| |
Bentinc (1593-1594)
Ontstaan
Van der Noot richt zich achtereenvolgens tot drie militairen en tot de ambtenaren van het leenhof van Brabant. Enkel de meest hooggeplaatste personages, te weten een kolonel en de laatst vermelde dignitarissen ontvangen verzen die geheel te hunner ere samengesteld zijn. Aan de twee subalterne officieren wordt een Nederlands sonnet voor Olympia opgedragen, telkens ingeleid door een Frans gedicht en een Nederlands epigram, wat aan de opening van de binnenvorm een zeer symmetrische lay-out schenkt.
| |
Inhoud
- | Ode aan Filips van Bentinc (5-16)
Zoals Propertius en andere groten verkondigen is er niets duurzamers dan de verzen der poëten. Hierom heeft Van der Noot dan ook de volgende ode ter ere van Bentinc geschreven. |
- | Franse ode voor dezelfde (21-60)
Zoals Ennius de lof zong van Scipio, zo verkondigt Van der Noot de roem van Bentinc, ‘Le Scipion Geldroys’ (53). |
- | Sonnet voor Iosepho de Deckere (71-84)
Nu De Deckere nog in Antwerpen vertoeft, sporen de muzen Van der Noot ertoe aan de lof van deze kapitein te bezingen om hem aan de vergetelheid te ontrukken. |
- | Epigram voor dezelfde (87-90)
Een volwaardige behandeling van De Deckeres deugden wordt tot nader order uitgesteld. |
- | Sonnet voor Olympia (92-105)
Lofzang, waarin zowel Olympia's terughoudendheid als Van der Noots aandrang verwoord worden. |
- | Frans epigram voor Mertin van Bentinc (119-126)
De tijd laat alles verzwolgen worden door de golven van de Lethe. Enkel de dichters kunnen de onsterfelijkheid verlenen. Van der Noot zal dan ook enkele van Bentincs heldendaden memoreren. |
- | Nederlands epigram voor dezelfde (129-134)
Cupido belet de dichter het aangekondigde onderwerp te behandelen omdat de liefdegod ook Mars zelf overwonnen heeft. |
- | Sonnet voor Olympia (136-149)
Telkens als de dichter zijn geliefde kust, protesteren zijn ogen tegen zijn lippen: op dat ogenblik bedekken deze laatste de mond, die eerstgenoemde zo zelden aanschouwen. Het tegendeel geldt echter ook: wanneer de ogen de geliefde bewonderen, haasten de lippen zich om nog dichter bij haar te zijn. |
- | Ode aan de ambtenaren van het leenhof van Brabant (166-209)
De tijden zijn doorslecht, wat voldoende geïllustreerd wordt door de activiteit van geldgierigen en sektariërs. Daartegenover predikt de auteur een eenvoudig godsbetrouwen evenals een kalm en gelijkmatig leven. |
| |
| |
| |
Bronnen
4-16 |
= |
peeters 148-160 |
|
23-31 |
= |
Ronsard, A Monseigneur le cardinal de Lorreine, |
1-4 |
(STFM, X, 82) |
32 |
|
5 |
|
35-40 |
|
5-8 |
|
41-46 |
|
11-13 |
(STFM, X, 83) |
53 |
|
14 |
|
166-167 |
|
A Gaspar d'Auvergne, |
5-8 |
|
(STFM, II, 170) |
171-189 |
|
9-22 |
|
170-171 |
191-199 |
|
29-42 |
|
171-172 |
201-202 |
|
47-50 |
|
172 |
| |
Varianten
Tegenover peeters 148-160 zijn in 4-16 wijzigingen uitgevoerd in 5, 6, 9, 10 en 16. Deze veranderingen omvatten zowel verbeteringen van de tekst als noodzakelijke aanpassingen inzake naamgeving.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Philips van Bentinc
Zoon van Karel en van Catharina van Hakfort. Hij wordt gouverneur van Stralen in Opper-Gelder. In 1600 is hij een der gezanten van Albrecht en Isabella naar 's-Hertogenbosch om er met de Noordelijke gewesten over de vrede te onderhandelen - doch vruchteloos.
