| |
Re (1591)
Ontstaan
Alle personen tot wie Van der Noot zich thans richt, zijn buitenlanders - op Jean Tiras (78) na. Daarom ook is de exclusieve aanwezigheid van Franse verzen gerechtvaardigd, maar voor het overige heeft Van der Noot zich weinig inspanning getroost om de inhoud van zijn verzen te actualiseren voor dit publiek. Stuk voor stuk zijn het gedichten ter ere van Olympia, die slechts tweemaal worden voorafgegaan door enkele inleidende regels, gewijd aan het aangezocht personage. Ook de afwezigheid van enige commentaar bewijst dat de auteur zich gerept heeft bij het persklaar maken van dit vel.
| |
Inhoud
- | Elegie (4-61)
Lof van Olympia's deugden en natuurlijke schoonheid tegenover de opgedirkte en wereldwijze schonen. |
| |
| |
- | Sonnet voor Simon Carro (64-77)
De ogen van Olympia hebben zijn liefde ontstoken. Door haar heeft hij zowel de deugd als de dichtkunst ontvangen. |
- | Sonnet voor Jean Tiras (80-93)
Het gelaat van Olympia, waarvan de glans der onderdelen met de schittering van hemellichamen wedijvert, evenals haar handelwijze heeft hem in verrukking gebracht. Hij is ‘De la Vertu sainctement amoureuse’ (92) en draagt zijn oeuvre aan haar op. |
- | Ode aan Olympia (102-140)
Sinds Mercurius hem haar beeltenis getoond heeft is hij in liefde ontstoken om hun gelijkvormigheid naar aard en geest. Van in den beginne is zij hem voorbestemd geweest, zodat hij ervan overtuigd is dat zij wederliefde voor hem koestert. Hun verhouding vindt qua intensiteit haar weerga niet, noch in het verleden, noch in de toekomst. Hij smeekt haar hem ten minste toe te laten zich geheel als haar dienaar te mogen beschouwen, en dit tot de dood toe. |
- | Nieuwe ode voor Olympia (151-198)
De zinnelijke minnaars zijn door Olympia afgewezen, maar de dichter wordt door een hemelse liefde tot haar bewogen, waaraan zij gehoor zou moeten schenken. Hij smeekt haar hem als echtgenoot te willen aanvaarden met de bijstand van de huwelijksgoden opdat zij ten slotte de ‘honneste volupte’ (198) mogen smaken. |
- | Sonnet voor Olympia (200-213)
Zie dennetieres 108-121. |
| |
Bronnen
89 |
= |
Pontus de Tyard, Second livre des erreurs amoureuses. Sonnet VI, 10 (Pontus de Tyard, OEuvres poétiques complètes. Edition critique avec introduction et commentaire par John C. Lapp, Paris, 1966, 87). |
90 |
= |
Pontus de Tyard, Second livre des erreurs amoureuses. Sonnet VI, 9 |
105 |
= |
Du Bellay, Elegie amoureuse, 8 (Joachim du Bellay, Poésies françaises et latines, avec notice et notes par E. Courbet, Paris, 1918, II, 375) |
106-107 |
= |
Du Bellay, Elegie amoureuse, 21-22 (ed. Courbet, II, 375) |
126-133 |
|
51-59 (ed. Courbet, II, 376) |
134-138 |
|
72-77 |
137-138 |
= |
Ronsard, Elegie, 29-30 (STFM, XIII, 171) |
199-213 |
= |
dennetieres 106-121 |
|
| |
Varianten
Tegenover dennetieres 106-121 is in 199-213 slechts één wijziging uitgevoerd: in 212 joyeuse tegenover dennetieres 120 heureuse.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Iacomo Re: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
5 |
estranges: étrangers Huguet, III, 728 (s.v. Estrange) |
10 |
dout: lees dont |
11 |
liures d'Amours: ‘de boeken der Liefden’ (maes 7), die ook in de Apod, § 68 vermeld worden (OE, [27]). |
