| |
| |
| |
Angoni (1592-1593)
Ontstaan
Het publiek dat hier toegesproken wordt behoort exclusief tot de stand der voorname kooplieden. Onder de vier geëerden, aan wie telkens een bladzijde gespendeerd wordt, zijn de buitenlandse handelaars even sterk vertegenwoordigd als de inheemse vooraanstaanden. Waar de plaatsruimte onder de commentaar zulks toeliet, zijn enkele citaten of toelichtende opmerkingen aangebracht; zelfs is een lijstje errata m.b.t. vorige vellen PW opgenomen.
| |
Inhoud
- | Ode aan Francisco Angoni (4-66)
Wee de verachters der dichtkunst! De inspanningen van de soldaat, van de advocaat en van de arts, aardse pracht en praal, worden vergeten, wanneer men geen geld ter beschikking van de dichters stelt. |
- | Ode aan Olympia (144-250)
De dichter smeekt haar zich over hem te ontfermen en hem zo vast te omhelzen als de klimop de populier omstrengelt. Dan zullen zij hun leven lang in trouw volharden en hierna opgenomen worden onder het gezelschap van de goddelijke dichters en hun geliefden in de Elyzeese velden. |
- | Aan Thalia (272-342)
Van der Noot beperkt zich thans tot het prijzen van de tuin, toebehorend aan Michiel Eems. De kwaliteiten van de eigenaar zelf kan hij pas later ten volle uiteenzetten. De tuin is kunstvol aangelegd en beplant met uitgelezen gewassen. Dank zij de fraaie architectuur vormt hij een oase van rust te midden van de drukke stad, zodat Eems er ter dege verpozing vinden kan. |
- | Gedicht voor Nicolas Sivori (391-426)
Nu Sivori's vrouw dit aardse leven voorgoed vaarwel gezegd heeft, vertroost Van der Noot haar echtgenoot met een verwijzing naar de hemelse zaligheid: tegenover het onherbergzame aardse leven geniet zij thans van een serene rust. Zij heeft afscheid genomen, zowel van leven als van lijden; als christen moet men zich daarbij schikken naar de wil van de Vader. Hier op aarde zal de overledene trouwens de onsterfelijkheid verkrijgen dank zij de poëzie van onze dichter. |
| |
Bronnen
12-15 |
= |
Ronsard, Elegie, |
66-68 |
|
(STFM, X, |
303) |
|
20-23 |
|
46-48 |
|
302 |
|
28 |
|
53-54 |
|
133-136 |
= |
apologie 118-121 |
|
144-187 |
= |
Ronsard, A elle mesme, |
1-30 |
(STFM, I, 248-250) |
|
153-160 |
= |
Epitalameon |
|
(Smit-Hellinga, 10) |
|
189-205 |
= |
Ronsard, A elle mesme, |
43-54 |
(STFM, I, |
250-251) |
|
207-223 |
|
31-42 |
|
250 |
|
225-228 |
= |
Vergilius, Aeneis, VI, 656-665 |
|
|
CB, 391-404 (OE, [180]) |
|
229-241 |
= |
Hypnerotomachie, 112r |
|
234-250 |
= |
Ronsard, A elle mesme, |
55-60 |
(STFM, I, 251) |
|
265 |
= |
Jodocus Badius, Familiaria in Terentium prenotamenta, a4r |
|
265-266 |
= |
Vergilius, Aeneis, VI, 660-662 |
|
272-279 |
= |
Magny, Les lovenges dv iardin d'Ennet. Ode, 1-10 (Olivier de Magny, Les odes [ed. Prosper Blanchemain], Lyon, 1876, 181) |
281-288 |
|
31-40 (Magny, Les odes, |
182) |
308-324 |
|
41-60 |
182-183 |
369-380 |
|
A Nicolas Compain, 49-60 |
|
117 |
391-422 |
|
A François Pesloe. Sur la mort d'une sienne soeur, 1-48 |
244-246 |
| |
| |
| |
Varianten
Tegenover apologie 118-121 is in 135 desiuuimus een drukfout gemaakt.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Veursinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich) |
2 |
Francisco Angoni: over dit personage zijn geen gegevens aangetroffen in de geraadpleegde literatuur.