Hij is gehuwd met Alverade van Flodorp, vrouwe van Brecht, weduwe van baron van Bronkhorst.
Lit.: AA, II, 334. |
2 |
vry Heer: baron MNW, IX, 1361 (s.v. Vrihere) |
3 |
Vaendelen: voor de getalsterkte van zulke eenheid, zie croy 118. |
6 |
Propertius: geciteerd in peeters 162-169
Wyse: geleerden, schrijvers MNW, IX, 2515 (s.v. Wijs) |
8 |
vermonden: berichten MNW, VIII, 2165 (s.v. Vermonden) |
10 |
vour: lees voor |
15 |
slecht en recht: eenvoudig WNT, XIV, 1615 (s.v. Slecht en recht)
gheringhe: een in de latere PW zeldzaam vb. van ‘affektierte Bescheidenheit’; zie carro 223. |
19 |
Enfanterie: infanterie Huguet, III, 425 (s.v. Enfanterie)
Belgioise: Nederlandse; neologisme, afgeleid van Belgium, de humanistische benaming der Nederlanden; zie Grote Winkler Prins, III, 434 (J.A. van Houtte). |
23 |
Combien...que: Quoique Huguet, II, 354 (s.v. Combien que) |
28 |
Si est ce que: Pourtant, cependant Huguet, VI, 790 (s.v. Si est ce que) |
30 |
rebruire: faire résonner Huguet, VI, 377 (s.v. Rebruire) |
31 |
nouuau: lees nouueau |
35 |
Ennius: Latijnse dichter (oRudiae(?) 239 †Rome 169 v. Chr.)
Ca. 204 kwam hij naar Rome, waar hij de protectie genoot van voorname families zoals de Scipio's. In 189 begeleidde hij M. Fulvius Nobilior op een veldtocht naar Aetolië om er diens daden te verheerlijken. Hij was een groot kenner der Griekse cultuur en bracht hierdoor tal van vernieuwingen in de Latijnse literatuur: zo was hij de schepper van de Latijnse hexameter en van het elegisch distichon. Als grondlegger van de Romeinse kunstpoëzie had hij een zeer grote invloed; zie Grote Winkler Prins, VII, 165; Pauly-Wissowa, V, 2589-2628 (Skutsch). le pere: van de latere Latijnse dichtkunst |
38 |
l'alarme: l'appel aux armes Huguet, I, 150 (s.v. Alarme) |
30 |
Scipion: Publius Cornelius Scipio Africanus Maior
Volgens Laumonier (STFM, X, 82 noot 3) is deze voorstelling van de feiten niet authentiek, |
| |
| |
|
maar toch was zij wijdverspreid. Van der Noot las immers ook in Jodocus Badius, Familiaria in Terentium prenotamenta, a4v: ‘Non etiam quod Scipio aphricanus hannibalem carthaginensem...totiens fugauit...Non etiam quod carthaginem impiam deleuit: tantum hec omnia indicant laudes ipsius Scipionis et faciunt ipsum perpetuo viuere quantum calabre muse hoc est carmina ipsius Ennij poete qui ex calabria fuit et Scipionis maioris laudes descripsit’. Badius' bron is Horatius, Carmina, IV, viii, 15-20. |
48 |
alarmes: combats Huguet, I, 150 (s.v. Alarme) |
53 |
Scipion: het volledig parallellisme (de dichter = Ennius (45), zijn mecenas = Scipio) is ontleend aan Ronsard. |
57 |
plus commode: qui convient mieux Huguet, II, 370 (s.v. Commode) |
64 |
Colnnel: lees Colonel |
68 |
Iosepho de Deckere: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
69 |
le Conte Vanden Berch: zie sterckheyt 158 |
71 |
race: bedoeld zijn de muzen, kinderen van Zeus en Mnemosyne. |
73 |
Ce pendant que: Pendant que Huguet, II, 153 (s.v. Cependant que)
encores: à cette heure Huguet, III, 409 (s.v. Encores) |
74 |
de vray: vraiment Huguet, VII, 521 (s.v. De vray)
Sonneur: musicien, poète Huguet, VII, 32 (s.v. Sonneur)
le Sonneur de Trache: Orpheus, zoon van de Thracische vorst Oeager |
75 |
C'est...raison: C'est raisonnable Huguet, VI, 323 (s.v. C'est raison) |
76 |
resonner: célébrer, chanter Huguet, VI, 537 (s.v. Resonner)
peruers: fâcheux Huguet, V, 745 (s.v. Pervers) |
77 |
mettre à l'enuers: renverser Huguet, III, 549 (s.v. Mettre à l'envers) |
78 |
Stix: de voornaamste rivier van de onderwereld; zie castro 9.
