| |
Catanio (1589-1590)
Ontstaan
Het eerbetoon voor een huwelijk binnen de Genuese natie te Antwerpen geeft Van der Noot gelegenheid tot de compositie van dit vel. Gezien de samenstelling van het publiek legt hij slechts Franse gedichten uit zijn produktie voor, telkens enkel in het Italiaans gecommentarieerd. Ook de citaten uit vreemde dichters zijn oordeelkundig uitgelezen met het oog op dit zelfde publiek: verzen van Petrarca en een sonnet van Simeoni ter ere van Dante. De enige Nederlandse regels worden geleverd door Jacob van der Mast, onder Van der Noots intimi wel de grootste kenner der Italiaanse literatuur.
| |
Inhoud
- | Epithalame (7-70)
In de vroege ochtend komt Erato de dichter aanzetten om de lof van Aurelio Catanio en Aurelia Spinola te bezingen. Achtereenvolgens vermeldt hij het geluk van de jonggehuwden, de trots der familieleden, de pracht van het feestmaal en de weldoende aanwezigheid der huwelijksgoden. |
- | Ode aan Michiel de Castro (84-179)
Na een schildering van het onverschrokken gemoed van de geëerde krijgsman bezingt Van der Noot diens heldhaftige houding bij de belegering van Doornik: hoewel ernstig gewond wilde Castro niet versagen. Dit wapenfeit zal aan de vergetelheid ontrukt worden dank zij deze verzen. |
- | Sonnet van Gabriello Simeoni ter ere van Dante (190-203)
Goddelijke geest, van wie Flora nu de naam en het werk hoogschat, die zij vroeger misprezen heeft! Zie mij ongelukkige, aan u gelijk in het zoeken naar een nieuw vaderland en het veranderen van de dichtstijl. Zullen wij samen treuren omdat de nijd elke nobele ziel aldus vervolgt tot het laatste ogenblik? Gij rust in de schoot Gods, ik echter leef in een zo slechte en harde tijd dat ik nog beter niet geboren ware. Wij betrouwen op de toekomst: gij, wiens gebeente hier rust (niet in uw vaderstad), en ik, die mijn leven in het buitenland slijt, omdat de deugdzame mens voor het vaderland weinig betekent. |
| |
Bronnen
75-80 |
= |
Petrarca, |
Sonetto CIV, 9-14 (Francesco Petrarca, Il canzoniere con le note de Giuseppe Rigutini. Rifuse e di molto accresciute da Michele Scherillo, Milano, 1918, 235) |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
les...nopces: la noce Huguet, V, 447 (s.v. Unes nopces) |
| |
| |
2 |
Avrelio Catanio
Hij stamt uit Genua en drijft handel op Venetië en Sevilla in compagnieschap met zijn schoonvader Baptista en met Jeronimo Spinola; zie Brulez, 543, 549; Grafschriften, I, 409. |
3 |
Avrelia Spinola: blijkens de datum van ontstaan van dit vel moet zij in 1589 gehuwd zijn met Aurelio Catanio. |
4 |
Iehan Baptista Spinola (†Antwerpen 6 Id. Mar. 1593)
Hij is een Genuees groothandelaar en de voornaamste deelnemer in het aluinmonopolie sinds 1559. Torrentius noemt hem dan ook ‘potentissimus’. Geregeld schiet hij de stad of de Staten belangrijke sommen voor; zo hebben de Staten-Generaal 18.000 pond sterling geleend van ‘Horatio Palavicino en Baptista Spinola, cooplieden van Genes, tot Londen trafficqerende’. Spinola associeert zich ook met anderen: Baptista en Jeronimo Spinola drijven in de periode 1589-1594 handel op Sevilla. Op 29 okt. 1586 verkoopt Lodovico Guicciardini zijn huis in de Markgravestraat aan Baptista Spinola ten voordele van diens zoon Vincent. Zelf bewoont Baptista het huis ‘Bolonia’ in de Lange Nieuwstraat.
Hij is gehuwd met Isabella Spinola (†Antwerpen 5 dec. 1582).
Lit.: AA, V, 271; VI, 207; IX, 388; XII, 62; XV, 252; XVII, 469; XVIII, 262, 301; XXVI, 299; Brulez, 543, 549; Ed. van Even, ‘Lodovico Guicciardini’, in Annales de l'académie d'archéologie de Belgique 33 (1876 voor 1877), 3e série, tome III, 309; P. Génard, ‘La furie espagnole’, in Id. 32 (1876), 3e série, tome II, 558; Grafschriften, IV, 47; VI, 152; Prims, VIII, 2de boek, 207; Sweertius, Monvmenta, 143, 161; Torrentius, III, 245 en passim; Goris, 209 e.v.
