| |
Sueiro (1590-1591)
Ontstaan
Afgezien van de medicus Godefroy vander Eyken (102) behoren de geëerde personages tot de welvarende koopmansstand. Enkel twee gedichten lijken speciaal voor het huidig publiek geschreven (105, 212); de resterende stukken zijn telkens door enkele inleidende verzen aan de mecenen van het ogenblik opgedragen. Slechts één lofdicht bezingt Van der Noot zelf.
| |
Inhoud
- | Ode aan Olympia (7-72)
Vooreerst prijst de dichter de lichamelijke bekoorlijkheden van zijn geliefde (7-36), waarna hij heel even haar deugdzaamheid roemt (37-42). De combinatie van deze twee elementen is weinig bemoedigend voor zijn liefdesverlangen, maar toch blijft hij hopen (43-72). |
- | Sonnet voor Vander Eyken en Margarita van Somerghem (105-120)
Zoals Jupiter in de Gouden Eeuw het mensdom gevoed heeft met de vrucht van de eik, zo wil hij ons thans door Vander Eyken verblijden. Evenals de wijnstok de olm omrankt, zo zal Margarita van Somerghem haar echtgenoot omhelzen. |
- | Latijns lofdicht van Henricus Agricola Brechtanus (195-208)
Agricola trekt een parallel tussen Van der Noot en Horatius. De poëtische zegging van beide dichters wordt gelijkgesteld en eveneens het effect van hun werking: Horatius heeft als eerste de Pindarische ode naar Italië gebracht; Van der Noot heeft op zijn beurt de Griekse en Latijnse dichttrant in de Nederlanden ingevoerd. |
- | Gedicht voor Pauwels van Veldtwyck (212-223)
Na een opsomming van de drievoudige werking der dichtkunst belooft Van der Noot hem meer verzen ‘Tot op een ander tydt’ (218). |
- | Apodixen voor Jacques Breyel en Catharina van Veldtwyck (235-269)
Tegenstelling van het lot der lichtekooien tegenover dat der eerbare vrouwen. |
- | Verzen voor Jan de Bruyne (362-371) en zijn kinderen (422-429)
Telkens worden hun enige levensregels opgedragen. |
| |
Bronnen
7-8 |
= |
Ronsard, Novvelle continvation des Amours. Chanson, |
1 |
(STFM, VII, 251) |
9,12 |
|
2 |
|
25, 26, 30 |
|
5-6 |
252 |
31-36 |
|
7-9 |
|
95-98 |
= |
Belleau, commentaar bij Veu que tu es plus blanche que le lis |
(STFM, VII, 251) (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 170) |
99-100 |
= |
Ronsard, Novvelle continvation des Amours. Chanson, |
1-2 |
(STFM, VII, 251) |
101 |
|
Les amovrs. Sonnet CVIII, 12-14 |
|
(STFM, V, 139) |
|
Le voiage de Tours, 169-172 |
|
(STFM, X, 221) |
111-116 |
= |
Epitalameon (Smit-Hellinga, 11, strofe 1 en 2) |
|
| |
| |
219 |
= |
Ronsard, Hymne de la Justice, 4 |
(STFM, VIII, 47) |
|
L'hymne de...Charles Cardinal de Lorraine, 50 |
(STFM, IX, 50) |
230 |
= |
Joannes Sambucus, Emblemata, T'Antvverpen, 1566, 8 |
|
235-242, 244-251 = Het Bosken (Smit-Vermeer, 111-112) |
|
| |
Varianten
In 235-242 is de woordkeuze tegenover de versie van Het Bosken veranderd in 236, 238.
In 244-251 zijn 244, 245, 246, 248 en 250 aangevuld om overal een vers van zes - of zeven - lettergrepen te bekomen.
