verwant geval. |
83 |
Godheyt: godgeleerdheid WNT, V, 259 (s.v. Godheid)
Licentiaten...: indien Thomas Ghevardt een gefingeerd personage is, dan kan deze academische titel gegeven zijn om het gezelschap van Walter van der Steghen, die inderdaad licentiaat in de theologie is. |
85 |
salt: met t wordt bedoeld: haar ware naam. |
87-96: |
naast twee drukfouten in 90 en 91 zijn twee woorden gewijzigd tegenover de originele tekst van Guillaume des Autels: in 87 Pucella (voor puella) en in 95 Belgica (voor Gallia). Daarnaast zijn een drietal zintekens op het einde van een vers veranderd, evenals enkele spellingen. |
90 |
Masae: lees Musae |
91 |
amanten: lees amantem |
97-100: |
zie titelvel 1593-1594 92-97 |
99 |
eam: lees eum |
| |
| |
101-104: |
getrouwe vertaling van Jodocus Badius, Familiaria in Terentium prenotamenta, a3r: ‘Nam vt dicit Virgilius Jn medio residens complectitur omnia phebus Quicquid inquit particulatim muse inuenerunt et continent hoc appollo seu phebus quin in earum medio residet complectitur’. |
102 |
begrijpende: in zich bevattend WNT, II, 1429 (s.v. Begrijpen) |
105 |
wel ghemeten: als meest opvallende eigenaardigheid van de nieuwe dichtkunst. |
110 |
onr: lees ont |
111 |
la fureur: le délire Huguet, IV, 239 (s.v. Fureur)
harmonieusensement: lees harmonieusement |
114 |
Aluaro Nuñes (Nonnius) (oFrarinala ca. 1543 †Antwerpen 5 Id. Dec. 1603)
Zoon van Luis (204). Te Antwerpen wordt hij steeds tot de Portugezen gerekend. Hij is geneesheer met een zeer exclusieve praktijk: onder zijn patiënten tellen wij de bisschoppen Sonnius en Torrentius evenals landvoogd Ernst van Oostenrijk. Nuñes is een trouw bezoeker van het Plantinse huis en helpt Arias Montanus bij de uitgave van een medisch werk van Francesco Arceo. Hij levert ook liminaria voor Quunedo en een bijdrage in het album amicorum van Ortelius. In 1592 correspondeert hij met Lipsius. In de periode 1583-1584 is hij curator van de nalatenschap van de compagnie Coenraert Schets-Arnoldo Flemingo.
Lit.: BN, XV, 822 (Victor Jacques); BT, nrs. 150, 4084; AA, V, 186, 231; IX, 386; XXVI, 382; 2de reeks 7 (1932), 142, 156; Aloïs Gerlo en Hendrik D.L. Vervliet, Inventaire de la correspondance de Juste Lipse 1564-1606, Anvers, 1968, 373; Goris, 615; Grafschriften, II, 32; Abraham Ortelius, Album amicorum. Edition facsimile avec notes et traduction par Jean Puraye, in De Gulden Passer 45 (1967), 87v-88r en De Gulden Passer 46 (1968), 68-69; Plantin, Corr., III, 84 noot 3; Sweertius, Monvmenta, 102; Torrentius, II, 224; III, passim; P. Boeynaems, ‘Les Nuñez, famille d'éminents médecins d'origine espagnole à Anvers aux XVI et XVII siècles’, in XV Congreso Internacional de Historia de la Medicina, 229-233. |
122 |
sy: heup MNW, VII, 1046 (s.v. Side) |
123 |
lampe: ster WNT, VIII, 962 (s.v. Lamp); men zie de voorstelling op de houtsnede. |
124 |
fijn Goudt wt Afriken: hetzelfde beeld is reeds gebruikt in Het Theatre (Smit-Vermeer, 209). Aldaar blijkt dan ook dat dit beeld ontleend is aan Du Bellay. |
125 |
fier: wild, woest WNT, III, 4442 (s.v. Fier) (dit vb. als citaat) |
126 |
purper van Tier: beeld ontleend aan Ronsard (zie Bronnen) en toegelicht door Muret (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 60): ‘Tyrien] De Tyros, ville de Phoenicie, d'où le meilleur pourpre estoit anciennement apporté’. |
130 |
de Coninghen: Apollo wordt vereerd als helper in de strijd en beschermer van verdragen, twee elementen die wel tot de gewone machtssfeer der vorsten behoren; zie Pauly-Wissowa, II, 11-14 (Wernicke). |
131 |
Medecijns: geneesheren WNT, IX, 368 (s.v. Medicijn)
der quelender...: het herstel van hen, die ziek zijn |
132 |
ghy: Apollo spreekt tot Van der Noot
Coninghen: zie apologie 414-415 |
133 |
sonder cracht: zonder eigenlijke krachtsinspanning vanwege de dichter: hij moet slechts de goddelijke bezieling in zich opnemen. |
136 |
int: bijvorm van inkt WNT, VI, 2026 (s.v. Int) |
138 |
der grootster Heeren: zie Nuñes' biografie in 114 |
140 |
Soo ooc: hierbij denke men de bepaling Docteur soo gheschickt... (137) |
141 |
ghy: Van der Noot, toegesproken door Apollo.
den t'weeden...Esculapius (142): een beeld dat kan ontleend zijn aan Magny; zie Bronnen. |
142 |
Esculapius: Aesculapius, god der geneeskunde, zoon van Apollo en Coronis. |
160 |
Iusculpir: lees Insculpir |
174 |
propora: lees porpora |
192 |
corpulence: corps, forme du corps Huguet, II, 560 (s.v. Corpulence) |
| |
| |
196 |
dessus: sur Huguet, III, 120 (s.v. Dessus) |
197 |
senestre: gauche Huguet, VI, 760 (s.v. Senestre) |
206 |
Franciscus Svveertius: zie crabbe 345 |
208 |
Latiam: lees Latinam |
214 |
Tuus...: zinspreuk van Sweertius
Franciseus: lees Franciscus |
215 |
Peeter Helmans
Zoon van kolonel Arnoult en van Suzanna van Surck, broer van Carle (zie 1). Hij is heer van Aertselaer, Cleydael, Stouvers &c.
Lit.: Van den Leene, 27*2v. |
217 |
Deur: zowel via haar ogen als door de kracht ervan |
218 |
heur: nl. Cupido en Venus (216) |
221 |
Phoebo: ten voordele van Phoebus |
223 |
ALme: vredige WNT, Suppl. I, 959 (s.v. Alm) of eerder: milde, voedende, verkwikkende, en in dit geval rechtstreeks ontleend aan het Latijn almus |
224 |
ws Vaders: van Jupiter |
226 |
zijnen: van de hoogste godheid; voor het verloop der inspiratie, zie matthias 95 e.v. en chefs 140 e.v. |
228 |
bericht: in orde gebracht voor WNT, II, 1888 (s.v. Berichten) |
230 |
bequaem ghemaeckt evenals bericht zijn bep. bij hert (228) |
233 |
Vant: lees Want
Venus Kindt: Cupido
Sy: Venus zelf |
264 |
le veinqeur des hommes & des Dieux: Cupido; bekend beeld sinds Hesiodus, Theogonia, 121 |
275 |
pole: lees pone |
277 |
nomian: lees nomina |
286 |
babere: lees habere |
|
|