| |
Pardo (1590-1591)
Ontstaan
In dit vel richt Van der Noot zich slechts tot twee personen, aan wie telkens twee blz. besteed zijn. In beide gevallen gaat een tekst van ca. één pagina vergezeld van een zorgvuldige commentaar, die nog plaats laat voor Latijnse en Griekse verzen ter ere van de dichters in het algemeen of van Jan van der Noot in het bijzonder.
| |
Inhoud
- | Elegie aan Pardo (4-55)
Deze maal zal Van der Noot Pardo's wijsheid en deugden nog niet ten volle prijzen. De geëerde wordt thans enkel geroemd om het bezit van een deugdelijke huisvrouw. |
- | Ode voor Verlous (216-259)
Van der Noot zal Verlous' lof bezingen omdat hijzelf vast hoopt op de poëtische onsterfelijkheid, tegen de louter aardse belangstelling van veel van zijn medemensen in. Hadden wij maar twee levens, een om te slaven en een om te genieten! Velen bekommeren zich enkel om hun stoffelijke welvaart, en bedenken niet dat zij sterven moeten. Van der Noot echter zoekt rijkdom die niet vergaat. |
- | Lofdicht van Joannes Gigas Secundus (378-385)
Zie amodeo 101-108. |
| |
| |
| |
Bronnen
16-39 |
= |
Het Bosken, 2 elegieën (Smit-Vermeer, 111) |
209-212 |
= |
Du Bellay |
232-242 |
= |
Ronsard, Ode a Michel Pierre de Mauleon, 5-15 (STFM, V, 133) |
376-385 |
= |
amodeo 99-108 |
| |
Varianten
In 16-39 zijn tegenover Het Bosken weliswaar alle rijmwoorden bewaard, maar voor de rest zijn de verzen ingrijpend veranderd. In de tekst, overgenomen uit amodeo, komen enkele varianten inzake spelling voor.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Veursinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich) |
2 |
Diego Pardo († Antwerpen 8 okt. 1600)
Zoon van Hiëronymus, heer van Nedonchel, en van Anne Bejar. Zijn familie stamt uit Burgos maar is sinds 1480 te Brugge gevestigd. Diego Pardo zelf is te Antwerpen werkzaam als koopman en assuradeur; zijn zoon, eveneens Diego genaamd, verhandelt tapijtwerk en verricht geldtransacties. In 1591 voert Diego Sr. een proces tegen Nicolaas Schepperius. Uit zijn eerste huwelijk stamt zijn zoon Diego, die huwt met Isabeau Anraet, dochter van Thomas (euterpe 230). Na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwt hij met Maria Pels, dochter van Bernardus en van Anthonia Ydo.
Lit.: AA, III, 120; XVII, 13; AA, 2de reeks 6 (1931), 132; 2de reeks 7 (1932), 231; Brulez, 176; Gailliard, II, 298; P. Génard, ‘La furie espagnole’, in Annales de l'académie d'archéologie de Belgique 32 (1876), 3e série, tome II, 555; Goris, 174; Grafschriften, VI, 178, 179; Sweertius, Monvmenta, 165. |
12 |
te deele: wat iemand toevalt als zijn deel van het geluk WNT, III, 2332 (s.v. Deel) |
13 |
vroom: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
15 |
onder den troon: op aarde WNT, XVII, 3239 (s.v. Onder den troon) |
18 |
Fier: Hoogmoedig WNT, III, 4442 (s.v. Fier)
dobbel: vals WNT, III, 2671 (s.v. Dobbel) en WNT, III, 3532 (s.v. Dubbel)
spytigh: afgunstig WNT, XIV, 2803 (s.v. Spijtig) |
21 |
knapen: knechten WNT, VII, 4466 (s.v. Knaap) |
25 |
leuwen: lees leeuwen
in t veldt: in het open veld (waar er dus geen mogelijkheid tot beschutting bestaat) WNT, XVIII, 1457 (s.v. Veld)
hem...gheneiren: de tijd doorbrengen WNT, IV, 1511 (s.v. Generen) |
26 |
onder t'ack: in een overdekte ruimte, op zolder WNT, III, 2245 (s.v. Onder dak); in Smit-Vermeer, 111 wordt de bron voor deze uitdrukking gegeven: Prov. 21:9, 19. |
28 |
en: negatie |
33 |
huys: zie liefvelt 206; ook Cornelius Valerius, Ethicae, sev de moribvs philosophiae brevis et perspicva descriptio, Antverpiae, 1568, 27 behandelt dit onderdeel der prudentia, ‘quam Graeci vocant οἰϰονομιϰὴν, id est rationem bene gubernandae familiae’. |
42 |
Maria Pels: zie 2 en Gailliard, II, 298; Grafschriften, VI, 178, 179. |
44 |
der sinnen: van wil MNW, VII, 1139 (s.v. Sin) |