consvl: niet meer vier jaar later; zie moneglia 250
nation Geneuoise: zie voor de organisatie moneglia 1 |
8 |
Rebaissottoit: Baisait fréquemment Huguet, VI, 366 (s.v. Rebaisoter)
Cephale: Van der Noot verwart vermoedelijk twee mythische gegevens: Cephalus, zoon van Deion en Diomede wordt weliswaar door Eos (= Aurora) geschaakt, maar zij laat hem toch naar zijn vrouw Procris terugkeren. Daarentegen is het dagelijks opstaan van Eos uit het bed van haar rechtmatige echtgenoot Tithonus een vast gegeven in beschrijvingen van de dageraad; zie Pauly-Wissowa, V, 2657-2669 (Escher) en Der kleine Pauly, II, 279-280. |
9 |
Mingiardement: gracieusement Huguet, V, 264 (s.v. Mignardement)
dedans: dans Huguet, II, 738 (s.v. Dedans) |
10 |
Me vient...: een tafereeltje dat door Van der Noot nog wordt opgeroepen en afgebeeld is op balbi f 2v. |
11 |
Eraton: de verschijning van de muze van het minnedicht ligt voor de hand i.v.m. een epithalamium. |
12 |
me: voor Erato |
17 |
prodigale: faite avec prodigalité Huguet, VI, 202 (s.v. Prodigal) |
18 |
n'est: als negatie komt dikwijls enkel ne voor, zonder pas of point Huguet, V, 410 (s.v. Ne) |
20 |
Leur: slaat op de volgende enfans, nl. de dichters. |
21 |
saincte: de dichter is immers als priester van de muzen geconsacreerd; zie wonsel 76, 99.
escriture: manière d'écrire Huguet, III, 630 (s.v. Escriture) |
23 |
plus haut: vgl. het ‘hoogher werck’ (voorwerk 1580-1581 44), dat Van der Noot dikwijls beloofd heeft. |
28 |
sur-nom: nom de famille Huguet, VII, 143 (s.v. Surnom) |
31 |
O plaisant...: vanaf dit vers is Van der Noot als toeschouwer zelf aan het woord, en niet langer Erato. |
32 |
te: acc. als ond. van receuoir (inf.)
voiras: verras Huguet, VII, 432 (s.v. Veoir) |
42 |
Heros...demy Dieu: een beeld dat kan ontleend zijn aan De vrijagie ende het houwelyck van Messer Luciaen dela Noce, 279 (Smit-Vermeer, 63) |
44 |
bassement: à voix basse, tout bas Huguet, I, 499 (s.v. Bassement) |
| |
| |
47 |
Spinala: lees Spinola |
51 |
encores: aussi Huguet, III, 410 (s.v. Encores) |
55 |
apres: ensuite Huguet, I, 274 (s.v. Apres) |
57 |
Yo: vreugderoep WNT, VI, 2242 (s.v. Io)
i'oy: j'ouis Huguet, V, 559 (s.v. Ouir) |
61 |
baller: danser Huguet, I, 464 (s.v. Baller)
amoureuses: qui inspirent l'amour Huguet, I, 200 (s.v. Amoureux) |
62 |
Rieglantz: zie voor deze spelling met ie Huguet, VI, 599 (s.v. Rieglement) |
63 |
Iunon: als Juno Pronuba beschermster van het huwelijk |
64 |
graces: kunnen bezwaarlijk gemist worden als dienaressen van Venus. |
65 |
Hymen: de god van het huwelijk |
66 |
dessoubs: sous Huguet, III, 120 (s.v. Dessoubs, dessous) |
67 |
tost: vite Huguet, VII, 272 (s.v. Tost) |
68 |
heur: chance favorable Huguet, IV, 478 (s.v. Heur) |
71 |
alre: lees altre |
75-80 |
Met deze verzen van Petrarca was Van der Noot reeds lang vertrouwd, want hij citeert ze reeds in het rekwest aan burgemeesters en schepenen, dat door hen behandeld wordt op 19 juni 1586 (Prims 1937, 975) |
77 |
incunde: lees incude |
81 |
Michiel de Castro: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
83 |
Ferdinando Gonzaga: zijn Duitse troepen worden vermeld in Léon van der Essen, Alexandre Farnèse, prince de Parme, gouverneur général des Pays-Bas (1545-1592), Bruxelles, 1933-1937, V, 261. |
86 |
voir: lees voix |
90 |
alarmes: appels aux armes Huguet, I, 150 (s.v. Alarme); zie ook Ronsard, Le second livre des meslanges. Sonnet IX, 8 (STFM, X, 74) |
91 |
horrible: redoutable Huguet, IV, 502 (s.v. Horrible) |
100 |
trop: très Huguet, VII, 354 (s.v. Trop) |
106 |