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Veursinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich)
Luys Sueiro: lid van een bekend Portugees geslacht; zie AA, 2de reeks 4 (1929), 153; Grafschriften, VI, 259. |
2 |
vroom: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
3 |
v Vader: in beide in 1 vermelde bronnen is er sprake van een Simon Sueiro, overleden te Antwerpen in 1601 op 72-jarige leeftijd. |
6 |
sijn: van de dichter |
9 |
ten toone: van aanblik WNT, XVII, 1214 (s.v. Ten toon) |
10 |
ghepast: op de juiste plaats aangebracht WNT, XII, 689 (s.v. Passen) (dit vb. als citaat); of: ten toone...ghepast: ten toon gesteld. |
14 |
Olympien: toegelicht in 101 |
18 |
Ju: lees Jn |
20 |
Ju: lees Jn |
21 |
Gheueughdt: aangebracht MNW, IX, 1452 (s.v. Vuegen) en MNW, IX, 713 (s.v. Voegen)
t'uwen verhoogen: om u te doen toenemen in aanzien MNW, VIII, 1842 (s.v. Verhogen) |
25 |
verheuen: opgewerkt MNW, VIII, 1818 (s.v. Verheffen) |
26 |
ghet: zeer zwarte delfstof WNT, IV, 1829 (s.v. Get) en WNT, IV, 2402 (s.v. Git)
Van ghet...: 26 is een bepaling bij wynbraukens (29) |
27 |
int: bijvorm van inkt WNT, VI, 2026 (s.v. Int) |
28 |
verlicht...: met goud afgezet of beschilderd MNW, VIII, 2024 (s.v. Verlichten) |
29 |
wynbraukens: wenkbrauwen: zie bejar 91 |
33 |
vromen: heldhaftigheid MNW, IX, 1404 (s.v. Vrome) |
34 |
quetsen: wonden WNT, VIII, 770 (s.v. Kwetsen); men denke aan de verhouding tussen Mars en Venus en aan de voorbeelden van mannelijke zwakheid, die Van der Noot in sterckheyt 61-63 zal verhalen. |
35 |
beruren: aanraken WNT, II, 1916 (s.v. Beroeren, berueren) |
40 |
vry: rustig MNW, IX, 1316 (s.v. Vri) |
42 |
strydt: kamp, nl. tegen de begeerte van de minnaar WNT, XVI, 8 (s.v. Strijd) |
47 |
fier: tot geen laagheid in staat WNT, III, 4443 (s.v. Fier) |
55 |
quelen: kwijnen; in toepassing op minnepijn WNT, VIII, 751, 752 (s.v. Kwelen) |
58 |
deughdt: kuisheid WNT, III, 2444 (s.v. Deugd)
ghebreeckt: ontbreekt WNT, IV, 489 (s.v. Gebreken) |
63 |
den: hem, die (nl. als echtgenoot) |
64 |
al): men denke het haakje weg, want de zin loopt door in 65 |
67 |
ontuanghen: als curiosum zij vermeld dat het rijmpaar 67-69 hetzelfde is als in de negende strofe van het Wilhelmus, r. 1-3: ‘Nae 't suer sal ick ontfanghen’. |
82 |
artificilalmente: lees artificialmente |
90 |
naifuement: parfaitement Huguet, V, 394 (s.v. Naïvement) |
94 |
sa: van de dichter |
95-98: |
de verwijzing naar Marullus is ontleend aan de commentaar van Belleau (Ronsard, Les |
| |
| |
|
Oevvres, 1623, 170): ‘Il descrit vne beauté telle que les anciens Grecs & Romains ont tousjours estimee. Marulle aussi Grec de nation (duquel l'Autheur a pris ceste Chanson) l'auoit choisie, suiuant la naturelle affection de son pays. Puis il finit, honorant & accusant ceste beauté, comme la seule cause des passions diuerses qui le contraignent de la suiure. Marulle, ❘ Cùm tu candida sis magis ligustro, ❘ Quis genas minio Neaera tinxit?’; de verzen van Marullus stammen uit zijn Epigrammaton, II, xliv, 1-2; men zie Michaelis Marulli carmina edidit Alessandro Perosa (Turijn, 1951), 51.