14 |
nayf: vrai Huguet, V, 392 (s.v. Naif) |
16 |
Si qu': De telle sorte qu' Huguet, VI, 790 (s.v. Si que) |
18 |
va parlant: parle toujours Huguet, I, 164 (s.v. Aller) |
19 |
va regardant: regarde toujours; zie 18 |
20 |
qu'il...: juiste volgorde: qu'il faict beau la veoir belle... |
22 |
rondement: correctement Huguet, VI, 628 (s.v. Rondement) |
24 |
glorieuses: femmes orgueilleuses Huguet, IV, 323 (s.v. Glorieux) |
26 |
Pour: A cause de Huguet, VI, 111 (s.v. Pour) |
| |
| |
27 |
curieuses: qui aiment l'élégance excessive Huguet, II, 688 (s.v. Curieux)
trop: très Huguet, VII, 354 (s.v. Trop); men denke dit woord vóór curieuses. |
29 |
attraire: attirer Huguet, I, 391 (s.v. Attraire) |
30 |
atours: coiffures Huguet, I, 372 (s.v. Atour) |
32 |
carcantz: colliers Huguet, II, 94 (s.v. Carcan) |
35 |
braues trop: très luxueuses Huguet, I, 691 (s.v. Brave) en zie 27 |
36 |
honteuse: chaste, pudique Huguet, IV, 499 (s.v. Honteux) |
37 |
uy: lees ny |
38 |
externel: extérieur Huguet, III, 793 (s.v. Externel) |
39 |
n': men gebruikt nog dikwijls de oude vorm ne, die afgekapt wordt voor een klinker Huguet, V, 425 (s.v. Ni)
solennel: pompeux Littré, VII, 236 (s.v. Solennel) |
46 |
brief: deze spelling met ie telt slechts voor één syllable in het vers Huguet, I, 701 (s.v. Bref) faire court: m'exprimer brièvement Huguet, II, 607 (s.v. Le faire court) |
47 |
l'escrit: I Cor. 3:16, 6:19 om temple (48) |
50 |
gent: sorte de gens Huguet, IV, 300 (s.v. Gent) |
51 |
puis...: puis [vivre] sans fin... |
52 |
son pareille: voor het gebruik van son (man.) bij pareille (slaande op Olympia, dus vrouw.) zie Littré, V, 1382 (s.v. Pareil) |
53 |
ne soyes...: ne sois pas étonné Huguet, V, 219 (s.v. Merveille) |
55 |
conuoiteux: désireux Huguet, II, 531 (s.v. Convoiteux) |
56 |
l'Arabie heureuse: letterlijke vertaling van Arabia Felix: het zuidelijk deel van het Arabische schiereiland, aldus genoemd naar de grote karavaanwegen, die de Oosterse kostbaarheden naar de Middellandse zee leidden; zie De katholieke encyclopaedie, II, 727 (Houben) |
57 |
mer: de robijnen moeten over zee aangevoerd worden. |
58 |
l': voor een klinker valt wel eens de a van la weg Huguet, IV, 786 (s.v. Le) |
61 |
qui: que (lijd. voorw.) Huguet, VI, 286 (s.v. Qui) |
62 |
Simon Carro: een familielid van Andreo Carro (carro 1), eveneens uit Genua? |
65 |
sus: sur Huguet, VII, 150 (s.v. Sus) |
67 |
yeux: j'eus
esiouissance: joie Huguet, III, 642 (s.v. Esjouissance) |
69 |
Vertu: slechts via de liefde en de deugd is hij dichter geworden; zie scholiers 127 |
71 |
sentir: sentier |
72 |
Chaste beauté: zie ook Ronsard, Le second livre des sonets pour Helene. Sonnet XVIII, 9 (STFM, XVII, 261) |
76 |
les: nl. louanges (74) |
77 |
estranges: zie 5 |
78 |
Iean Tiras
In feb. 1546 wordt hij ingeschreven als student aan de Leuvense universiteit. Op 29 apr. 1574 behoort hij tot de ‘ordinarise procureurs’ te Antwerpen, en als zodanig betaalt hij 12 pond Art. in de lening voor de soldij der Spaanse troepen. Op 31 aug. 1577 komt hij voor onder de commissarissen van de Staten-Generaal te Antwerpen.
Hij is gehuwd met Marguerite de Busleyden, dochter van Gilles (†17 jan. 1596) en van Anne de Plaines.