Luquez: naast de Lombarden, Genuezen en Florentijnen vormen de kooplieden uit Lucca de vierde Italiaanse natie te Antwerpen; zie Goris, 71, 80. |
4 |
PJeredes: zie matthias 101 |
5 |
verdacht: bedacht MNW, VIII, 1552 (s.v. Verdacht sijn) |
10 |
deught/met vreughdt: zie titelvel 1593-1594 37 |
12 |
Ruyter: cavalerist WNT, XIII, 1786 (s.v. Ruiter); misschien met de bijbetekenis: militair van hogere rang; zie goossenius 296. |
13 |
veldt: slagveld WNT, XVIII, 1467 (s.v. Veld)
een herde doot: een moeilijke doodstrijd WNT, V, 2155 (s.v. Een harde dood) |
16 |
Clion: het is uiteraard de taak van de muze der geschiedenis om dergelijke heldendaden te memoreren.
macht: lichaamskracht WNT, IX, 70 (s.v. Macht); hier wel: betoonde kracht, moed. |
18 |
ghecryght: oorlog gevoerd WNT, VIII, 241 (s.v. Krijgen) |
20-23: |
vertaling: tevergeefs verleent een advocaat gerechtigheid aan menige onaanzienlijke stakker, overeenkomstig het advies van Bartolus, zonder het recht te verdraaien om het lieve geld. |
20 |
gheeft: de advocaat wordt gunstig voorgesteld door Van der Noot; hierbij neemt hij afstand van zijn voorbeeld, want bij Ronsard staat uitdrukkelijk: ‘Aux despens d'un pauvre homme exerce ton caquet’ (48); zie ook LvB, XXIV-XXV. |
21 |
t'Recht: Recht is lijd. voorw., zowel van buygen als van gheeft (20) |
23 |
Bertol': Bartolus de Saxoferrato (oVenatura 1313 †Perugia 13 juli 1357)
Professor in het Romeinse recht achtereenvolgens te Pisa en Perugia. Door zijn aanpassing van het Romeinse recht aan de behoeften van de praktijk werd hij een der meest invloedrijke juristen van alle tijden. Ook in de Nederlanden heeft zijn werk een grote invloed uitgeoefend; zie De katholieke encyclopaedie, IV, 34 (V.d. Kamp) en Grote Winkler Prins, III, 237-238. Van der Noot heeft deze naam ontleend aan Ronsard. |
23 |
duypen: stakker WNT, III, 3595 (s.v. Duipen) (dit vb. als citaat) |
24 |
Euterpe: muze van het lierdicht |
25 |
Syn roemen: Het verkondigen van zijn eigen roem WNT, XIII, 712 (s.v. Roemen) ghelijck mist en roock: Ps. 101:4 |
28 |
Cruydt kenders: plantkundigen WNT, VIII, 387 (s.v. Kruidkenner); hier wel in de zin van: kenners van geneeskrachtige kruiden.
