| |
Crabbe (1592)
Ontstaan
Elke pagina van dit vel is praktisch in zijn geheel gewijd aan de lofprijzing van een gezin uit de Antwerpse elite - slechts in 109 wordt een enkeling gehuldigd.
Voor een deel der lofdichten, evenals voor twee sonnetten heeft Van der Noot een hernieuwd beroep gedaan op materiaal dat reeds gepubliceerd was in de PW. Vooral het laatste procédé lijkt vrij bizar: de gedichten, opgedragen aan Lanseloot Boote en zijn vrouw Maria van Bourgondien, worden voorafgegaan door een sonnet voor haar eerste echtgenoot. Zowel dit laatste gedicht als de verzen voor Maria van Bourgondien zelf zijn ongewijzigd hernomen!
| |
Inhoud
- | Epitalameon voor Aerdt Crabbe en Catharina Aernoudts (4-27)
Venus heeft Crabbe van Mexico doen komen om hier te Antwerpen te huwen met Catharina. Juno en Venus, samen met hun begeleidend gezelschap, zitten aan bij de feestdis. |
- | Lofdicht van Jan vanden Perre (101-108)
Als vorst der Nederlandse dichters zal Van der Noot zijn mecenen, die opgenomen zijn in de PW, zeker even veel lof bezorgen als Horatius of Pindarus dit zouden kunnen doen. |
- | Ode aan Jan Manart (112-119)
Vriendschap en deugd tussen mensen onderling sterven af. Enkel de weldaden, die men de dichters bewijst, bezorgen eeuwige lof. |
- | Lofdicht van Jan de Maes (152-165)
Zie voorwerk 1580-1581 105-118. |
- | Lofdicht van Walraven van Schoonveldt (169-182)
Zonder de bijstand van Apollo blijft alle poëzie krachteloos. In het tegenovergestelde geval echter is de onsterfelijkheid gewaarborgd, zoals blijkt uit het voorbeeld van Pindarus, Horatius en Van der Noot zelf. |
- | Latijnse (184-189) vertaling door Jacob Roelandts Jun. van een Grieks lofdicht door Winandus Catharinus Palaeopolitanus en Nederlandse (190-193) toelichting daarbij
Zie goossenius 69-74 en 78-81. |
- | Sonnet voor Jan van Asseliers (198-211)
Zie liefvelt 181-194. |
- | Sonnet voor Lanseloot Boote (215-228)
Poëzie wordt slechts door een minderheid ten volle geapprecieerd, onder wie de hier genoemde. |
| |
| |
- | Sonnet voor Maria van Bourgondien (233-246)
Zie liefvelt 198-211. |
- | Ode voor François Sweerdts (283-344)
Aardse strevingen en genietingen laten het hart onvoldaan. De muzen echter storten hun dienaren de deugd in, een feit waarover Van der Noot zich verheugt in de dichtkunst die hij sinds zijn jeugd beoefend heeft. Ook Sweerdts is met kunst en deugd begaafd, zodat Minerva hem in deze bewogen tijden toch de innerlijke rust schenkt. |
- | Epigram voor de zonen van de voornoemde (348-355)
Omdat zij de levenswandel van hun vader geheel navolgen, mag hij evenzeer op hen trots zijn als zij op hem. |
| |
Bronnen
87-88 |
= |
Ronsard, Contre les avaricieus, 13-14 (STFM, I, 184) |
150-165 |
= |
voorwerk 1580-1581 103-118 |
183-189 |
= |
goossenius 67-74 |
190-193 |
|
78-81 |
195-211 |
= |
liefvelt 177-194 |
229-246 |
|
195-211 |
| |
Varianten
Tegenover voorwerk 1580-1581 zijn wijzigingen in de woordenschat aangebracht in 153, 158, 164, 165.
De tekst van goossenius is, afgezien van enkele varianten in de spelling, onveranderd overgenomen.
