| |
Vergano (1592-1593)
Ontstaan
Van der Noot richt zich tot drie kooplieden, weliswaar allen uit Italië, maar toch niet behorend tot dezelfde handelsnatie te Antwerpen. Telkens wordt een reeds bestaand gedicht aan het toegespro- | |
| |
ken personage opgedragen. Door toepassing van dit procédé is het in feite Olympia aan wie in dit vel ten volle hulde te beurt valt, want zijzelf wordt steeds bezongen ofwel schenkt zij haar dichter aanleiding tot vreugdebedrijf.
| |
Inhoud
- | Elegie aan Jan Angelo Vergano (4-15)
De dichter verheugt zich om Vergano's behouden aankomst te Antwerpen. Bij deze gelegenheid draagt Van der Noot hem het volgende sonnet op en laat hem hopen op nog meer verzen in de toekomst. |
- | Sonnet voor dezelfde (19-32)
Of Van der Noot nu op het aardrijk leeft, dan wel zal verblijven in de Elyzeese velden bij de overige dichters of in het empyreum, steeds zal het beeld van Olympia hem voor ogen zweven. |
- | Ode aan Olympia (95-154)
Het verloop der jaren, de lange scheiding noch de ongunstige tijdsomstandigheden hebben Van der Noots liefde tot Olympia verflauwd. Hij moet haar prijzen om haar talloze deugden en draagt zijn werk aan haar op, want het beste daarin is hem door God via zijn geliefde geschonken. |
- | Ode aan Jean Vincenti Fossa (222-271)
Een ontmoeting met Olympia heeft de dichter zo verheugd dat hij een feestmaal wil aanrichten in antieke stijl, waarbij zijn meest talentvolle dichterlijke vrienden zullen aanliggen. |
| |
Bronnen
95-101 |
= |
Ronsard, A Cassandre, 1-3 |
|
(STFM, XV, 191) |
232-236, 239-241 |
|
Continvation des amovrs. Sonnet XIII, 1-4 |
VII, 130 |
242-250 |
|
9-11 |
131 |
243 |
= |
Alciati, 705 |
|
252, 262-263 |
= |
Ronsard, Odelette a Corydon, 19-24 |
|
(STFM, VI, 175) |
256-260 |
|
Continvation des amovrs. Sonnet XIII, 5-6 |
VII, 130 |
|
Les Bacchanales ou le...voyage d'Hercueil, 523-534 |
III, 211-212 |
277-278 |
= |
Belleau, commentaar bij Ma Muse estoit blasmée à son commencement |
|
(STFM, VII, 115) (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 128) |
|
279-288, 306-313 |
= |
Belleau, commentaar bij Je veuls, me souvenant de ma gentille amie |
|
(STFM, VII, 130) (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 139) |
|
304-305 |
= |
Ronsard, Continvation des amovrs. Sonnet XIII, 1-2 |
(STFM, VII, 130) |
324-326 |
= |
Lucas d'Heere, Het Ghendsche Helicon en Parnassus, 57-62 (D'Heere, 26) |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Iean Angelo Vergano
Reeds in 1574 drijft hij handel op Londen en Venetië; in 1595 is hij nog steeds werkzaam, ditmaal geassocieerd met Danon of d'Annoni. Tijdens de periode 1596-1597 draagt hij bij tot de versiering van de sacramentskapel in de St.-Jacobskerk.
Lit.: Brulez, 411, 534, 540, 544, 547; Grafschriften, II, 89. |
2 |
Milanoise & Lombarde: de term Lombarden slaat niet enkel op de Lombarden en Piemontezen, maar op alle Italiaanse kooplieden die geld tegen rente uitzetten. Te Antwerpen was hun aantal zeer gering, en de Lombardische natie treedt er nooit als aparte groep op bij feestelijke gebeurtenissen; zie Goris, 72, 74. |
6 |
Thalie: afgebeeld op f 2v |
7 |
Vn: Un homme Huguet, VII, 377 (s.v. Un) |
9 |
docte: Goris, 81 roemt voor een deel der Italiaanse kooplieden te Antwerpen hun ‘éducation humaniste sérieuse’; zie ook roy 19. |
10 |
concluds: je décide Huguet, II, 410 (s.v. Conclure) |
| |
| |
11 |
autrement: een belofte die reeds voorkomt in voorwerk 1580-1581 44-45, en daar ontleend is aan Het Bosken. |
12 |
Sans plus: Seulement Huguet, VI, 42 (s.v. Sans plus) |
15 |
qui: voor ‘que’ (lijd. voorw.) Huguet, VI, 286 (s.v. Qui) |
16 |
veursinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich) |
20 |
weer: hetzij MNW, IX, 1894 (s.v. Weder) |
21 |
Helizeums dal: de Elyzeese velden; uitvoeriger behandeld in angoni 180 e.v. |
22 |
hoogher: in de onmiddellijke nabijheid Gods, in het empyreum; men zie Ext, 1889 e.v. (OE, [109]) |
26 |
gracien: bevalligheden WNT, V, 598 (s.v. Gratie), eerder dan de mythologische gezellinnen van Venus. |
28 |
veel iaer daer na: na zijn terugkeer uit de ballingschap in 1578?
