| |
Scholier (1590-1591)
Ontstaan
Dit vel is bestemd voor de ontwikkelde Antwerpse koopmansstand. De teksten waarin de geëerde personages rechtstreeks toegesproken worden, zijn dan ook integraal in het Nederlands, zelfs met gebruikmaking van retoricale elementen (acrostichons!) om de smaak van dit publiek tegemoet te komen. Van der Noot heeft er eveneens zorg voor gedragen om enkele lofdichten in te lassen, geschreven te zijner ere door Antwerpse vooraanstaanden, met name door Caspar Barlaeus en Michaël van der Haeghen. Aan de poëtische correspondentie tussen deze laatste en Van der Noot wordt dan ook - en wel terecht - een opvallende plaats toebedeeld.
| |
Inhoud
- | Gedicht voor Chrisostomus Scholier en diens echtgenote (6-37)
De auteur prijst de standvastigheid in tegenspoed, een deugd waarvan Scholier blijk gegeven heeft, zodat God hem hiervoor zichtbaar beloond heeft in zijn kinderen. |
- | Aan de dochters van dit zelfde echtpaar (44-72)
Verwijzend naar het voorbeeld van de drie bijbelse heldinnen, wier naam zij telkens dragen, zet Van der Noot hen aan om een vroom en deugdzaam leven te leiden. |
- | Latijns lofdicht van Michaël van der Haeghen (178-185)
Verkorte versie van sterckheyt 142-155. |
| |
| |
- | Latijns lofdicht van Caspar Barlaeus (189-194)
Zie maes 121-126. |
- | Sonnet van Michaël van der Haeghen aan Van der Noot (199-212)
Nederlandse bewerking van het Latijnse gedicht door dezelfde auteur: de edele geest wordt door tegenslag niet ontmoedigd: zoals de dadelboom richt hij zich telkens weer ongebroken op. Evenals de natuur der dieren nooit verandert, zo ook blijft de deugdelijke mens zichzelf. |
- | Antwoord hierop (216-229)
Van der Noot beaamt deze zienswijze met aanwending van een deel van dezelfde woordenschat als zijn lofdichter. Tevens omschrijft hij door middel van antitheses heil en nadeel van voor- en tegenspoed. |
- | Epigram aan Hendrik vander Borcht en Petronella van Achterhout (233-244)
Van der Noot neemt hen op in de PW omdat zij een lichtend voorbeeld van deugd zijn te midden van deze doorslechte wereld. |
- | Ode voor Willem van Wamel en zijn vrouw (298-313)
Lofzang op de echtelijke liefde, waarvan de hier vermelde echtgenoten een fraai voorbeeld vormen. |
| |
Bronnen
186-196 |
= |
maes 119-132 |
222-223 |
= |
Alciati, 177-178 |
| |
Varianten
Tegenover maes zijn geen varianten aangetroffen.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Veursinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich)
Chrisostomus Scholier (†Antwerpen 6 jan. 1617)
Zoon van Petrus de Oude (†1582) en van Catharina de Deckere (†1598) (zie voor hun overige zonen scholiers 2 e.v.). De familie stamt uit Nürnberg en heet er Schuller. Chrisostomus behoort tot de grootste Antwerpse kooplieden: op 29 apr. 1574 betaalt hij 400 pond Art. in de lening voor de Spaanse soldaten, en in 1579 moet hij in vennootschap met de weduwe Nuyts 200 gulden per maand opbrengen in de lening van 52.000 gulden. Op 22 juni 1579 wordt hij benoemd tot ‘Polycymeester’, belast met het toezicht op de verkoop van levensmiddelen; hiervan wordt hij ontslagen op 18 juli, maar in ruil krijgt hij het ‘toezicht ende administratie van de ammonitie deser stadt’, waarvoor hij op 3 okt. de eed als keurmeester aflegt. Op 26 jan. 1581 volgt weer zijn aanstelling tot ‘Policymeester’. Een jaar later blijkt zijn katholieke overtuiging: op 4 apr. 1582 loopt hij een boete van 100 gulden op wegens weigering de eed af te leggen als ‘gecommitteerde tot beneficieren vande geestelycke goeden’. Dit belet niet dat hij van 13 apr. 1583 tot 21 juni 1584 kapitein van de burgerlijke wacht is onder kolonel Louis Malepart. Kort nadien verlaat hij de stad, zodat hij op 23 aug. 1584 ingedaagd wordt. Na 1585 blijft hij als koopman bedrijvig. In 1589 is hij aalmoezenier. Na de dood van zijn broer David (†1596, zie scholiers 19) zorgt hij voor de opvoeding van diens zoon Peter.