Wijzigingen tegenover liefvelt in 234, 236 (2×), 238.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Aerdt Crabbe
In het begin van de periode 1589-1594 is Arnoud Crabbe correspondent van Pieter Daems (daems 1) te Sevilla. Blijkens 9 zou hij voordien naar Mexico gereisd zijn. Na zijn oponthoud te Sevilla (84) is hij dan bij zijn terugkeer in de Nederlanden ca. 1591-1592 gehuwd. Het is weinig waarschijnlijk dat hij identiek is met de minderjarige ‘Arnoldus Crabbe de Houthevere’ die op 20 sep. 1568 ingeschreven wordt als student aan de Leuvense universiteit.
Lit.: Brulez, 543; Schillings, 744. |
2 |
Catharina Aernoudts: is zij een verwante van Peter Arnouts (euterpe 179)? |
4 |
ERato: Van der Noot richt zich uiteraard tot de muze van het minnedicht. |
8 |
wt der Zee: daarom voert zij het epitheton Anadyomene; deze zinspeling wordt gebruikt om de verdere inhoud van deze strofe. |
10 |
Jndiaensche Zee: eig. de Atlantische oceaan; ‘indiaensch’ afgeleid van ‘Indië’ als benaming voor Amerika WNT, VI, 1550 (s.v. Indiaansch)
Crabbe: zinspeling op de naam van de geëerde, een procédé (distinctio) dat Van der Noot uitentreuren toepast; men denke daarbij aan de krab in zijn embleem voor ‘festinans tarde’; zie titelvel 1580-1581 |
11 |
Liefdeu: lees Liefden |
13 |
in ernste: in werkelijkheid WNT, III, 4204 (s.v. In ernste) |
14 |
gheschickt: voorbeschikt WNT, XIV, 643 (s.v. Schikken) |
16-17: |
het rijmpaar is ontleend aan het Epitalameon (Smit-Hellinga, 6) |
16 |
Charen: geliefden WNT, VII, 665 (s.v. Kaar) |
18 |
Hiemen: Hymen, de god van het huwelijk
Juno: Juno Pronuba als beschermster van het huwelijk |
| |
| |
19 |
sijn...blykelijck: vertonen zich duidelijk WNT, III, 2836 (s.v. Blijkelijk) |
20 |
Citheree: de godin, vereerd te Cythera, Aphrodite (= Venus) |
21 |
Coeston: de gordel van Aphrodite die het liefdesverlangen opwekt, en waarvan Hera (= Juno) dan ook gebruik maakt om Zeus te bekoren (Homerus, Ilias, XIV, 214-351); zie voor de spelling OE, [266] noot bij [162].
vree: genoegen MNW, IX, 1255 (s.v. Vrede) |
23 |
gheraeckt: nl. door zijn liefdespijlen |
26 |
rykelijck: onbekrompen, royaal WNT, XIII, 293 (s.v. Rijkelijk) |
54 |
nnptiale: lees nuptiale |
72 |
assicenza: lees assistenza |
83 |
les Indes: zie 10 |
86 |
de dela: de l'autre côté Huguet, II, 766 (s.v. De delà)
dela la: lees dela de la
Tercera: Terceira, een der eilanden van de Azoren |
87 |
trop chargée...: men denke aan het belang van Chrysea en Argirea in CB/Abr. |
92 |
debonnaire: généreuse Huguet, II, 718 (s.v. Debonnaire) |
94 |
Gentil: noble (moralement) Huguet, IV, 301 (s.v. Gentil) |
96 |
amouteux: lees amoureux |
97 |
lespoux: betekent hier wel ‘verloofde’ tegenover mari (98); vgl. Lat. Sponsus Forcellini, V, 610 (s.v. Sponsus) |
100 |
Jan vanden Perre
Griffier van het hof van Brabant. In 1586 wordt hij aanvaard in het Brusselse geslacht Sweerts. Hij is gehuwd met Agnes Martini, dochter van Gillis.
Lit.: Butkens, Suppl. I, 133; Nicole Decostre, Henry-Charles van Parys, José Anne de Molina, ‘Les registres du lignage Sweerts. Admissions et résolutions’, in Genealogicum belgicum 5 (1964), 84 noot 119.