des bons: gen. mv.; een bep. bij de drie volgende subst. |
79 |
Sus: uitroep ter aanmoediging Huguet, VII, 150 (s.v. Sus) |
81 |
ligers: légères; zie voor de uitspraak Huguet V, 18 (s.v. Ligier) en Huguet, IV, 791 (s.v. Leger)
couler: passer Huguet, II, 584 (s.v. Couler) |
96 |
dic: dikwijls WNT, III, 2618 (s.v. Dik) |
104 |
doen vermaen: melding maken MNW, VIII, 2081 (s.v. Vermaan doen) |
110 |
bueua: lees buena |
115 |
Mertin de Bentinc: deze neef van Filips (zie 1) is gehuwd met Petronella van Bronkhorst, vermoedelijk een verwante van Filips' echtgenote; zie Herckenrode, 319. |
119 |
dessoubs: sous Huguet, III, 120 (s.v. Dessous) |
120 |
Loetes: zie apologie 138 |
121 |
Signe: zie wonsel 263
blancissant: blanc Huguet, I, 595 (s.v. Blanchissant) |
124 |
en langue Brabançonne: in het Nederlands; zie apologie 16 |
129 |
Trompetten: het embleem van de faam |
132 |
ter doodt: in zulke mate dat de dood er het gevolg van dreigt te zijn WNT, III, 2832 (s.v. Ter dood)
in liefden: zo tot Venus zelf; zie Homerus, Odyssee, VIII, 267 e.v. |
133 |
frisch: lichamelijk welvarend WNT, III, 4681 (s.v. Frisch) |
136 |
Dit motief, de strijd tussen de ogen en de lippen om het bezit van de geliefde, vindt men terug in Janus Secundus, Basia, VII, en in navolging hiervan eveneens in de Juvenilia van Marc-Antoine de Muret (zie M. Antonii Mureti Opera omnia, Ex MSS. aucta & emendata, cum brevi annotatione Davidis Ruhnkenii, Lugduni Batavorum, 1789, I, 695). |
140 |
craijren: schreeuwen, roepen WNT, VIII, 2164 (s.v. Crieeren, crayieren) (dit vb. als citaat) |
143 |
En...af: en mijn ogen trekken die (lippen) weg van uw mond
v: hij spreekt rechtstreeks tot Olympia; zie 138
verciren: het ww. als subst.; hier: schoonheid. |
| |
| |
160 |
Discord: Désaccord Huguet, III, 196 (s.v. Discord)
vilonnie: action, conduite vile Godefroy, VIII, 245 (s.v. Vilonie) |
162 |
Arnoudt de Almeyde: Lipsius schrijft op 14 dec. 1602 aan ‘Arnold van Ameyde’, verblijvend te Keulen; zie Aloïs Gerlo en Hendrik D.L. Vervliet, Inventaire de la correspondance de Juste Lipse 1564-1606, Anvers, 1968, 344. |
163 |
Stadthoudere: zowel de eigenlijke voorzitter van het leenhof als zijn plaatsvervanger heten ‘stadhouder’; zie hiervoor, evenals voor de werking en samenstelling van het leenhof van Brabant te Brussel, Guicciardini, 55a-b.
