| |
| |
| |
Georges (1593-1594)
Ontstaan
Bij de samenstelling van dit vel is Van der Noot tot een zeldzame congruentie gekomen: zowel het aangezochte publiek als de aangereikte verzen vormen onderling één geheel. Het publiek bestaat uit leden van de Portugese natie te Antwerpen, die ten dele zelfs verwant zijn. Alle opgenomen gedichten bezingen de macht van de liefde.
Een laatste handigheid: het afsluitend lofdicht ter ere van onze dichter is van de hand van zijn Portugese bewonderaar Luiz Franco Corréa.
| |
Inhoud
- | De Vrueghtijdt (11-180)
Het ontluiken van de natuur (11-27) maakt de mensen gevoelig voor de liefde (29-45). Venus reist dan ook in triomf door de hemel en doet de natuur en de mensheid opbloeien (47-81). Ook de dichter voelt de smarten der minnepijn: elke uiting van de jeugdige lente vergelijkt hij instinctief met zijn Olympia (83-144). Hij besluit met een oproep tot haar om zich te laten vermurwen (146-180). |
- | Ode voor Francisco Duarte en zijn echtgenote (312-408)
De eerbare minnaars loven Venus, maar die wordt door de dorpers veracht. De godin raadt de geliefden tot een huwelijk binnen hun natuurlijk milieu. |
- | Sonnet voor Francisco de la Barzena en zijn vrouw (496-515)
Lofprijzing van de lichamelijke schoonheid van Olympia, die hem verheugt, meer dan de dageraad. |
- | Sonnet van Luiz Franco (573-586)
Zie goossenius 85-98. |
| |
Bronnen
11-18 |
= |
Ronsard, Chanson en faveur de Madamoiselle de Limeuil, 1-6 |
(STFM, XII, 163-164) |
29-117 |
|
7-72 |
|
164-167 |
119-135 |
|
85-96 |
|
167-168 |
146-171 |
|
115-138 |
168-169 |
272-290 |
= |
Petrarca, Canzone XV, 57-75 (Francesco Petrarca, Il canzoniere con le note di Giuseppe Rigutini. Rifuse e di molto accresciute da Michele Scherillo, Milano, 1918, 272) |
291-308 |
= |
Ronsard, Chanson en faveur de Madamoiselle de Limeuil, 49-54,61-72 |
|
(STFM, XII, 166-167) |
475-476 |
= |
Ovidius, Heroides, XXI, 156 |
|
570-588 |
= |
goossenius 82-100 |
|
| |
Varianten
Tegenover goossenius 85-98 zijn, afgezien van enkele wijzigingen in de spelling, varianten in het vers zelf aangebracht in 581, 582, 585.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Veursinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich)
Georgio Rodrigo Georges: blijkens de commentaar (232) is hij de oudste zoon van Philippe Georges, consul der Portugese natie te Antwerpen. Plantin verzendt boeken naar Spanje en Portugal via deze Philippe Georges; zie Plantin, Corr., IX, 360, 361 noot 3, 364. |
3 |
Vrueghtydt: lente; vertaling van Fr. Printemps; voor de behandeling van dit thema zie men ook enkele vroege liederen van Bredero, geciteerd in Theo Jan Beening, Het landschap in de Nederlandse letterkunde van de renaissance, Nijmegen, 1963, 90-94. |
| |
| |
5 |
bat: beter WNT, II, 1066 (s.v. Bat) |
13 |
verprillen: mooi, fris worden WNT, XII, 4190 (s.v. Verprillen) (dit vb. als citaat)
ten toone: van aanblik WNT, XVII, 1214 (s.v. Ten toon) |
17 |
maghen: bloedverwanten WNT, IX, 3 (s.v. Maag); hier: van edele ouders; toegelicht in 20-21. |
20 |
des Vrueghtijdts: wordt dus mannelijk voorgesteld als vader van Liefde en Tijdt (16), met welke laatste aanduiding het eigenlijke seizoen bedoeld wordt WNT, XVII, 43 (s.v. Tijd) |
21 |
Flora: godin van de bloemen |
23 |
op d'eertssche pleyn: op aarde WNT, XII, 2514 (s.v. In 't aardsche plein) |
24 |
Sephriums: lees Sephirums: van de westenwind |
26 |
bespraeyen: besprenkelen WNT, II, 2081 (s.v. Bespraaien); allusie op het neerslaan van de dauw. |
30 |
ons: meew. voorw. |
31 |
pijnen: verdrietige toestand WNT, XII, 1650 (s.v. Pijn); bedoeld is de winter. |
38 |
worpt: werpt, slingert MNW, IX, 2816 (s.v. Worpen) en MNW, IX, 2288 (s.v. Werpen) |
43 |
d'eerdts aenschyn: het aardoppervlak; afgeleid van ‘uiterlijk’ WNT, I, 295 (s.v. Aanschijn) |
44 |
dick: dikwijls WNT, III, 2618 (s.v. Dik)
medt onlede: bedrijvig WNT, X, 1715 (s.v. Met onlede) |
49 |
Carites: zie voorwerk 1580-1581 125
tot verciren: om geëerd te worden MNW, VIII, 2429 (s.v. Versieren) |
50 |
Coets-wagen: koets WNT, VII, 5013 (s.v. Koetswagen) (dit vb. als citaat); deze voorstelling kan beïnvloed zijn door de afbeelding van Venus op een triomfwagen, zoals gebruikelijk in planeetprenten; zie LvB, XXVI-XXVIII en F. Lippmann, The seven planets. Translated by Florence Simmonds, London..., 1895, 4 en pl. E, V; men vergelijke tevens met de triomf van de liefde, voorgesteld door Cupido, in de Trionfi van Petrarca en in de Hypnerotomachie, 120r-122r. |
52 |
smoel: zoel WNT, XIV, 2182 (s.v. Smoel) |
53 |
heur: aan zichzelf, Venus |
54 |
Ancisen: Anchises, afstammeling van Dardanus en dus lid van het vorstenhuis der Trojanen. De zoon van Anchises en Venus is Aeneas.