Hij mag niet verward worden met een naamgenoot (†Antwerpen 29 mei 1610), klerk van de secretarie en rentmeester van de gasthuiskerk. Deze man schijnt echter geen academische graad bezeten te hebben; zie AA, V, 394; XXIII, 96; Grafschriften, IV, 364, 371. |
103 |
vroom: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
108 |
bat: beter WNT, II, 108 (s.v. Bat) |
109 |
Veursienighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich)
Jan Maniart: Jan Manart (zie angoni 386) (†Antwerpen 6 mrt. 1619)
Zoon van Gaspar (†20 aug. 1557) en van Joanna de Jonghe (Junii) (†28 feb. 1591). Hij is een belangrijk koopman en hij wordt door Torrentius herhaaldelijk vermeld i.v.m. geldoverdrachten. Manart is gehuwd met Susanna de Cordes († 7 sep. 1590).
Lit.: Brulez, 488; Goris, 272; Grafschriften, I, 255; Torrentius, II en III, passim. |
110 |
Deken...: de gilde ‘van den ouden voetboghe’ was de voornaamste der gewapende gilden, zoals omstandig uiteengezet in Guicciardini, 78b. |
113 |
saen: snel MNW, VII, 41 (s.v. Saen)
verslenchen: lees verslenschen: verwelken VD, 2231 (s.v. Verslensen) |
117 |
vroom: zie 103 |
122 |
remuneres: lees remunerer |
124 |
Il: cela Huguet, IV, 545 (s.v. Il) |
125 |
prouinces: états Huguet, VI, 236 (s.v. Province) |
133 |
den: lees dan |
138 |
weynich: zie apologie 337 |
150-165: |
zie voorwerk 1580-1581 103-118 |
162 |
iude: lees inde |
166 |
VValrauen van Schoonueldt: men kent enkel een Anthonis van Schoonvelt, medicus en chirurgijn in de periode 1550-1591; zie AA, 2de reeks 7 (1932), 144. De woordenschat van dit |
| |
| |
|
vlot geschreven sonnet is zo nauw verwant met Van der Noots eigen jargon, dat ik in de eerste plaats onze dichter zelf als de auteur ervan wens te beschouwen; zie ook DBE, 215 n.a.v. de bespreking door C. Kruyskamp van Smit-Hellinga in TNTL 71 (1953), 307. |
169 |
besuren: inspanning WNT, II, 2503 (s.v. Bezuren) |
171 |
des Vaders: van Jupiter, vader zowel van Apollo als van de muzen. ‘Van Schoonveldt’ somt hier de verschillende stadia der poëtische bezieling op in correcte volgorde, zoals Ronsard dit had uiteengezet en Van der Noot had overgenomen (zie matthias 95 e.v., chefs 140 e.v.). vermonden: verklaring MNW, VIII, 2165, 2166 (s.v. Vermonden); hier dus: wilsbesluit |
172 |
verkracht: bedorven MNW, VIII, 1948 (s.v. Verkrachten)
kuren: eigenlijk ‘afkeurenswaardige daden’, hier: afbraak, vernieling, zowel door de natuur als door de mens in het verloop van de tijd WNT, VIII, 625 (s.v. Kuur) |
174 |
Dat...: bevestiging van de oude stelling poeta nascitur
t'hoogh: de hemel WNT, VI, 1005 (s.v. Hoog); zie Plato, Phaedrus, 248 |
175 |
heeur: lees heur |
176 |
'talder: lees t'alder |
177 |
Godts Enghel: figuur die vooral in de verhalende boeken van het Oude Testament optreedt ten gunste van Israel; zie De katholieke encyclopaedie, X, 73 (V.d. Born) |
179 |
aen Pindarum...: beide dichters hebben inderdaad gezegevierd over de elementen, opgesomd in 178.