Cranckt Meesters: geneesheren; afgeleid van WNT, VIII, 98 (s.v. Krankte) en WNT, IX, 423 (s.v. Meester) |
30 |
Phebums: van Apollo (als god der geneeskunde)
medecyn: geneeskunde WNT, IX, 369 (s.v. Medicijn) |
32 |
Apollo: functioneel vermeld, want hij is niet enkel god der dichtkunst, maar tevens beschermer der medici (zie 30). |
33 |
met Atropos venyn: door het vergif van Atropos, door de dood. Atropos is de derde der schikgodinnen, die de levensdraad van de mens doorknipt WNT, XVIII, 1718 (s.v. Venijn) |
42 |
schier: gauw WNT, XIV, 562 (s.v. Schier) |
44 |
Jn somma: Kortom WNT, XIV, 2503 (s.v. In somme)
saen: spoedig MNW, VII, 41 (s.v. Saen) |
47 |
beclyft De weldaedt (48): de weldaad gedijt tot WNT, II, 1603 (s.v. Beklijven) |
| |
| |
52 |
croonen: munten WNT, VIII, 348 (s.v. Kroon)
roodt: van goud, als bepaling bij geldstukken WNT, XIII, 1188 (s.v. Rood) |
55 |
laet: imperat., gericht tot de PJeredes (4) |
57 |
vry Van-: zonder MNW, IX, 1315 (s.v. Vri); de spelling met hoofdletter van het voorz. is bedoeld als zinspeling op de naam van de dichter, een procédé dat in de PW herhaaldelijk toegepast wordt (distinction). |
64 |
als de beste: voortreffelijk; als + lidw. + zelfst. gebezigd adj. = bijw.; zie F.A. Stoett, Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis, 's-Gravenhage, 1923, 76, §116. |
65 |
hoedt: krans WNT, VI, 786 (s.v. Hoed) (dit vb. als citaat) |
67 |
Declaire: Expliquez Huguet, II, 729 (s.v. Declairer) |
70 |
leur: nl. der dichters en der muzen |
78 |
Obliuion: Oubli Huguet, V, 478 (s.v. Oblivion) |
83 |
fauteurs: protecteurs Huguet, IV, 53 (s.v. Fauteur) |
84 |
genereux: noble Huguet, IV, 292 (s.v. Genereux) |
87 |
contraires: ennemis, nl. der deugdzamen en der dichters Huguet, II, 487 (s.v. Contraire) |
130 |
Anconi: lees Angoni |
133 |
Fuit...: zie apologie 118 en de Bronnen aldaar |
135 |
desiuuimus: lees desiuimus |
137 |
Hans Ghoeserie: op 16 okt. 1599 wordt een premie van 100 gulden uitgeloofd voor de ontmaskering van ‘diegene die eenen fameusen geschreven libel over eenen pillaer van de nieuwe Borse, met een koordeken gebonden hebben, tot blammatie van Hans Goosserie, koopman’; zie AA, I, 414. |
139 |
Vroom: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
146 |
rosier: rozelaar WNT, XIII, 1398 (s.v. Rosier)
als d'ele: op een voortreffelijke manier WNT, III, 3776 (s.v. Edel); voor de constructie met als, zie 64 |
147 |
wort groot: in klaarte toeneemt WNT, V, 1044 (s.v. Groot worden) |
148 |
in...: bij het voortschrijden van de dag, naarmate de zon aan de hemel stijgt MNW, VIII, 1842 (s.v. Verhogen) |
150 |
gants: eigenlijk WNT, IV, 252 (s.v. Gansch) |
153 |
d'Leyloof: de klimop WNT, VIII, 1484 (s.v. Leiloof) (zonder uitleg); Smit-Hellinga, 36 |
154 |
voordts cruypt: nl. rond de stam, waarrond hij zich slingert. |
156 |
Abeelboom: populier WNT, I, 603 (s.v. Abeelboom); Ronsard geeft de meer voorkomende vergelijking met klimop en eik. Voor de mogelijke verdere bronnen van dit laatste verwante beeld, zie sueiro 113. Het gebruik van de populier in dit beeld is ontleend aan het Epitalameon; zie Smit-Hellinga, 10, 36. |
164 |
mijnder ghewoone: gemeenzaam met mij WNT, IV, 2120 (s.v. Gewoon) |
173 |
Jn ontrou': nl. tegenover Olympia |
174 |
dief: nl. van de goede naam en eerbaarheid van de eerste geliefde. |
180 |
sterueu: lees steruen |
182 |
d'eruen: de streken WNT, III, 4165 (s.v. Erf) |
183 |
Pluton: Pluto of Hades, zoon van Cronus en Rhea, god van de onderwereld