boel: minnaar WNT, III, 139 (s.v. Boel) |
56 |
Werwaerdt: Waarheen MNW, IX, 2233 (s.v. Werwaert) en MNW, IX, 1590 (s.v. Waerwert) verhooghen: vreugde, genoegen MNW, VIII, 1845 (s.v. Verhogen) |
57 |
versch: fris MNW, VIII, 2331 (s.v. Versch) |
60 |
Daer: correspondeert met Werwaert (56) als eerste lid |
67 |
palen: gewesten WNT, XII, 21 (s.v. Paal) |
68 |
Olympien: leliën; zie sueiro 101 |
69 |
Genoffelkens: anjelieren WNT, IV, 1571 (s.v. Genoffel) |
70 |
Perck-bloemkens: lelietjes van dalen WNT, XII, 1230 (s.v. Perkbloem) (dit vb. als citaat) pensekens: driekleurige viooltjes WNT, XII, 332 (s.v. Pansee) |
72 |
ghesicht: uitzicht WNT, IV, 2205 (s.v. Gezicht)
pleyn: zie 23 |
76 |
heur: van Venus; zie 58 |
79 |
Jn de stadt van: In de plaats van WNT, XV, 358 (s.v. In de stad van)
vleeschen: gevoelig WNT, XXI, 1718 (s.v. Vleezen) (dit vb. als citaat) |
80 |
wreedt: hard MNW, IX, 2860 (s.v. Wreet) |
81 |
moru: week WNT, IX, 1158 (s.v. Morw) en WNT, IX, 1261 (s.v. Murw) |
90 |
Van...: zelfde opvatting in vrouwen 17-26 en 76-78
dic: zie 45 |
94 |
ten toone: zie 13 |
102 |
Philomela: dochter van Pandion, koning van Athene. Door Tereus, echtgenoot van haar zus- |
| |
| |
|
ter Procne, wordt zij onteerd en verminkt, waarna beide zusters aan Tereus het lijk van zijn zoon Itys als spijs voorzetten. De goden veranderen Tereus in een havik, Procne in een zwaluw en Philomela in een nachtegaal. |
104 |
Thereums: zie 102
quael: minnepijn WNT, VIII, 662 (s.v. Kwaal) |
106 |
vry: voorwaar MNW, IX, 1321 (s.v. Vri) |
108 |
medt...: in overeenstemming met mijn eigen wil WNT, III, 2276, 2277 (s.v. Met iemands dank) |
110 |
hooir: lees hoor |
113 |
som: sommige WNT, XIV, 2504, 2505 (s.v. Som) |
117 |
theurder eer: onberispelijk WNT, III, 3875 (s.v. Ter eere) |
120 |
Lampe: de zon; ‘lamp’ fig. toegepast op sterren WNT, VIII, 962 (s.v. Lamp) (dit vb. als citaat) |
121 |
troosten: nl. na de strenge winter |
135 |
Styrax: welriekende harsachtige stof VD, 1980 (s.v. Styrax) en 1951 (s.v. Storax)
Ambre grijs: grijze amber of ambergrijs, een vettige stof die gevonden wordt in het lichaam van de potvis, en vroeger als reukwerk, specerij en geneesmiddel dienst deed WNT, II, 361 (s.v. Amber) |
139 |
Die...: Die beiden onovertrefbaar zijn inzake...; niet + om + inf. van een ww., met ver- van een bnw. afgeleid, als sterke bevestiging WNT, IX, 1948 (s.v. Niet) |
140 |
ooyt: steeds WNT, XI, 1 (s.v. Ooit) |
141 |
hy: Den Vrueghtydt (138)
cracht: uitwerking WNT, VIII, 46 (s.v. Kracht); zie voorwerk 1580-1581 11 |
144 |
pleyn: zie 23 |
146 |
Goddinne: gezegd tot Olympia |
164 |
Redene: Redelijkheid WNT, XII, 3de stuk, 815 (s.v. Rede) |
166 |
on-sture: zachtmoedig; enkel in Kil., 439 (s.v. On-stuer) verklaard als ‘mitis’; in het WNT, X, 1801 (s.v. Onstuur) niet vermeld in deze betekenis. |
167 |
pleyn: zie 23 |
174 |
vynden: opzoeken WNT, XXI, 636 (s.v. Vijnen) en WNT, XXI, 725 (s.v. Vinden) |
179 |
mot: lees moet |
180 |
mijn licht: dat dan hetzelfde effect moet hebben als de blik van Venus (58 e.v.) |
231 |