Flaccum: de l staat omgekeerd |
180 |
heuren...: wat tevens een beloning is voor hun geliefden (die door de dichters vereeuwigd worden) |
181 |
Lauren croone: zie apologie 308 |
182 |
en Olympiam: moet eigenlijk na het volgende woord v gedacht worden |
183-193: |
zie goossenius 67-74, 78-81 |
212 |
Lansloot Boot: Lanseloot Boote (zie angoni 387) (†Wezembeek 1625)
Zoon van Jeronimus, heer van Wezembeek en van Elizabeth Cockaert. Hij is jonker, heer van Heystvoirt en buitenschepen van Schelle. Op 13 apr. 1586 wordt hij aanvaard in het Brusselse geslacht Sweerts. Blijkens angoni 387 bekleedt hij in deze periode een belangrijke post in de Spaanse oorlogvoering.
Lit.: Nicole Decostre, Henry-Charles van Parys, José Anne de Molina, a. art., 75 en noot 99 aldaar. |
213 |
quartier: district WNT, VIII, 713 (s.v. Kwartier) |
221 |
d'eertsche slyck: het geld WNT, XIV, 1730 (s.v. Het aardsche slijk) |
222 |
ghehinghen: toelaten WNT, IV, 855 (s.v. Gehengen) |
226 |
vroom: zie 103 |
228 |
doet: imp., verzoek van de dichter tot de PJerides (215) |
236 |
vreughden: lees deughden: een vb. van dittografie, zoals bewezen wordt door vergelijking met liefvelt 201 |
252 |
Assseliers: lees Asseliers |
275 |
Mati: lees Mari |
278 |
orez: lees ornez |
280 |
Francoys Sweerdts (oca 1544 †na 1602)
Hij is een succesvol handelaar in tapijtwerk. Tijdens de Spaanse furie wordt zijn bedrijf leeggeplunderd. In de periode 1576-1577 is hij ‘Pantmeester’ van het tapissierspand. Op 24 feb. 1581 wordt hij aangeduid om kapitein van de burgerwacht te worden in het regiment Pellicorne. In 1584 behoort Sweerdts tot de peiswillers, zodat hij een boete van 300 gulden oploopt. In de periode 1591-1593 is hij ook werkzaam als assuradeur. In 1601 is hij kerkmeester van de St.-Joriskerk en in 1602 aalmoezenier. Hij bezit literaire belangstelling, want hij is lid van de rederijkerskamer De Olijftack. Hij is gehuwd met Geertruida van Os (†1594) en daarna met Isabelle de Sorbroecq. |
| |
| |
|
Lit.: Aa, XVII, 1115; AA, XVIII, 232; XXIII, 115, 117; BN, XXIV, 362; Brulez, 46, 176; P. Génard, ‘La furie espagnole’, in Annales de l'académie d'archéologie de Belgique 32 (1876), 3e série, tome II, 568; Grafschriften, II, xcix, 470; Peter Heyns, Spieghel der werelt, Antvverpen, 1583, 2*r; Jubilé, 59; Papebrochius, IV, 129; Floris Prims, Antwerpiensia VII, 234, 239; Sweertius, 256; Sweertius, Monvmenta, 123; J.B. van der Straelen en P.-T. Moons, ‘Geschiedenis der rhetorykkamer van den H. Geest genaemd Den Olyftak...’, in De Vlaemsche school 9(1863), 18. |
289 |
Cnaghende...: die moet zich gedurig kwellen (in het besef van zijn eigen vergankelijkheid). De uitdrukking komt niet voor in de woordenboeken, maar ‘vleesch en bloedt’, als de lichamelijke essentie, zal hier wel hetzelfde betekenen als ‘hart’ in een verwante uitdrukking WNT, VII, 4478 (s.v. Zijn eigen hart knagen). |
290 |
Dick: Dikwijls WNT, III, 2618 (s.v. Dik) |
294 |
t'suleesch lust brandt: de drift (brandt) van de vleselijke lust WNT, III, 1039 (s.v. Brand) |
295 |
hooghe staten: in 291-295 klaagt Van der Noot een trias aan, waartegen hij zich reeds jaren kant; zie roelandts Bronnen. |
303 |
t's'hemelsch troon: de hemel (pleonasme); ‘troon’ op zichzelf betekent immers reeds ‘hemel’ WNT, XVII, 3238 (s.v. Troon) |
304 |
rusten: innerlijke vrede WNT, XIII, 1875 (s.v. Rust) |
307 |
Ghirigheydt: herhaling van 291-295. |
312 |
ghedaghdt: van dagen WNT, IV, 546 (s.v. Gedaagd); zie 174 en CB, 27-30 (OE, [144] en [264]) |
316 |
Ouder: lees Onder
uvolck: lees vuolck |
320 |
Na...: Overeenkomstig het verlangen der rechtschapenen WNT, IX, 1382 (s.v. Naar, na), MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) (zie ook 103) en MNW, VIII, 2014 (s.v. Verlengen) |
321 |
Den mensch...Den gheest (322): meew. voorw.