Michael Tarchaniota Marullus (oConstantinopel 1453 †Volterra 11 apr. 1500) was een Neolatijns dichter van Griekse afkomst. Hij leidde een zwervend leven doorheen Italië als huursoldaat, dichter en humanist. Marullus heeft o.a. invloed uitgeoefend op Ariosto, Ronsard en Janus Secundus; zie MEW, V, 369-370,(J. IJsewijn-Jacobs). |
99-100: |
in het citaat van Ronsard is één wijziging doelbewust aangebracht: 99 les (tegenover le); ook de spelling van 100 vermelliette is anders. |
100 |
vermelliette: légèrement rouge; verkleinw. v. vermeil Huguet, VII, 442 (s.v. Vermeillet) |
101 |
Olympien: deze naamgeving heeft Van der Noot ontleend aan een eerbetuiging van Ronsard, die als volgt gecommentarieerd wordt door Belleau (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 165): ‘Nostre Autheur pour donner loüange immortelle à sa premiere Maistresse, ne l'a pas seulement par ses vers celebree, mais aussi il a nommé du nom d'elle, vne belle fleur rouge, qui communément s'appelle de la Gantelée. Du Bellay a fait le semblable, nommant vne fleur blanche, qu'auparauant on souloit appeller la fleur de nostre Dame, qui vient au mois de Feurier, Oliuette, du nom de s'amie Oliue. Il dit ainsi auoir nommé du nom de sa Francine vne belle fleur, qui maintenant s'appelle Francinette, auparauent appellee du nom Grec Anemoné, ou Coquerets’. |
102 |
Godefroy Vander Eyken: als ‘doctor in medecynen’ vermeld in de Antwerpse Certificatieboeken van 1596; zie AA, 2de reeks 7(1932), 138. |
103 |
Margarita Van Somerghem: een Jan van Somergem was thesaurier van Antwerpen in de periode 1585-1595. Hij overleed op 13 juli 1604; zie Butkens, II, 513, 514; Grafschriften, II, 321. |
105 |
Vader: deze kwalificatie is reeds toegelicht in chefs 76-77. |
106 |
in d'begin: tijdens de Gouden Eeuw; zie 179. |
108 |
reyke: bereik, reikwijdte WNT, XII, 3de stuk, 1610 (s.v. Reik)
wt der swynen reyke: dit is raadzaam, want eikels zijn hun natuurlijk voedsel. |
110 |
Eyken: toepassing van de door Van der Noot geliefde stijlfiguur der distinctio; zie titelvel 1593-1594 52. |
112 |
natuerlijc: natuurlijkerwijze WNT, IX, 1629 (s.v. Natuurlijk)
verwermen: in gloed zetten MNW, IX, 332 (s.v. Verwermen) en MNW, IX, 293 (s.v. Verwarmen) |
113 |
om den Olmen Boom...: dit beeld, ontleend aan het Epitalameon, kan Van der Noot gehaald hebben uit Ronsard, Epithalame d'Antoine de Bourbon et Janne de Navarre, 115-116 (STFM, I, 16), die zelf bij Catullus te rade gegaan is; zie Laumonier in STFM, I, 16 noot 1. Ook Alciati, 566-567 biedt als pictura bij Emblema CLIX ‘Amicitia etiam post mortem durans’, een olm, omstrengeld door wijngaardranken.