Hij is gehuwd met Anna Smidts (†23 jan. 1604).
Lit.: AA, IV, 169; V, 302, 337; XV, 84, 410, 424, 449; XVI, 58; XVII, 401 noot 1; XVIII, 216; XXII, 228; XXIV, 355; XXVI, 232, 251; AA, 2de reeks 2 (1927), 208; Brulez, 118; Butkens, II, 511; Francis de Decker, ‘Généalogie van der Goes’, in Tablettes du Brabant V (1963), 23, 27, 30; Diercxsens, III, 664; Grafschriften, I, 286; Peter Heyns, Spieghel der werelt, Antvverpen, 1583, +4v; Jubilé, 58; Jacobus Le Roy, Notitia marchionatus Sacri Romani Imperii, Amstelaedami, 1678, 105; Papebrochius, IV, 342; Floris Prims, Antwerpiensia VII, 229; Vermeylen, 168 (858) noot 9. |
| |
| |
2 |
Aelmoesenier: zie aelmoesseniers 2 |
3 |
Anna Smidts: †Antwerpen 23 jan. 1604; zie De Decker, a. art., 23; Grafschriften, I, 286.
Veurletternaem: een purisme, niet in de woordenboeken: een naam, gevormd door de voorste letter van de beginwoorden der verzen in een strofe. |
6 |
wederspoetdt: lees wederspoedt |
7 |
Scholiren: vb. van distinctio, een stijlfiguur die door Van der Noot veel gebruikt wordt; zie titelvel 1593-1594 52. |
8 |
Redene: het vermogen tot onderscheiding van goed en kwaad WNT, XII, 3de stuk, 811 (s.v. Rede)
heur verfraeyen: zich verheugen MNW, VIII, 1720 (s.v. Verfraeyen) |
14 |
heur...draghen: zich...gedragen WNT, III, 3240 (s.v. Dragen)
recht: zoals het zijn moet WNT, XII, 3de stuk, 488 (s.v. Recht) |
16 |
Vander Noot een Deughdt: zie opmerking bij 7 |
18 |
onspoedts: tegenspoed WNT, X, 1792 (s.v. Onspoed) |
19 |
wederspoedigh: onfortuinlijk MNW, IX, 1975 (s.v. Wederspoedich)
blamen: te schande maken WNT, II, 2779 (s.v. Blamen); nl. van de zijde der schyn-vrinden (20) |
22 |
ontbinden: ontvouwen WNT, X, 1815 (s.v. Ontbinden) |
26 |
Recht: zie 14
slimme: oneerlijke WNT, XIV, 1774 (s.v. Slim)
treken: bedriegerijen WNT, XVII, 2282, 2283 (s.v. Treek) |
27 |
verpachten: beschikken over MNW, VIII, 2241 (s.v. Verpachten) |
31 |
vromen: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome)
Dochteren: dit woord en vruchten (33) gelden tevens als aankondiging van het volgende gedicht. |
32 |
drymaels: zij hebben immers drie dochters. |
34 |
Vreughdt en Deughdt: zie titelvel 1593-1594 37 |
35 |
vromen: flinkheid MNW, IX, 1404 (s.v. Vrome) |
37 |
Syneu: lees Synen
Vadeerlijck: lees Vaderlijck |
40 |
Caterina Scholiers: zij huwt met Jan van der Goes op 17 feb. 1579; zie De Decker, a. art., 23.