om-gangh dagh: dag waarop de processie uitgaat WNT, X, 225 (s.v. Omgang) |
29 |
bat: meer WNT, II, 1066 (s.v. Bat) |
32 |
my: lees myn |
34 |
es: dans les Huguet, III, 577 (s.v. Es) |
37 |
Brabançon: Brabants voor Nederlands; zie apologie 16 |
39 |
humble: aimable Huguet, IV, 520 (s.v. Humble) |
42 |
ains: mais Huguet, I, 140 (s.v. Ains) |
87 |
Baptiste Siuori: is hij een familielid van Nicolas Sivori (moneglia 248, angoni 388)? |
96 |
d'af-wesen: het verwijderd zijn WNT, I, 1872 (s.v. Afwezen) |
98 |
straffe: strenge WNT, XV, 2090 (s.v. Straf) |
105 |
heur: slaat op 95-98 |
109 |
fonteyne: bedoeld is de Hippocrene. |
112 |
t'hoofdt...: Apollo |
113 |
secreten: zie pruenen 28 |
115 |
Dus: gebruikt tegenover Soo (118) WNT, III, 3673 (s.v. Dus)
want: omdat Kil., 786 (s.v. Want) |
117 |
dieften: diefstal WNT, III, 2525 (s.v. Diefte)
des heilighdoms: van kerksieraad WNT, VI, 463 (s.v. Heiligdom). Van der Noot neemt afstand van de beeldenstorm en de ‘zuivering’ der kerkgebouwen door de hervormden. |
119 |
drijue: bedrijf WNT, III, 3345 (s.v. Drijven) |
127 |
onder...troone: op aarde WNT, XVII, 3239 (s.v. Onder...'s hemels troon) |
128 |
hooghste: meerv. bij die (127) |
133 |
briefde: verkondigde WNT, III, 1346 (s.v. Brieven) |
136 |
wel ghemanierdt: vol respect; afgeleid van MNW, IX, 2104 (s.v. Welgemaniert) |
142 |
Hanghende: als een ex-voto. |
143 |
medt vercloeken: met al mijn durf MNW, VIII, 1921 (s.v. Vercloeken) verwijst voor de intrans. vorm naar Kil.; zie Kil., 712 (s.v. Ver-kloecken) |
144 |
beeldt: deze vergelijking ligt voor de hand wanneer de vrouw door haar schoonheid de indruk geeft van een kunstwerk WNT, II, 1279 (s.v. Beeld) |
145 |
daer inne: in zijn werk |
147 |
gheschickt: voorbeschikt WNT, XIV, 643 (s.v. Schikken); vgl. crabbe 174 en angoni 244 |
155 |
Doctoor: lees Doctor |
158 |
emulateurs: rivaux, adversaires Huguet, III, 383 (s.v. Emulateur)
detracteurs: zie voor dezelfde opsomming sterckheyt 112 |
163 |
dont: à cause de quoi, par suite de quoi Huguet, III, 251 (s.v. Dont) |
167 |
loutrepasse: la plus parfaite Huguet, V, 568 (s.v. L'outrepasse). |
178 |
amaer: lees amare |
194 |
houesti: lees honesti |
196 |
niiguna: lees ninguna |
| |
| |
215 |
Iean Vincenti Fossa
Hij is afkomstig uit Verona en behoort te Antwerpen dus wel tot de natie der Lombarden. Voor zijn broer Franciscus (†4 apr. 1548) laat hij een grafsteen in de Antwerpse kathedraal oprichten. In de periode 1589-1594 drijft hij handel op Londen en Venetië. Nog op 29 feb. 1600 komt zijn naam voor onder de Antwerpse kooplieden.