Lit.: AA, I, 335; III, 177; XXII, 225; Herckenrode, 365; Schillings, 320. |
84 |
Nacre: mann. Huguet, V, 389 (s.v. Nacre) |
90 |
simulacre: beeld; men zie de verklaring van deze term door Lapp (Bronnen, a.w., 87 noot 1): ‘Terme platonicien. Cf. Pontus, Discours Philosophiques, 1587, 199r: “deux Simulachres ont esté proposéz aux humains pour les eslever et acheminer à l'invisible et intellectuel. L'un est simulachre de Nature, qui est le Monde...le second simulachre est la Grace en l'humanité de la parole Divine”’. |
| |
| |
95 |
entier: loyal Huguet, III, 492 (s.v. Entier) |
96 |
Iacomo Dorea: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
97 |
sus: zie 65 |
100 |
va...perlant: parle constamment; zie 18 |
103 |
deuant: auparavant Huguet, III, 148 (s.v. Devant)
l'idée: het platonische begrip ἰδέα; zie de Franse tekst van CB/Abr, 46 (OE, [146]) |
105 |
Ay...: in dit vers en de volgende, die ontleend zijn aan Du Bellay, heeft Van der Noot de bestaande tekst uitgesponnen met behoud van de oorspronkelijke woordenschat en met aanwending van het merendeel der originele rijmwoorden. |
110 |
auant...: zie Plato, Phaedrus, 249-250. |
112 |
le vainceur Des Hommes (113)...: Cupido; voor de oorsprong van dit beeld, zie helmans 264. |
114 |
des...: depuis l'heure même Huguet, III, 24 (s.v. Dès) |
116 |
Et qu'a moy: hangt af van l'esprit me dict (112) |
118 |
debonnaire: bon, généreux Huguet, II, 718 (s.v. Debonnaire) |
121 |
S': Si; men gebruikt nog dikwijls de oude vorm se, waarvan de -e wegvalt vóór een klinker Huguet, VI, 789 (s.v. Si) |
126 |
Amour...: ontleend aan Du Bellay, maar zie ook peeters 380-383.
compence: récompence Huguet, II, 387 (s.v. Compenser) |
130 |
Que: Dans lequel Huguet, VI, 270 (s.v. Que) |
133 |
S': zie 121
desservir: mériter Huguet, III, 71 (s.v. Deservir) |
135 |
clame: déclare Huguet, II, 305 (s.v. Clamer) |
136 |
pour m'user...: om tegenover mij gestrengheid aan de dag te leggen |
137 |
Me commander...: ontleend aan Du Bellay, maar men zie ook Ronsard, Continvation des amovrs, XXXI, 12-14 (STFM, VII, 149) en Elegie, 29-30 (STFM, XIII, 171).
ne: zonder pas of point: Huguet, V, 410 (s.v. Ne) |
138 |
adonc: alors Huguet, I, 74 (s.v. Adonc)
quand & quand: en même temps Huguet, VI, 263 (s.v. Quant et quant) |
139-140 |
Constructie: Car [je] ne puis [pas] Viure vn tout seul moment sans vous aymer mieux que moy mesme. |
141 |
Ianne de Robles: familielid van de bekende Jaspar de Robles (BN, XIX, 550-555)? Een Jeanne de Robles, kanunnikes te Maubeuge, overlijdt op 6 juli 1627. Zij was de dochter van Juan en van Marie de Liedekercke; zie Azevedo, 240; Herckenrode, 1648. |
142 |
Alonso Deidiaqvez: Alonso de Idiaquez
Zoon van Juan, staatssecretaris onder Filips II. Hij bekleedt de functie van kolonel en wordt door Farnese naar Madrid gestuurd om er de landvoogd te rechtvaardigen na 4 dec. 1590. Idiaquez keert uit Spanje terug op 24 juli 1591 met geld en instructies om de Franse katholieke Ligue te steunen. Zijn tercio behoort tot Farneses tweede expeditie in Frankrijk (na 9 dec. 1591).
Lit.: Léon van der Essen, Alexandre Farnèse, prince de Parme, gouverneur général des Pays-Bas (1545-1592), Bruxelles, 1933-1937, V, 313, 314, 320, 325, 336. |
154 |
langoureux: malheureux Huguet, IV, 763 (s.v. Langoureux) |
155 |
autre: nl. dan de lassifs (152) |
158 |
sus: zie 65 |
161 |
c'est: cet' |
162 |
dedans: dans Huguet, II, 738 (s.v. Dedans) |
163 |
j'aspire: je désire Huguet, I, 336 (s.v. Aspirer) |
168 |
Deuez: hierbij sluit direct aan Estre plus tost...amoureuse (169) |
173 |
s': voor sa, vóór een klinker Huguet, VI, 658 (s.v. Sa) |
176 |
tost: vite Huguet, VII, 272 (s.v. Tost) |
| |
| |
177 |
que: voor qui (ond.) Huguet, VI, 269 (s.v. Que) |
183 |
gente: zie 27 |
187 |
Iunon...: de godheden die Van der Noot doorgaans vermeldt bij het bezingen van een bruiloft: zie crabbe 18 e.v., gallo 23 e.v. |
191 |
escriture: écrit Huguet, III, 631 (s.v. Escriture) |
192 |
au vray: exactement Huguet, VII, 521 (s.v. Au vray) |
196 |
de corps: zie Gen. 2:24 |
|
|