Jan Vander Goes
Oudste zoon van Peter (oAntwerpen 1518 †12 dec. 1586) en van Alexandrina Balbani (oAntwerpen 1525 †1 okt. 1605). Zijn ouders zijn gehuwd te Antwerpen op 25 dec. 1543. Jan is tapissier zoals zijn vader. Op 17 feb. 1579 huwt hij Catherina Scholiers. In 1582 leent hij tapijten aan de stad om Anjou waardig te ontvangen. Op 26 sep. 1584 verblijft hij niet meer in Antwerpen en hij wordt dan ook ingedaagd. Na aug. 1585 is hij natuurlijk vlug teruggekeerd. Op 10 dec. 1587 verontschuldigt zich de Antwerpse magistraat bij Cosmo Masi (zie tassis 90) omdat zijn verzoek, Van der Goes te ontslaan van het aalmoezenierschap, niet kan ingewilligd worden. Hij wordt dan ook effectief aalmoezenier samen met Melchior van den Cruyce (aelmoesseniers 6). In de periode 1589-1594 drijven Jan en Hendrik van der Goes handel op Venetië. Bij de herinrichting van de rederijkerskamer De Olijftack wordt hij prins van de kamer. Van der Goes leeft nog in 1621 en is dan heer van Bautersem en Pluyseghem.
Lit.: AA, IV, 185; XVI, 357; XVII, 404 noot; XXIV, 362; AA, 2de reeks 6 (1931), 131; Brulez, 549; De Decker, a. art., 16, 23; Francis de Decker, ‘La Famille Charles d'Anvers’, in Tablettes du Brabant III (1958), 330-331; Diercxsens, III, 667; Herckenrode, 830-831; Jubilé, 58; Van den Leene, 24 *3r; Prims, VIII, 4de boek, 49; Floris Prims, Antwerpiensia VII, 230. |
41 |
Sara Scholiers: op 16 jan. 1620 koopt zij, als weduwe van Jan van Lemens, de heerlijkheid Brecht. Zij overlijdt op 19 nov. 1645; zie Grafschriften, I, 286; Le Roy, a.w., 350. |
| |
| |
|
Jan van Lemens (Le Mens) († Antwerpen 6 okt. 1604)
Reeds in 1559 wordt hij gesignaleerd als koopman in zijde, een bedrijvigheid die hij nog uitoefent in de periode 1589-1594. Hij is verwant met de familie Van der Goes, want op 4 nov. 1588 is hij als peter aanwezig, samen met Maria van der Goes, bij het doopsel van Peter van der Goes, zoon van Jan de Oude. Jan van Lemens rust met zijn vrouw Sara Scholiers in dezelfde grafkelder als Chrisostomus Scholier(s) en Anna Smidts.
Lit.: AA, 2de reeks 6 (1931), 131; Brulez, 18, 525, 549; Francis de Decker, ‘Généalogie van der Goes’, in Tablettes du Brabant V (1963), 34; Id., ‘La Familie Charles d'Anvers’, in Tablettes du Brabant III (1958), 331; Grafschriften, I, 286; Le Roy, a.w., 350. |
42 |
Susanna Scholiers: nadien echtgenote van David de Lange (begraven 15 dec. 1626). Zij is overleden vóór 14 okt. 1638 (Grafschriften) of na 25 aug. 1639 (De Decker); zie De Decker, ‘Généalogie van der Goes’, in Tablettes du Brabant V (1963), 25; Grafschriften, II, 50. |
45 |
C Atarina gheleerdt: Catharina van Alexandrië, een der meest gevierde heiligen, zou de marteldood gestorven zijn in de 4de eeuw. Zij is de patrones der wijsbegeerte; zie De katholieke encyclopaedie, VI, 937-938 (J.v. Rooij) |
46 |
Aendachtelijcken: vroom WNT, Suppl. I, 37 (s.v. Aandachtelijk)
duchten: nl. voor de foltering |
47 |
uwen: van Caterina Scholiers |
50 |