Matthys Strick (oMaastricht)
Op 27 aug. 1561 wordt hij ingeschreven als student aan de Leuvense universiteit. Sinds 11 jan. 1580 vervangt Strick Vitsius als griffier van het leenhof van Brabant. Dit duurt enkel tot Brussel zich verzoent met koning Filips (1585), waaruit blijkt dat Strick met dit ambt bekleed is door de opstandige Staten-Generaal. Vitsius wordt echter blind, en tijdens de 4-5 laatste jaren van zijn loopbaan - hij resigneert in 1599 - wordt Strick aangesteld om het ambt van eerstgenoemde te vervullen.
Lit.: Butkens, Suppl. I, 229; Schillings, 625. |
164 |
Dionisius Vitsius (oBrussel)
Zoon van Nicolas en van Barbe van Hamme. Op 28 feb. 1549 wordt hij ingeschreven als student aan de Leuvense universiteit. Hij volgt zijn schoonvader op als griffier aan het leenhof van Brabant bij open brieven van 9 juli 1569. Hij vervult dit ambt tot 1599, enkel onderbroken tijdens het bewind van de Staten-Generaal, wanneer Matthijs Strick hem vervangt. Zoals hierboven reeds vermeld is, laat hij zich ook in latere jaren door deze vervangen in zijn ambtsbezigheden.
Hij is gehuwd met Philippine van Middelburg, dochter van Pieter de Jonge.
Lit.: Butkens, Suppl. I, 229; Nicole Decostre, Henry-Charles van Parys en José Anne de Molina, ‘Les registres du lignage Sweerts. Admissions et résolutions’, in Genealogicum belgicum 5 (1964), 80 noot 106; Van den Leene, 5*2r; J. Nauwelaers, Histoire des avocats au Souverain Conseil de Brabant, Bruxelles, 1947, II, 21; Schillings, 383. |
164 |
Leenhoue: gerechtshof, waardoor zaken, lenen betreffende, berecht worden WNT, VIII, 1285 (s.v. Leenhof) |
173 |
in...hoeken: alom WNT, VI, 799 (s.v. In alle hoeken) |
176 |
beeruen: verkrijgen WNT, II, 1328 (s.v. Beërven) |
177 |
mottigh: waarna zij door de wormen worden verteerd WNT, IX, 1178 (s.v. Mottig) |
181 |
som: soms WNT, XIV, 2506 (s.v. Som)
speculeren: bespiegelingen houden WNT, XIV, 2638 (s.v. Speculeeren); deze aanval richt zich tegen de sektariërs. |
182 |
tenteren: kwellen WNT, XVI, 1529 (s.v. Tenteeren) en WNT, XVI, 1501 (s.v. Tempteeren) |
183 |
begrijp: verstandelijk vermogen WNT, II, 1424 (s.v. Begrijp) |
184 |
heur te hooghe: buiten het bereik van hun verstand WNT, VI, 1010 (s.v. Hoog) |
188 |
Schoudende: Mijdend WNT, XIV, 964 (s.v. Schouwen)
na...ghenughen: zodat Hij voldaan is WNT, IV, 1562 (s.v. Naar genoegen) |
192 |
gheschindt: vernield WNT, XIV, 422 (s.v. Schenden) |
196 |
ghebreckt: ontbreekt WNT, IV, 488 (s.v. Gebreken) |
199 |
sterck-moedigh: kloekmoedig WNT, XV, 1520 (s.v. Sterkmoedig)
op d'een sye: aan kant MNW, VII, 1048 (s.v. Side) |
201 |
als: zelfst. vnw. samentrekking van alles WNT, II, 238 (s.v. Als) |
203 |
Denys: van Dionysus; dit woord is wel gekozen in functie van Vitsius' voornaam. |
204 |
met vreught: zie titelvel 1593-1594 51 |
208 |
sonder ergh: zonder boze bedoeling WNT, III, 4186 (s.v. Zonder erg) |
216 |
dessus: ci-dessus Huguet, III, 120 (s.v. Dessus) |
|
|