Lit.: AA, I, 415; AA, 2de reeks 6 (1931), 132; Brulez, 541, 548; Grafschriften, I, 405; Sweertius, Monvmenta, 77-78. |
222 |
Yo: vreugderoep WNT, VI, 2242 (s.v. Io) (dit vb. als citaat) |
223 |
Nepenthe: zie craenmeester 132 |
235 |
Frans: gezegd tot de knecht; zie ook DBE, 235 en noot 2 aldaar, 236. |
240 |
mijn vermeughen: zoveel ik kan MNW, VIII, 2160 (s.v. Al sijn vermogen) |
241 |
By...ghepaerdt: in het gezelschap van WNT, XII, 478, 479 (s.v. Iets paren bij) |
243 |
leyloof: klimop; zie gambrinus 7 en maes 53. Het hoofd van Bacchus wordt met klimop omkranst wanneer hij vertoeft in het gezelschap van Apollo en de muzen; zie Alciati, 705.
wijngaert: wingerd, voor wijngaardranken MNW, IX, 2486 (s.v. Wijngaert) |
244 |
fris van persoone: bloeiend, zonder sporen van verval WNT, III, 4680 (s.v. Frisch)
van persoone betekent hier ‘van wezen, van gedaante’ WNT, XII, 1322 (s.v. Persoon) (dit vb. als citaat), maar dit deel van de uitdrukking kan hier rustig onvertaald blijven. |
245 |
Soo: Zoals MNW, VII, 1445 (s.v. So); voor de bron hiervoor zie 279 |
246 |
besade: bestrooie WNT, II, 2440, 2444 (s.v. Bezaden) (dit vb. als citaat) |
251 |
Haest v: nog steeds gezegd tot Frans (235) |
252 |
Harduyn: François de Harduwijn (oGent ca. 1530 †aldaar 21 okt. 1609)
Zoon van Thomas (†1571) en van Joanna Hauweel (†1556). In zijn jeugd onderneemt hij een studiereis doorheen Frankrijk. Te Parijs, waar hij vrij lang verblijft, komt hij in contact met Adrien Turnèbe, Jean Galland en Jean Dorat (matthias 129). Waarschijnlijk is het overlijden van zijn vader aanleiding geweest om naar de Nederlanden terug te keren. Ca. 1580 is hij te Gent gehuwd met Livina Tayaert; nadien wordt hij deurwaarder bij de raad van Vlaanderen in zijn vaderstad. Op 23 juni 1584 wordt hij, als katholiek, gevangen gezet tot de overgave van de stad aan Farnese. Van 2 jan. 1594 tot 7 jan. 1595 fungeert François de Harduwijn als corrector bij Jan Moretus. Van De Harduwijns Latijnse poëzie zijn enkele oden en elegieën bewaard gebleven. Daarnaast heeft hij Anacreon in ritmisch Nederlands vertaald, een werk dat, enkel in hs. bewaard, tot nu toe onvindbaar gebleven is.
Hij is de vader van de bekende renaissancistische en contrareformatorische dichter Justus de Harduwijn.
Lit.: BN, VIII, 717-719 (Emile van Arenbergh); BT, nrs. 267, 2120; O. Dambre, De dichter Justus de Harduijn (1582-1641), Gand..., 1926, 60-67; Aloïs Gerlo en Emile Lauf, Bibliographie de l'humanisme belge, Bruxelles, (1965), 169; NBW, IV, 398-403 (O. Dambre); Leon Voet, The golden compasses, Amsterdam, (1969-1972), II, 177.