sinnen: verstand MNW, VII, 1129 (s.v. Sin) |
53 |
Sara: de vrouwelijke hoofdpersoon van het boek Tobias; zevenmaal worden haar kandidaat-echtgenoten door de demon Asmodeus gedood; Tob. 3:7-8 |
55 |
Raphael: overtuigt Tobias om te huwen met Sara; Tob. 6:11-22 |
56 |
staet: nl. van het huwelijk WNT, XV, 215 (s.v. Staat) |
57 |
Susanna: de kuise heldin van Dan. 13
versocht: aangevallen MNW, VIII, 2499 (s.v. Versoeken)
schalken: gewetenloze personen, schelmen WNT, XIV, 228 (s.v. Schalk) |
58 |
welcker boosen: gen. mv. bij raedt |
59 |
Sunderlingh: Op een buitengewone wijze MNW, VII, 2430 (s.v. Sunder) en MNW, VII, 1554 (s.v. Sonderlinge)
vonden: scherpzinnige gedachten MNW, IX, 909 (s.v. Vont) |
62 |
Nar: lees Naer: overeenkomstig WNT, IX, 1382 (s.v. Naar, na)
van machten: uit de kracht van zijn gezag WNT, XVIII, 392 (s.v. Van) en WNT, IX, 72 (s.v. Macht) |
63 |
landouwe: streek WNT, VIII, 1024 (s.v. Landouw); ook in goossenius 411 |
66 |
vrome: zie 31 |
67 |
Maghen: verwanten WNT, IX, 3 (s.v. Maag) |
71 |
Rustighlijc: mooi, fraai WNT, XIII, 1919 (s.v. Rustiglijk) |
94 |
patte: lees parte |
113 |
pui: lees piu |
142 |
donde: lees donne |
144 |
Aumonir: lees Aumonier |
153 |
temeraritez: caprices Huguet, VII, 201 (s.v. Temerité) |
155 |
De opsomming van deze auctoritates wijst op één zelfde bron. Voor Seneca kan men denken aan De remediis fortuitorum liber, IX. Met Plautus kan uiteindelijk diens Trinummus, II, 2, 3-13 (v. 279-290) bedoeld zijn. De uitspraak van Pompeius is overgeleverd in Plutarchus, Vita Pompeii, cap. LXXV. |
157 |
genereux: noble (moralement) Huguet, IV, 292 (s.v. Genereux) |
159 |
profpere: lees prospere |
161 |
ains: mais Huguet, I, 140 (s.v. Ains) |
164 |
merueille: étonnant Huguet, V, 219 (s.v. Ce n'est pas merveille) |
170 |
Michiel Vander Haghen: zie sterckheyt 140 |
| |
| |
|
laspar van Barle: zie maes 132 |
178-183 |
is later geciteerd in sterckheyt 142 e.v., waar de volledige tekst, waarnaar het Nederlands sonnet van Van der Haeghen vertaald is, voorkomt. |
199 |
verkeert: bederft MNW, VIII, 1891 (s.v. Verkeren) |
201 |
gheestigh: begaafd met levendig vernuft WNT, IV, 752 (s.v. Geestig) |
202 |
toeual: tegenspoed, ramp WNT, XVII, 790 (s.v. Toeval) |
203 |
Dadelboom: aangehaald als een bepaalde soort palmboom WNT, III, 2205, 2206 (s.v. Dadelboom); uit Van der Noots antwoord blijkt dat beiden aan een eigenschap van de palmboom denken. |
204 |
perssen: sterk gedrukt worden WNT, XII, 1285 (s.v. Persen)
hem oprecht: zich omhoogheft WNT, XI, 1112 (s.v. Oprechten) en WNT, XI, 1117 (s.v. Oprichten)
victorieus: nl. tegenover de natuurelementen of tegenover de mens, die de kruin van deze boom neerhaalt om zijn vruchten te plukken; men zie de illustratie in Alciati, 177. |
205 |
stantaftich: standvastig WNT, XV, 698 (s.v. Standachtig); het woord bezit nog de oude vorm van het achtervoegsel -haftig, een spelling waarvoor het WNT, I, 753 (s.v. -achtig) verwijst naar Plant. en Kil.