ghestoordt: vergramd WNT, IV, 1821 (s.v. Gestoord) |
184 |
de Velden der lusten: de Elyzeese velden |
186 |
vroomer: zie 139 |
187 |
Vry: Gerust MNW, IX, 1316 (s.v. Vri) |
189 |
ontdeckt: vertoont, laat zien (ond.: loecht (190)), nl. door het ontbreken van de mist WNT, X, 1827 (s.v. Ontdekken) |
190 |
shoonste: lees schoonste |
203 |
telcmans keure: naar ieders wens WNT, VII, 2930 (s.v. Tot iemands keur) |
208 |
Des Vrueghtydts: Van de lente; zie georges 3 |
| |
| |
209 |
vromen: flinkheid MNW, IX, 1404 (s.v. Vrome) |
211 |
zijns Moeders boomen: de mirtebomen; zie OE, [139], r. 5 |
213 |
verstaen: in ons opnemen MNW, IX, 8 (s.v. Verstaen) |
217 |
ghebloidt: in bloei staande WNT, IV, 430 (s.v. Gebloeid) |
219 |
den: dan
vernoidt: verveelt MNW, VIII, 2214, 2212 (s.v. Vernooyen) |
221 |
elementen: de gelegenheden waarbij men zich het best kan uiten WNT, III, 4065 (s.v. Element) |
228 |
aldernaest heur: hun, nl. de poëten, het meest nabij WNT, IX, 1389 (s.v. Naast) |
229 |
Medt...vrindinnen: dit komt niet meer voor bij Vergilius, maar Van der Noot kan zich geinspireerd hebben op de schildering van Cythera in de Hypnerotomachie, 112r: ‘...ie ne pensoie pas qu'en tout le reste du monde y eust plus de contentement, encores que par les boys, vergiers, & iardins de l'isle, i'eusse veu vne multitude infinie d'autres ieunes hommes & damoyselles, passer le temps a chanter, danser, deuiser, lire histoires & liures d'amours, autres faire des comptes, ou iouer d'instrumens de musique, plusieurs aussi sentr'accoller, & cueuillir des fleurs a poignees’. |
236 |
stede Hebben (237): een plaats innemen WNT, XV, 905 (s.v. Stede hebben) |
237 |
ghetal: veelheid (latinisme) WNT, IV, 1831, 1832 (s.v. Getal) |
240 |
sonder hoonen: in oprechtheid WNT, VI, 1064 (s.v. Zonder hoonen) |
244 |
hier bouen: omhoog, in de hemel WNT, VI, 737 (s.v. Hierboven); deze voorstelling stoelt op Plato, Phaedrus, 249-250. |
246 |
Gheschickt: Voorbeschikt WNT, XIV, 643 (s.v. Schikken) |
256 |
toe ghedaen: gunstig gezind tot WNT, XVII, 451 (s.v. Toegedaan) |
259 |
antiquement: met elementen, ontleend aan de oudheid (nl. de voorstelling der Elyzeese velden volgens Vergilius). |
262 |
ensemble: avec Huguet, III, 479 (s.v. Ensemble) |
265 |
In...: deze zin van Badius vindt men reeds geciteerd in de aantekeningen bij apologie 410. Men bemerke Van der Noots combinatievermogen, die de verzen van Vergilius laat voorafgaan door een toelichting, zogezegd uit eigen koker, maar in werkelijkheid geheel ontleend aan Badius. |
267 |
Thalia: de muze van het blijspel wordt voorgesteld met een thyrsusstaf en een klimopkrans. Deze attributen brengen haar, onder alle muzen, nog het meest in verband met het hierna bezongen onderwerp. |
268 |
Michiel Eems
Hij is een aanzienlijk koopman in hop. Op 27 juli 1579 tekent hij als deken van de gilde een transactie i.v.m. kolonel Stewart (stevart 1). Op 13 nov. 1579 wordt hij aangesteld tot ‘Ca piteyn van het Sant’ in de stedelijke militie, wat hij blijft tot 4 apr. 1582. Tijdens het beleg van Antwerpen wordt hij in 1584 als ongeoorloofd afwezig gemeld. Naderhand blijkt dat hij in die periode te Amsterdam hop ingekocht en nadien te Dordrecht en Heusden het verloop van de markt nagegaan heeft. Eems is gehuwd met Janneken Janssens en heeft drie zonen: Peter (zie NNBW, IX, 226). Tobias en Michiel de Jonge.
Lit.: AA, IV, 168, 170, 172-173; V, 341; XV, 383, 468; XVI, 96; XXIV, 355; Diercxsens, III, 664.