45 |
van binnen: plaatsbep. bij herten, eerder dan bij ghesonden |
48 |
heerlijcken: bijw. met de oude vorm -lijken van het achtervoegsel WNT, VIII, 2303 (s.v. -lijk) |
49 |
gheueu: lees gheuen |
51 |
kunnen ghedoen: kunnen doen WNT, IV, 608 (s.v. Iets kunnen gedoen) |
52 |
eerdisch: dat tot het leven op aarde behoort WNT, I, 568 (s.v. Aardsch, eerdisch) |
| |
| |
|
versleten: vernield MNW, VIII, 2463 (s.v. Versliten) |
53 |
wient spijt: wie dit ook moge spijten |
73 |
modo: lees mondo |
164 |
chanteros: lees chanterons |
174 |
Dont: Par suite de quoi Huguet, III, 251 (s.v. Dont) |
181 |
fiere: méchante Huguet, IV, 98 (s.v. Fier)
faulce: perfide Huguet, IV, 55 (s.v. Faux) |
195 |
amiablement: amicalement Huguet, I, 193 (s.v. Amiablement) |
197 |
esmeu de: excité, poussé à Huguet, III, 657 (s.v. Esmouvoir de) |
204 |
Statuariste: beeldend kunstenaar; zie Marcus van Vaernewijck, Den spieghel der nederlandscher audtheyt, Ghendt, 1568, Q1r: ‘die consten Pictoria ende Sculptoria (dat is geschildert ende gesneden werc die ooc met eenen name / al eyst dattet ij. specien sijn / gheheeten wert Statuaria)’.
sçauroiont: lees sçauroient |
206 |
manifacture: construction Huguet, V, 127 (s.v. Manifacture) en Huguet, V, 134 (s.v. Manufacture) |
209-213 |
Deze verzen zijn niet aangetroffen in Ioachimi Bellaii andini poematvm libri qvatvor Parisiis, 1558, en evenmin in twee moderne edities, Poésies françaises et latines, avec notice et notes par E. Courbet, Paris, 1918, en Les regrets et autres oeuvres poëtiques. Texte établi par J. Jolliffe. Introduit et commenté par M.A. Screech, Genève, 1966. |
213 |
Michiel Verlous: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
214 |
Tenidor: indien identiek met ‘tenedor de bastimentos’, betekent het woord: iemand die belast is met provisie en distributie van levensmiddelen; hier wel voor het Spaanse leger. |
216 |
heeft...willen ghehenghen: is...bereid geweest te vergunnen WNT, IV, 856 (s.v. Gehengen) |
219 |
ghemackt: lees ghemaeckt
vroomen: nut MNW, IX, 1400 (s.v. Vrome) |
220 |
medt Bion: in navolging van Bion; Van der Noot verwijst hier naar 372-373.
De Griekse dichter Bion leefde rond het einde der 2de eeuw v. Chr. Hij is geboren op het landgoed Phlossa by Smyrna, maar verdere vaststaande gegevens over zijn levensloop ontbreken. Bion is de laatste Griekse bucolische dichter, die ons met name bekend is; zie Pauly-Wissowa, III, 481-482 (Knaack). |
221 |
alst: voegw. van tijd met een tegenw. tijd die een toek. vervangt WNT, II, 259 (s.v. Als) ten toone: van aanblik WNT, XVII, 1214 (s.v. Ten toon) |
222 |
de dry Goddinnen: de schikgodinnen, Parcen of Moerae |
223 |
Fatalijck: door het noodlot WNT, III, 4386 (s.v. Fataal) |
224 |
ghenuchte: voldoening WNT, IV, 1526 (s.v. Geneugte) |
225 |
gherust: bijw. bij Te leuen (228).
t' quaedt gheruchte: de slechte roep, naam WNT, IV, 1688 (s.v. Een kwaad gerucht) |
227 |
verworghen: verderven MNW, IX, 387 (s.v. Verworgen) |
228 |
te verlichten: op te luisteren MNW, VIII, 2025 (s.v. Verlichten) |
229 |
de Pieredes: zie matthias 101
veur-dichten: dicteren MNW, IX, 976 (s.v. Voredichten); de dichter is slechts de spreekbuis der goddelijke inspiratie; zie matthias 95 e.v., chefs 140 e.v. |
232 |
Parques: zie 222 |
235 |
altemedt: somtijds WNT, II, 294 (s.v. Altemet) |
243 |
heur...ghenughen: zich...tevredenstellen WNT, IV, 1559 (s.v. Genoegen) |
246 |
som: soms WNT, XIV, 2506 (s.v. Som) |
249 |
on-langh: op een tijdstip kort na een ander, weldra WNT, X, 1714, 1715 (s.v. Onlang, onlangs)
beeruen: met een erfdeel voorzien WNT, II, 1328 (s.v. Beërven); inf. bij Moeten |
250 |
veursichtighlijck: vooruitziend; het MNW, IX, 1074 (s.v. Voresichtichlike) verwijst naar Plant. |
| |
| |
|
voor de correcte omschrijving ‘providemment, avec prevoyance’.