in d'eerdtsche pleyn: op aarde WNT, XII, 2514 (s.v. In 't aardsche plein) |
323 |
oognen: lees ooghen; Des ghedachts ooghen staat hier wel voor het waarnemingsvermogen; vgl. WNT, X, 2260 (s.v. Oog)
sy: dees gaue (319), ond. |
324 |
Ver-mompeldt: verhult, verbergt MNW, VIII, 2164 (s.v. Vermompelen); d.i. de poëzie verzacht de harde realiteit, die ons waarnemingsvermogen constateert. |
325 |
steedtst: voortdurend WNT, XV, 925 (s.v. Steeds) |
326 |
werspoedt: tegenspoed MNW, IX, 1975 (s.v. Wederspoet) |
328 |
kenlijck: bekend WNT, VII, 2130 (s.v. Kenlijk) en WNT, VII, 2140 (s.v. Kennelijk) |
329 |
Bat: Meer WNT, II, 1066 (s.v. Bat) |
332 |
Fraucoys: lees Francoys |
333 |
begaedft: lees begaefdt |
335 |
ghelaefdt: aan de Hippocrene |
338 |
iu: lees in
stryden: Minerva is in de eerste plaats de godin van wijsheid en kennis; pas door de vereenzelviging met Pallas Athene is zij tevens godin van het wijze krijgsbeleid. |
339 |
gherust: zonder zich angstig te maken WNT, IV, 1698 (s.v. Gerust); bedoeld wordt wel de innerlijke rust; zie ook Horatius, Carmina, III, iii, 1-8, geciteerd in j. de smidt 186-193. |
342 |
vroomen: zie 103 |
345 |
Francoys: Franciscus Sweertius (oAntwerpen 1567 †aldaar 1629)
Zoon van Frans (280) en van Geertruida van Os. Hij studeert de humaniora te Lier onder Cornelius Curtius en te Antwerpen bij Willem Fabius; daarnaast fungeert Theodorus Dussenius als huisleraar in het gezin Sweerts. Hubert Waelrant (maes 5) is zijn muziekleraar. Zoals zijn vader drijft Franciscus handel, en aldus komt zijn naam voor onder de Antwerpse kooplieden op 20 mrt. 1615. Hij is bekend gebleven dank zij zijn bemoeiingen met de litera- |
| |
| |
|
tuur. Hij correspondeert met de voornaamste geleerden van zijn tijd in onze gewesten, levert een bijdrage in het album van Ortelius en kent ook Van Meteren en Jacobus Colius. Op 24 sep. 1615, wanneer de rederijkerskamer De Olijftack wordt heringericht, krijgt hij de functie van ‘prince van Personagien’. Zijn eigen bewaarde literaire produktie is praktisch exclusief in het Latijn geschreven, ook zijn belangrijk bibliografisch werk, de Athenae belgicae (1628). Zijn belangstelling voor de muziek blijkt uit het feit dat Cornelis Verdonck (maes 6) de Madrigali a otto voci de diversi eccellenti et famosi autori, Anversa, 1596 aan Sweertius opdraagt. Franciscus Sweertius is gehuwd met Suzanne van Erp ca. 1597.