Juffrou: vrouw van aanzienlijke stand WNT, VII, 496 (s.v. Juffrouw)
Joanna: zie de aantekeningen bij Michiel Eems zelf. |
273 |
vromer: zie 139 |
278 |
bewysen: nl. van de voortreffelijkheid van deze tuin. |
281 |
Sijn: nl. van Michiel Eems
vromigheydt: geestkracht MNW, IX, 1411 (s.v. Vromicheit) |
282 |
tydt: een bekend excuus bij Van der Noot |
284 |
bevrydt: behoed WNT, II, 2362 (s.v. Bevrijden) |
| |
| |
285 |
van bouen: uit de hemel |
288 |
Slechts zijnen Hof: uit de correspondenties van Lipsius en Torrentius blijkt duidelijk dat horticultuur een geliefde ontspanning was in hun milieu. Het uitwisselen van zaden en planten is een vast onderdeel van de vriendschapsbetuigingen. |
290 |
daer...: waarvan wij veel werk maken, die wij uitvoerig prijzen WNT, III, 4402 (s.v. Veel feestes maken van) |
294 |
deurmaeckt: doorsneden WNT, III, 3009 (s.v. Doormaken)
galeryen: zuilengangen WNT, IV, 164 (s.v. Galerij); vgl. de plaat in OE, [171]. |
297 |
bat: beter WNT, II, 1066 (s.v. Bat) |
301 |
mate: de vereiste afmeting WNT, IX, 58 (s.v. Maat) |
304 |
Oraingers: leenwoord uit het Frans (oranger)
Olympien: leliën; zie sueiro 101 |
310 |
vertroosten: hier: leven schenken |
311 |
ghereedt: bereidwillig WNT, IV, 1645 (s.v. Gereed) |
315 |
ghestildt: tevredengesteld WNT, XV, 1702 (s.v. Stillen) |
321 |
Medt...: een bepaling, aansluitend bij bewaerdt (318)
Cruydthouen: moestuinen WNT, VIII, 394 (s.v. Kruidhof) |
322 |
Huysen: tuinhuisjes WNT, VI, 1240 (s.v. Huis) |
330 |
dicsten tydt: het meest WNT, III, 2617 (s.v. Dik) |
336 |
trock: tot bloei bracht door een speciale behandeling WNT, XVII, 2482 (s.v. Trekken) wt den rouwen hoeck: uit de vroegere onbebouwde, woeste toestand
rouwen: onbewerkt WNT, XIII, 1507 (s.v. Rauw) |
340 |
ghebloydt: zie 217
claer: bijw. bij het ww. sien (339) |
342 |
ouer duysent Jaer: nl. dank zij deze schildering door Van der Noot. |
365 |
quare: lees quatre |
367 |
De Bockstede: eigenlijk ‘Boeksteeg’, in 1876 verbreed tot ‘Nationalestraat’; zie Flor. Prims en Mich. Verbeeck, Antwerpsch Straatnamenboek, Antwerpen, 1938, 52, 223-224.
De Schuytstrate: voor ‘Schoytestraat’; zie Prims en Verbeeck, a.w., 286.
De Bomgardtstrate: de ‘Boomgaardstraat’ bestaat inderdaad (Prims en Verbeeck, a.w., 56), maar een blik op het Antwerps stadsplan volstaat om te besluiten dat Van der Noot in feite de ‘Bogaerdestraat’ (Prims en Verbeeck, a.w., 53) bedoelt.
En Sint Jans strate: in 1514 wordt de St.-Jansstraat vermeld als de nieuwe straat bij de ‘Rosier’; in 1920 is de naam veranderd in ‘Aalmoezenierstraat’; zie Prims en Verbeeck, a.w., 152.