genereus: noble (moralement) Huguet, IV, 292 (s.v. Genereux) |
241 |
ses: van Olympia |
243 |
de Pierre: lees Pierre de |
245 |
se: lees ce |
246 |
François Petrarque...: in zijn commentaar (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 188) verklaart Belleau enkel dat Ronsard een tekst van Petrarca navolgt, zonder te specificeren om welke canzone het hier gaat. Wanneer Van der Noot in staat blijkt het bewuste gedicht van Petrarca aan te halen, dan bewijst dit wel zijn belezenheid in het werk van deze auteur. |
249 |
Salusque Lusitano: de auteur noch het citaat heb ik kunnen identificeren. Mogelijk wordt Damian Salucio del Poyo bedoeld. Deze Spaanse auteur (oMurcia) leefde op de grens van de 16de en 17de eeuw. Hij werd geestelijke, verbleef te Sevilla en was vooral bekend als schrijver van toneelstukken; zie Enciclopedia universal ilustrada europeo-americana, XLVI, 1129-1130. |
272-290: |
in de tekst van Petrarca zijn geen andere dan spellingvarianten genoteerd. |
291-308: |
in dit citaat naar Ronsard is één variant aangebracht, die geen loutere wijziging in de spelling betekent: 307 Qui (tegenover Que). |
296 |
vsage: lees visage |
303 |
meine: amène Huguet, V, 203 (s.v. Mener) |
307 |
Qui: voor ‘que’ (lijd. voorw.) Huguet, VI, 286 (s.v. Qui) |
| |
| |
309 |
Francisco Duarte: hij stamt uit een bekend Joods-Portugees geslacht. Op 29 feb. 1600 wordt hij vermeld onder de Antwerpse kooplieden. Zijn zoon overlijdt, 19 jaar oud, op Non. Feb. 1616; zie AA, 2de reeks 6 (1931), 132; Grafschriften, II, 28; IV, 408. |
310 |
Juffrou: vrouw van aanzienlijke stand WNT, VII, 496 (s.v. Juffrouw)
Blanca Georges: blijkens 426 dochter van Philippe Georges; in 1616 wordt haar naam geciteerd als ‘Blanca Nuñez Georgi’; zie Grafschriften, IV, 408. |
313 |
kunsten: kundigheden WNT, VIII, 554 (s.v. Kunst) |
319 |
Vileyn: eerrovend, boosaardig WNT, XXI, 666 (s.v. Vilein) |
322 |
heur: van Venus |
327 |
rauot: braspartij, herrie WNT, XII, 3de stuk, 417, 418 (s.v. Ravot) |
328 |
volghen: in praktijk brengen MNW, IX, 827 (s.v. Volgen) |
329-331: |
vertaling: die als knecht of dwaze meid ook uitvaren tegen hun vertoornde heer; Van der Noot bedoelt waarschijnlijk dat dergelijke lieden (319-321 en 326-328) evenmin ontzag koesteren voor het menselijk (331) als voor het goddelijk (322) gezag. |
329 |
koe: scheldnaam voor een vrouw WNT, VII, 4861 (s.v. Koe) |
330 |
varen toe: uitvaren tegen WNT, XVII, 806 (s.v. Toevaren) |
333 |
sneeft: zondigt WNT, XIV, 2325 (s.v. Sneven) |
334 |
beeft: nl. voor Gods oordeel |
338 |
Na: aansluitend bij 336 betekent het ‘naar’, bij 337 ‘volgens’ |
345 |
Hedonems: in CB/Abr wordt Hedone vertaald als ‘Wellust des vleesch’; zie OE, [140] |
348 |
Beleeft: Liefderijk WNT, II, 1686 (s.v. Beleefd) |
352 |
Recht: Zeer (als versterkend bijw.) WNT, XII, 3de stuk, 496 (s.v. Recht) |
355 |
eestaet: staat van het huwelijk WNT, III, 3789 (s.v. Ee) |
358-359: |
constructie: Sueck Een zijns ghelijc van persoone |
359 |
van persoone: wat het wezen betreft WNT, XII, 1322 (s.v. Persoon) |
361 |
Den (ook in 363, 364, 366): meew. voorw.