Eigenaardig is wel, dat van deze figuur, die in één adem vermeld wordt met Michaël van der Haeghen (sterckheyt 140), geen enkel lofdicht ter ere van onze dichter bekend is. |
253 |
Vander Haghen: zie sterckheyt 140 |
255 |
Castalide: de bron Castalia op de Parnassus, beschouwd als muzenbron; de uitgang -ide wijst eigenlijk op een adj., zodat Van der Noot voluit ‘Castalidische bron’ had moeten zeggen. |
256 |
wilt: met t, lijd. voorw. van Brenghen (258), is een heildronk bedoeld
heur: aan deze twee uitverkorenen, en wel ter ere van Olympia
neghen reysen: de berekening in DBE, 137 is nodeloos ingewikkeld: de naam ‘Olympia’ telt inderdaad slechts zeven letters, maar men moet bedenken dat Van der Noot hier woordelijk Ronsard vertaalt, wiens geliefde ‘Cassandre’ inderdaad over een voornaam van negen letters beschikt. Van der Noot heeft het bij Ronsard correcte getal onveranderd overgenomen; mogelijk hebben de verdere redenen, uiteengezet in DBE, 137, een rol gespeeld. |
257 |
sonder veysen: gezegd in alle oprechtheid WNT, XVIII, 1412 (s.v. Zonder veinzen) |
| |
| |
258 |
Brenghen: uitdrinken WNT, III, 1286 (s.v. Brengen) |
264 |
wel en vrolijc: zeer vrolijk; met ‘en’ verbonden aan een ander bijw. heeft ‘wel’ de kracht van een bijw. van graad MNW, IX, 2083 (s.v. Wel) |
265 |
gherieft: tevreden; deze betekenis is afgeleid uit WNT, IV, 1669 (s.v. Gerieven) |
269 |
Jck brenght...: Ik breng deze heildronk uit ter ere van u, vrienden, en ter ere van mijn Olympia |
272 |
Declaire: Expliquez Huguet, II, 729 (s.v. Declairer) |
273 |
merueilleusement: extrêmement Huguet, V, 220 (s.v. Merveilleusement) |
277 |
versez...: deze formulering is beïnvloed door de commentaar van Belleau (Ronsard, Les Oevvres, 1623,128): ‘Il escrit ce Sonnet à Pontus de Tyard, homme des plus doctes de nostre temps, & des mieux versez en toutes bonnes discipline’; zie ook Ibid., 174, 179. |
279-288 |
306-313: ontleend aan de commentaar van Belleau (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 139): ‘On peut coniecturer par ce Sonnet qu'il m’ [= Belleau] adresse, qu'il auoit desrobé quelque baiser à sa Dame, & pour en celebrer la memoire, il delibere de s'esgayer, me priant luy faire compagnie. C'estoit la façon des Poëtes anciens en signe de ioye, de s'inuiter à faire bonne chere, & boire autant de fois que le nom de leur Maistresse portoit de lettres, & d'inuoquer leurs noms, & d'espandre du vin sur la terre. Voy le commentaire sur Theocrit. ὁύτω γὰρ εἰωτασι ποιεῖν ἐν τοῖς συμποσίοις, ἄϰρατον λαμβάνειν, ϰαὶ ὀνομάζειν τινας ἐρωμένους ἤ φίλους, ἐπιχεῖν τῇ γῇ, ϰαι φθέγγεσται των φιλτάτων τὰ ὀνόματα...
Attache vne couronne] Pris d'Anacreon: στεφάνους μὲν ϰροταφοιτι ❘ ῥοδὶνους συναρμόσαντες ❘ μεθύομεν ἁβρὰ γελντες.
Chare puer, madeant generoso pocula Baccho, ❘ Et nobis prona funde Falerna manu. ❘ Ite procul durum curae genus, ite labores. Tibulle'. |
282 |
ombrager: couvrir Huguet, V, 512 (s.v. Ombrager)
chefs: têtes Huguet, II, 233 (s.v. Chef); op dit gebruik gaat Richelet - die echter door Van der Noot niet kan geraadpleegd zijn - elders nader in (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 513): ‘Pline liure 21. selon la coustume des anciens qui couronnoient de fleurs leurs verres, & mesme leurs testes, soit à cause que Bacchus est le premier de tous qui s'est couronné, soit que ces fleurs signifient la liberté que les banquets doiuent auoir...ou soit finalement que ces couronnes...seruoient à restraindre & arrester les vapeurs du vin’. |
286 |
leurs: van de geliefden |
299 |
mome: lees nome |
306-307: |
bedoeld is waarschijnlijk een commentaar bij Theocritus, Idyllae, VII, 63-70 |
306 |
ἐρονωμὲνους: lees ἐρωμένους
φλους: lees φίλους |
307 |
ὂνομοθα: lees ὀνόματα |
308-310. |
zie Carmina Anacreontica...edidit Carolvs Preisendanz, Lipsiae, 1912, 34, nr. XLIII, 1-3 |
310 |
μιστύομεν: lees μεθύομεν |
311-313: |
Belleau citeert Tibullus, Elegiae, III, vi, 5-7; zie ook J.D.P. Warners en L.Ph. Rank, Bacchus, Amsterdam, 1968-1971, II, 98. |
314 |
Lalage: vermeld in Horatius, Carmina, I, xxii, 10, 23; II, v, 16. |
315 |
accoustrée: vêtue Huguet, I, 45 (s.v. Accoustré)
es: zie 34
luc: luth Huguet, V, 56 (s.v. Luc) |
318 |
Comedies: Thalia is inderdaad de muze van het blijspel. |
322 |
verthonende: die de rol speelt van; afgeleid van MNW, IX, 159 (s.v. Vertonen) |
329 |
soo volghens: vervolgens
heur: de Poeten (328) |
|
|