heus: trouwachtig WNT, VI, 714 (s.v. Heusch) |
206 |
onghelnc: lees ongheluc |
207 |
simme: aap WNT, XIV, 1359. Eigenaardig genoeg zijn dezelfde gegevens verwerkt in Otto Venius, Q. Horatii Flacci emblemata, Antverpiae, 1607, 154-155. Op de plaat is o.a. een rijkversierde aap afgebeeld. Als inscriptio fungeert Horatius, Epodi, IV, 6: ‘Fortvna non mvtat genvs’, een vers dat overduidelijk de bron is van het Latijnse gedicht door Van der Haeghen. Venius citeert nog twee verzen van Lampsonius met dezelfde strekking: ‘Caeca foue indignos Fors [sic], vt lubet, at tua dona, ❘ Simia ne maneat simia, non facient’. De behandeling van dit embleem wordt afgesloten met de volgende Nederlandse verzen: ‘Een simme blijft een simme, hoe cierlick die ghecleet ❘ In purper onder 'tvolc, seer fraey, en heerlick vvandert, ❘ Sy houdt altijdt haer aerdt, die nimmer sy vergheet. ❘ Nature oft 'tgheslacht fortuyne niet verandert.’ De auteur van deze regels levert een voorstelling, die wel sterk verwant is met de boodschap van Van der Haeghen. |
210 |
Hy steeckt hem...wt: Hij toont zijn eigen aard MNW, VIII, 1068 (s.v. Utesteken)
haest: snel WNT, V, 1480 (s.v. Haast) |
211 |
ient: mooi WNT, VII, 260 (s.v. Jent) |
216 |
dic: dikwijls WNT, III, 2618 (s.v. Dik) |
217 |
my(: men vervange ( door / |
218 |
Vander Noot: distinctio; zie 7 |
220 |
meer: hieraan correspondeert Dan...(222) |
222 |
Phenix boom: zowel Van der Noot als Van der Haeghen zijn uitgegaan van Alciati, 177-178, Emblema XXXVI: ‘Obdurandum aduersus vrgentia’, waar in de commentaar van Mignault nog allerlei toepassingen van dit beeld gemaakt worden. Merkwaardig is wel de wijze waarop beide dichters hier dit embleem hebben uitgewerkt. Van der Haeghen legt, door de keuze van het woord ‘Dadelboom’ (203), de nadruk op de heerlijke vruchten van de boom, wat overeenkomt met Alciati, 177, v. 3: ‘Fert & odoratas bellaria dulcia, glandes’; Van der Noot gaat zinrijker te werk: hij spreekt over de ‘Phenix boom’, wat de Griekse benaming is voor de palm (φοῖνιξ), maar tevens wordt hiermee gezinspeeld op de legendarische vogel feniks; zie Guy de Tervarent, De la méthode iconologique, Bruxelles, 1961, 32. In navolging van Petrarca en Du Bellay heeft Van der Noot deze mythische vogel tweemaal behandeld in het Theatre (Smit-Vermeer, 202, 223).
hoot: hoofd; Brabantse vorm; zie titelvel 1588 88. |
224 |
groots: aanmatigend WNT, V, 1132 (s.v. Grootsch) |
225 |
weer-spoedt: zie 6; voor de stelling van dit vers, vgl. 20 |
| |
| |
230 |
Venrsichtighen: lees Veursichtighen
Heyndric Vander Borcht
In 1579 moet hij 50 gulden per maand opbrengen in de lening van 52.000 gulden. Onder het calvinistisch bewind verlaat hij Antwerpen in 1584, zodat hij ingedaagd wordt op 29 dec. van dat jaar. Hij moet een knap zakenman geweest zijn, want zijn zoon Adriaan blijkt heer van Elverdynghe, Woensten en Spiere en wordt als dusdanig bij open brieven van 2 mrt. 1633 in de adelstand verheven.
Hendrik van der Borcht is overleden vóór zijn echtgenote Petronella van Achterhout.
Lit.: AA, I, 391; IV, 203; XVII, 411 noot; Grafschriften, II, 446; Van den Leene, 13*4v. |
231 |
Petronella Van Achterhout: zij overlijdt, als weduwe van Hendrik van der Borcht, op 19 mrt. 1632, 76 jaar oud; zie Grafschriften, II, 446; Van den Leene, 13*4v. |
234 |
tuwadrt: lees tuwaert of tuwardt |
240 |
henr: lees heur |
241 |
oyt: steeds WNT, XI, 1 (s.v. Ooit) |
243 |
deughen: lees deughden
tronwe: lees trouwe |
261 |
V.M.: vuestro matrimonio (?) |
295 |
VVillem van VVamel: schoonzoon van Cornelis Grammay (grammay 2) door zijn huwelijk met Jacobijne (grammay 17); zie AA, 2de reeks 3 (1928), 87.
Jacomyne Grammeyen: zie grammay, 2, 17 |
299 |
Hymeneum: Hymen of Hymenaeus, de god van het huwelijk |
302 |
dry-mael: overeenkomstig het aantal redenen, opgesomd in 298. |
303 |
Vau: lees Van |
304 |
hem...wachten: nl. voor het niet ontvangen van wederliefde |
306 |
al noch: nu nog WNT, II, 276 (s.v. Alsnog) |
312 |
v: hoort bij volghende: de generaties die na u volgen |
338 |
vertuenx: lees vertueux |
344 |
l'unanimité: la concorde Huguet, VII, 379 (s.v. Unanimité) |
|
|