aefschen: onbeschofte, lompe WNT, Suppl. I, 2 (s.v. Aafsch)
quant: rare snuiter WNT, VIII, 701 (s.v. Kwant) |
362 |
Diendt: past voor (onderw.: dant) WNT, III, 2532 (s.v. Dienen) (dit vb. als citaat)
quaey: boosaardige WNT, VIII, 634 (s.v. Kwaad) (dit vb. als citaat)
dant: lichtzinnige en slordige meid WNT, III, 2293 (s.v. Dant) (dit vb. als citaat, en in verband gebracht met het woord kwant) |
363 |
boef: overspeler, hoerenloper WNT, III, 66 (s.v. Boef) |
364 |
door: dwaas WNT, III, 2908 (s.v. Door) |
365 |
sloor: onnozele, sullige vrouw WNT, XIV, 1883 (s.v. Sloor) |
366 |
lijs: suffe, onbeduidende, trage vrouw WNT, VIII, 2375 (s.v. Lijs) (dit vb. als citaat) |
369 |
Courtesaen: hofmaker WNT, III, 2159 (s.v. Courtisaan) |
370 |
Courtesane: lichtekooi WNT, III, 2159 (s.v. Courtisane) |
372 |
Swaen: met de bijgedachte van dichter; zie wonsel 107-108 |
380 |
parture: samenvoeging van twee bij elkaar passende personen WNT, XII, 594 (s.v. Parture) (dit vb. als citaat); dit zeldzaam woord komt eveneens voor in Het Bosken; zie Smit-Vermeer, 80. |
385 |
Di...: Die bewijzen te weinig eer aan WNT, VII, 3782 (s.v. Iemand of iets te klein doen) |
393 |
verhief: koos tot uitverkorene MNW, VIII, 1814 (s.v. Verheffen) |
408 |
Godts: zie Gen. 2:24 |
456 |
doui: lees duoi |
470 |
mariagé: lees mariage |
473 |
serche: zeer dikwijls vindt men de oude vorm ‘cercher’ Huguet, II, 242 (s.v. Chercher) |
474 |
conditions: (mv.) manière d'être Huguet, II, 420 (s.v. Conditions)
humeurs: (mv.) karakter, ‘considéré comme résultant de la proportion des humeurs’ Huguet, IV, 523 (s.v. Humeurs) |
| |
| |
475 |
Ovide: Ovidius, Heroides, XXI, 156 |
478 |
proprement: élégamment Huguet, VI, 223 (s.v. Proprement) |
480 |
Ceus...: een ode met deze beginregel komt niet voor in de PW. |
491 |
migniardement: gracieusement Huguet, V, 264 (s.v. Mignardement) |
493 |
Francisco de la Barzena
Zoon van Jan en van Katlijne Adriaenssens van Duvelant. Jan de la Barzena komt voor onder de Antwerpse kooplieden op 29 feb. 1600.
Lit.: AA, 2de reeks 6 (1931), 133; F. Donnet, Genealogische nota's, 63; Goris, 166; Abraham Ortelius, Epistvlae. Edidit Joannes Henricvs Hessels, Cantabrigiae, 1887, 732. |
494 |
Magdalena van Assche: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur |
496 |
Olympien: zie 68 |
497 |
versch: fris MNW, VIII, 2333 (s.v. Versch) |
498 |
gebruyneerdt: gepolijst WNT, III, 1678 (s.v. Bruineeren) (dit vb. als citaat) |
499 |
wyn-brankens: lees wyn-braukens: wenkbrauwen
verheuen: opgewerkt MNW, VIII, 1818 (s.v. Verheffen); zie voor dezelfde woordenschat sueiro 25 |
501 |
vrindelijc: minzaam (bep. bij ooghen) MNW, IX, 1336 (s.v. Vriendelijc) |
502 |
verd' en naer: overal WNT, IX, 1310 (s.v. Veer ende nare) |
504 |
Somma: Kortom WNT, XIV, 2503 (s.v. Somme) |
506 |
bat: zie 5
Dagherardt: lees Dagheraedt |
508 |
eruindinghen: uitvindingen; hier wel bedoeld als ‘lering’ WNT, III, 4228 (s.v. Ervinding) (dit vb. als citaat) |
553 |
migniardement: zie 491 |
556 |
illuminé: éclairé Huguet, IV, 548 (s.v. Illuminer) |
558 |
es: dans les Huguet, III, 577 (s.v. Es) |
566 |
genereus: zie 231 |
588 |
Luys Franco: zie goossenius 100 |
|
|