In de PW komen twee Latijnse lofdichten ter ere van Van der Noot voor (stuytelinck 341, helmans 206), die geschreven zijn door Sweertius. Zeer eigenaardig is dan ook in dit verband dat in de Athenae belgicae met geen woord over onze dichter gerept wordt.
Lit.: Aa, XVII, 1115; AA, 2de reeks 2 (1927), 209; Paul Bergmans, ‘La biographie du compositeur Corneille Verdonck (1563-1625). Etude critique’, in Bulletins de l'Académie royale de Belgique. Classe des beaux-arts, 1915-1918, 146-147; BN, XXIV, 362-369, (V. Fris); Aloïs Gerlo en Hendrik D.L. Vervliet, Inventaire de la correspondance de Juste Lipse 1564-1606, Anvers, 1968, 534; Aloïs Gerlo en Emile Lauf, Bibliographie de l'humanisme belge, Bruxelles, (1965), 213; Abraham Ortelius, Album amicorum. Edition facsimile avec notes et traduction par Jean Puraye, in De Gulden Passer 45 (1967), 72r en De Gulden Passer 46 (1968), 57-58; Abraham Ortelius, Epistvlae. Edidit Joannes Henricvs Hessels, Cantabrigiae, 1887, 765, nr. 326; 804, nr. 339; Floris Prims, VIII, 4de boek, 49; Van der Straelen en Moons, a. art., 17. |
346 |
Diderick: († vóór 1642)
In een rekwest van 29 feb. 1600 wordt hij geteld onder de Antwerpse kooplieden. Zijn vrouw, Isabella van der Piedt (sweerdts 2), overlijdt op 4 Kal. Mai. 1608 te Antwerpen, 35 jaar oud. Zij zijn zestien jaar gehuwd geweest en hebben zeven kinderen.
Lit.: AA, 2de reeks 6 (1931), 132; F. Donnet, Genealogische nota's, 1323; Grafschriften, I, 124.
Robrecht: (oAntwerpen 4 aug. 1570 †aldaar 4 juni 1646 [Prims: 1649])
Jongere broer van Franciscus. Hij wordt in de humaniora opgeleid door Willem Fabius en Gilles Schondonck. Hij treedt in de orde der jezuïeten en onderwijst in de colleges te Antwerpen, Kortrijk, Brugge en Douai. Aan de Leuvense universiteit behaalt hij de graad van licentiaat in de godgeleerdheid, en dit vóór okt. 1596. Na zijn vertrek uit de jezuïetenorde wordt hij op 6 mrt. 1609 benoemd tot plebaan van 's-Hertogenbosch, waar hij de kathedraal, die erg geleden heeft van de beeldenstorm, laat restaureren. In 1622 neemt hij er een reeds lang aangekondigd ontslag. Daarop vertrekt hij naar Turnhout, waar hij een prebende van het kapittel heeft bekomen. Op 19 dec. 1625 wordt hij er plebaan van de St.-Pieterskerk; op 17 feb. (Prims: jan.) 1629 volgt zijn benoeming tot subplebaan of pastoor van de O.L. Vrouwkerk te Antwerpen. Bij de splitsing van deze parochie in 1644 (Prims: 17 juni 1639) wordt hij de eerste plebaan van het Zuiderkwartier. Hij staat bekend als een welsprekend kanselredenaar en een vurig bestrijder der protestanten.
Lit.: BN, XXIV, 372-373 (Paul Bergmans); Grafschriften, I, 124; V, 520; NNBW, VI, 1269-1270 (Fruytier); Prims, VIII, 3de boek, 38.
Willem: zie titelvel 1591 12; naast Franciscus is hij dus het tweede lid van dit gezin, dat lofverzen voor Van der Noot geschreven heeft. |
349 |
na...: zoals behoort WNT, II, 2203 (s.v. Naar den betame) |
351 |
Vroomhertigheydt: rechtschapenheid; niet in de woordenboeken, maar afgeleid van Kil., 771 ‘vrom-hertigh’ = probus, integer.
Veursichtigheydt: bedachtzaamheid MNW, IX, 1073 (s.v. Voresichtichheit) |
|
|