Rekening gehouden met de correctie van ‘Bomgardtstrate’ tot ‘Bogaerdestraat’ omsluiten de vier opgegeven straten inderdaad één groot perceel. |
369 |
Combien...: in het citaat van Magny is de tekst slechts op één plaats gewijzigd: in 369 is het oorspronkelijk tweede woord van deze regel (donc) weggelaten, maar ter compensatie is bien nieuw ingelast. |
371 |
Prophetes: voor de groepering bij de poëten, zie ook apologie 388. |
375 |
plus fieres: les plus méchantes Huguet, VI, 42 (s.v. Plus) en Huguet, IV, 98 (s.v. Fier) |
377 |
Voire: Même Huguet, VII, 503 (s.v. Voire) |
381 |
Nota: dit lijstje errata is enkel zinvol, wanneer de PW gebundeld voorkomen; zie Analytische bibliografie. |
383 |
Pelgherom: zie b. de smidt 161
Heldinne: Olympia geniet dezelfde status als de antieke heldinnen Penelope en Corinna en heeft dan ook recht op dezelfde betiteling; voor de keuze van deze aanspreekvorm denke men aan Ovidius, Heroides. |
385 |
Jacob de Sanctecruz: in t'shertogen 63 is het voorzetsel vergeten
Jacob de Schot: zelfde fout in t'shertogen 66 als in 63 |
| |
| |
386 |
Manart: zie crabbe 109
toenaem: familienaam WNT, XVII, 577 (s.v. Toenaam)
qualiteyt: de functie, het ambt WNT, VIII, 694 (s.v. Kwaliteit) |
387 |
Boote: zie crabbe 212
Commissaris van de Viures: ambtenaar, belast met de ravitaillering WNT, III, 2079 (s.v. Commissaris) |
388 |
Nicolas Siuori (†Spanje 1602)
Afkomstig uit Genua. Volgens de inscriptie op het graf van zijn zoon Antonius in de Antwerpse kathedraal zou Sivori afstammen ‘ex priscis S.tae Iuliae Toparchis et Lavaniae Comitibus in Liguria’ (Grafschriften, VI, 262).
Lit.: Grafschriften, II, 103; VI, 262; Herckenrode, Compl., II, 74. |
389 |
Sus: Sur Huguet, VII, 150 (s.v. Sus)
Damoiselle: femme noble Huguet, II, 701 (s.v. Damoiselle)
Clara Spinnola (oca. 1560 †Antwerpen 5 Kal. Sextilis [= aug.] 1592)
Zij stamt uit het geslacht der graven de Mede in Lombardije.
Lit.: Grafschriften, II, 103; VI, 262; Herckenrode, Compl., II, 74. |
391-422: |
Tegenover de tekst van Magny is Van der Noots eigen creatieve inbreng uiterst gering: onze dichter volstaat met de verzen telkens uit te breiden door inlassing van een woord of woorden ten getale van vier syllaben. De rest van het vers - uiteraard afgezien van de oorspronkelijk gebruikte eigennamen - blijft onveranderd. |
393 |
viuement: au vif Huguet, VII, 496 (s.v. Vivement) |
395 |
Parque: Atropos; zie 33 |
396 |
Charon: de veerman, die de schimmen der afgestorvenen over de Styx zet. |
397 |
le fleuue Oubliuieux: strikt genomen begaan Magny en Van der Noot hier een vergissing, want deze omschrijving wordt bij voorkeur voor de Lethe gebruikt, en niet voor de Styx; zie sterckheyt 213.
Oubliuieux: qui fait oublier Huguet, V, 557 (s.v. Oublivieux) en Huguet, V, 477 (s.v. Oblivieux) |
399 |
resouldz toy: console-toi Huguet, VI, 537 (s.v. Se resoudre) |
401 |
marri: irrité Huguet, V, 162 (s.v. Marry) |
402 |
plus doux: bep. bij miel; voor plus, zie 375 |
403 |
fortunée: malheureuse Huguet, IV, 175 (s.v. Fortuné) |
406 |
default: s'éteind Huguet, II, 742 (s.v. Defaillir) |
411 |
vne: la même Huguet, VII, 378 (s.v. Un) |
413 |
vns: zie 411; zij staan er altijd in dezelfde constellatie |
419 |
s'l: lees s'il; ‘On emploie encore souvent l'ancienne forme se...Dans se, e s'élide devant une voyelle’ Huguet, VI, 789 (s.v. Si) |
420 |
souspire: regrette Huguet, VII, 67 (s.v. Souspirer) |
423 |
Eraton: de muze van het minnedicht wordt hier wel vermeld om de standvastige liefde waarvan Sivori blijk geeft bij het betreuren van zijn echtgenote. |
426 |
ores: maintenant Huguet, V, 539 (s.v. Ores) |
|
|