vercloeken: voornemen, afgeleid van Kil., 712 (s.v. Ver-kloecken) ‘audere’. |
259 |
deur-gaens: voortdurend WNT, III, 2963 (s.v. Doorgaans) |
260 |
Philippus: oktober; zie 386. |
322 |
Smirano: lees Smirniano |
336 |
demonstre: montre Huguet, II, 793 (s.v. Demonstrer) |
338 |
Michiel Boot (ojan. 1566 †15 juli 1619)
Zoon van Michiel (oBreda †Antwerpen 12 apr. 1575) en van Maria van Santvoort (†6 dec. 1603). Hij is heer van Sompeke, thesaurier en schepen van Antwerpen. In 1589 is hij samen met Chrisostomus Scholiers (scholier 1) aalmoezenier. Boot is eerst gehuwd met Maria de Deckere (†1601), daarna met Anne de Bourgeois (†11 nov. 1636), dochter van Charles en van Adrienne (Anne?) van der Noot. Na het overlijden van Michiel Boot trouwt zij met Georges Uwens.
Lit.: L. Bisschops, Genealogische nota's, 58; Gailliard, II, 386; Jubilé, 58; Abraham Ortelius, Epistvlae. Edidit Joannes Henricvs Hessels, Cantabrigiae, 1887, 842; Prims, VIII, 4de boek, 29; Ryckman-de Jonghe, III, 661; NBW, VI, 44 (R. Baetens).
Blijkens deze passage is de voorgaande ode oorspronkelijk voor Michiel Boot bestemd geweest. Op het laatste nippertje heeft Van der Noot om de een of andere - financiële? - reden besloten dit gedicht aan Michiel Verlous op te dragen. De naam van deze laatste is dan ook in de titel (213-214) aangebracht, maar in de commentaar is de naam van de oorspronkelijk voorziene mecenas blijven staan; zie ook de Analytische bibliografie. |
350 |
vcies: lees vices |
354 |
Poëtes & Profetes: voor hun samengaan, zie apologie 388 en angoni 225 e.v. |
355-356: |
uitbreiding van Horatius, De arte poetica, 333. |
358 |
gentil: noble Huguet, IV, 301 (s.v. Gentil) |
359 |
aucunement: en quelque façon Huguet, I, 399 (s.v. Aucunement) |
365 |
augmeute: lees augmente |
370 |
cercher: ‘On trouve très souvent l'ancienne forme cercher’ Huguet, II, 242 (s.v. Chercher) |
372-375: |
Van der Noot citeert volgens ΜΟΣΧΟϒ ΤΟϒ ΣΙΚΕΑΟϒ, ΚΑΙ ΒΙΩΝΟΣ Σμυρναίου εἰδύλλια. Moschi Sicvli, et Bionis Smyrnaei idyllia qvae qvidem exstant omnia, hactenvs non edita...Omnia Latinè tam soluta oratione quàm carmine reddita, doctissimorúmque virorum scholijs illustrata, Brvgis Flandror., 1565. De Griekse tekst bestaat uit de beginregels van het gedicht op p. 42; de Latijnse bevindt zich daartegenover op p. 43.
Uit de vroege commentaar bij Ronsard, die Van der Noot kan geraadpleegd hebben, blijkt niet dat Bion door Muret of Belleau als bron van Ronsard achterhaald is; Marcassus (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 945) verwijst naar Theocritus. Eerst Laumonier (STFM, VI, 113 noot 3) refereert naar het gedicht van Bion via het Florilegium van Stobaeus. Wanneer Van der Noot in staat is om Ronsards uitgangspunt, de idylle van Bion, met name aan te wijzen, dan volgt hieruit dat hij met deze Griekse dichter dank zij rechtstreekse lectuur bekend was, en wel in de geciteerde uitgave met Latijnse vertaling. |
374 |
πέγει: lees πέλει |
375 |
τήσοντι>: lees θήσοντι
μοῆρα: lees μοῖρα |
376 |
Ioan. Gigas Secundus P.L.: zie amodeo 99 |
389 |
Quintilus: in de Oudromeinse kalender komt deze maand voor als de vijfde in de reeks; vandaar de naam Quintilis. Sinds de Juliaanse tijdrekening is zij de zevende maand; de huidige naam stamt van Julius Caesar, die in deze maand geboren werd; zie Grote Winkler Prins, X, 517.
Sextilus: de zesde maand in de Oudromeinse kalender, en dus Sextilis genoemd. Ter ere van Augustus, die in deze maand consul werd en verschillende overwinningen behaalde, is zij naar hem genoemd; zie Grote Winkler Prins, II, 661 en Pauly-Wissowa, 31. Halbband, 62. |
|
|