feindre: hésiter Huguet, IV, 61 (s.v. Feindre) |
108 |
n'a guerre: récemment Huguet, V, 391 (s.v. N'a gueres) |
109 |
genereux: courageux Huguet, IV, 293 (s.v. Genereux) |
111 |
Deuant Tournay: de stad werd belegerd sinds okt. 1581 en is overgegeven op 29 nov.; zie Van der Essen, a.w., III, 9-35. |
112 |
vers la bresse: door deze inlichting kan Castro's wapenfeit gedateerd worden op 21 nov. 1581: nadat de Spaanse artillerie er in geslaagd was een bres te schieten in de laatste verdedigingsgordel, is op die dag een algemene aanval uitgevoerd; zie Van der Essen, a.w., III, 26. |
114 |
Au mitant: Au milieu Huguet, VI, 289 (s.v. Au mitan)
presse: foule Huguet, VI, 168 (s.v. Presse) |
115 |
lors: alors Huguet, V, 45 (s.v. Lors) |
116 |
senestre: main gauche Huguet, VI, 760 (s.v. Senestre) |
117 |
ponr: lees pour |
118 |
adextre: adroit, habile Huguet, I, 64 (s.v. Adextre) |
120 |
bale: balle Huguet, I, 462 (s.v. Bale) |
122 |
Dont: Par suite de quoi Huguet, III, 251 (s.v. Dont), nl. ten gevolge van deze verwonding |
123 |
soudain: aussitôt Huguet, VII, 44 (s.v. Soudain) |
125 |
deuant: auparavant Huguet, III, 148 (s.v. Devant) |
128 |
espace: vrouwel. subst. Huguet, III, 658 (s.v. Espace) |
129 |
quant & quant: en même temps Huguet, VI, 263 (s.v. Quant et quant) |
130 |
des-grace: malheur Huguet, III, 80 (s.v. Desgrace) en Huguet, II, 761 (s.v. Degrace) |
132 |
la poulce: le pouls Huguet, VI, 108 (s.v. Poulse) |
133 |
Dont: zie 122 |
| |
| |
|
fut: lees fit |
135 |
le relief: ‘l'action de se relever’ Huguet, VI, 463 (s.v. Relief); hier: het omhoogsteken van het vaandel (men denke de komma na relief weg) |
138 |
Charité: de dichter richt zich dus tot een der drie Gratiën of Charites, die hem moet aangezet hebben De Castro te bezingen; voor de uitspraak van de misleidend gespelde uitgang -ité zie men het voorgaande rijmwoord pre-ditte (136); in geen geval is charité (= naastenliefde!) bedoeld. |
141 |
factz: lees faictz |
147 |
Loethes: zie apologie 138 |
151 |
S': Si; men gebruikt nog dikwijls de oude vorm se, waarvan de e voor een klinker wegvalt Huguet, VI, 789 (s.v. Si) |
154 |
broze: lees bronze
quiure: airain Huguet, II, 677 (s.v. Cuivre) |
158 |
Gist: Est couché Huguet, IV, 308 (s.v. Gesir)
par-my: dans Huguet, V, 640 (s.v. Parmy) en Huguet, V, 539 (s.v. Parmi) |
161 |
blancissant: blanc Huguet, I, 595 (s.v. Blanchissant); zie voor de Cigne blancissant wonsel 263 |
162 |
Qu': Qui Huguet, VI, 269 (s.v. Que) |
163 |
chaut: lees chant |
168 |
Dessoubs: zie 66 |
176 |
Si que: De telle sorte que Huguet, VI, 790 (s.v. Si que) |
179 |
oultrageux: malfaisant, nuisible Huguet, V, 561 (s.v. Oultrageux) en Huguet, V, 564 (s.v. Outrageux) |
180 |
Jacob vander Mast: zie goossenius 561. De tekst in 180-203 dankt Van der Noot geheel aan deze bewonderaar, wiens kennis der Italiaanse literatuur hieruit wel voldoende blijkt. Uit de compositie ter ere van Dante, die hier in extenso weergegeven wordt, heeft Van der Noot reeds op zichzelf toepasselijke fragmenten opgenomen in het rekwest van 1586 (zie 75-80), nl. 180-188, 190-193, 202-203 (zie Prims 1937, 978-979). |
181 |
voordelijck: voordelig MNW, IX, 922 (Vorderlijc) |
185-186: |
slotregels van Dantes grafschrift door Giovanni dal Virgilio, door Van der Mast wel ontleend aan Boccaccio's Dante-vita; zie Giovanni Boccaccio, Vita di Dante Alighieri. Con Prefazione di G.L. Passerini, Roma, 1884, 40. De tekst komt eveneens voor in Nicolaus Reusner, Icones sive Imagines viuoe, literis Cl. Virorum..., Basileae, 1589, A8r. |
188 |
Gabriel Symeon: zie grammay 117 |
|
|