Wyngaerdt: wingerd MNW, IX, 2486 (s.v. Wijngaert) |
114 |
hem...van...bedanken: zich verheugen over WNT, II, 1123 (s.v. Bedanken) |
118 |
heur / en den Eyck: aan haar (Margarita van Somerghem) en aan Godefroy vander Eyken. |
125 |
nombtes: lees nombres |
169 |
Gas.: lees Cas. |
179 |
gendre: genre Huguet, IV, 291, 298 (s.v. Gendre) |
186 |
Ormeu: lees Ormeau |
188 |
come: de spelling ‘com’ is vermeld bij Huguet, II, 365 (s.v. Comme) |
194 |
Henricus Agricola Brechtanus: zie titelvel 1584-1585 19 |
| |
| |
198 |
Figuerae: lees Figurae |
205-207: |
ontleend aan Horatius, Carmina, III, xxx, 12-14 |
209 |
Deficiet...: ontleend aan de titelplaat van Ext |
210 |
Pauwels Van Veldtwyck: een Paul van Veltwyck is gehuwd met Catherine Cools; zie Herckenrode, 661. Is hij een zoon van de bekende Gerard van Veldtwyck (BN, XXVI, 570-575)? |
219 |
Judmeaensche: lees Jdumeaensche; adj. afgeleid van Idumea, Grieks-Romeinse naam van het Hebreeuwse Edom, hier voor Palestina in zijn geheel; zie Laumonier in STFM, V, 219 noot 2 en VIII, 47 noot 2.
palen: gebied WNT, XII, 21, 22 (s.v. Paal) |
220 |
besien: bezoeken WNT, II, 2468 (s.v. Bezien)
deuote: die toegewijd zijn aan de godsdienst WNT, III, 2474 (s.v. Devoot) |
223 |
eer...: dus vóór 1539; sinds 1511 werden regelmatig pelgrimsreizen naar Jeruzalem ondernomen uit Antwerpen; zie Floris Prims, ‘Jerusalemsche pelgrims’, in Antwerpiensia II, 334-339. |
224 |
J.: jonker
Jaques Breyel (oKortrijk †Antwerpen)
Sinds 1570 verblijft hij te Antwerpen en woont er in de Groenen Schilt op de Oude Korenmarkt. Op 29 apr. 1574 betaalt hij 300 pond Art. in de lening voor de Spaanse soldaten. Samen met Jan de Poorter (grammey 187) moet hij in juni 1578 intekenen voor 3.000 gulden in een nieuwe lening. Breyel wordt op 12 jan. 1579 opperaccijnsmeester voor de ‘buytenbieraccyse’, op 22 juni van hetzelfde jaar nog ‘Policymeester’ voor het toezicht op de in- en verkoop van levensmiddelen. Op 25 juli 1583 blijkt zijn katholieke gezindheid tijdens een verhoor.
Lit.: AA, IV, 56; XV, 87, 95, 291, 424; XVIII, 216; XXII, 229. |
225 |
J.: jonkvrouw
Catharina van Veldtwyck: echtgenote van Breyel (337) en vermoedelijk zuster van Pauwels van Veldtwyck. |
230 |
Apodixen: de omschrijving ‘clare bevvysinghen’ stemt woordelijk overeen met de opgegeven bron; zie ook titelvel 1593-1594 100
bevvysinghen: betogen WNT, II, 2421 (s.v. Bewijzing)
Sermoonen: vermaningen WNT, XIV, 1315 (s.v. Sermoen) |
231 |
myn ontvouwen: wat ik uiteenzet, toelicht WNT, X, 2020 (s.v. Ontvouwen) |
232 |
douwen: drukking uitoefenen; hier: om uw eer te na te komen WNT, III, 3690 (s.v. Duwen)
trouwen: trouwbelofte MNW, VIII, 738 (s.v. Trouwe) |
233 |
Die: lijd. voorw.
wilt: imp., gericht tot Jonghvrouwen (231)
schouwen: vermijden, ontwijken WNT, XIV, 964 (s.v. Schouwen)
verkouwen: doen verkoelen MNW, VIII, 1943 (s.v. Vercouden) |
239 |
pollen: hoereerders WNT, XII, 3079 (s.v. Pol) |
240 |
Ghuyten: Schelmen WNT, V, 1225 (s.v. Guit)
ruffianen: ontuchtigen WNT, XIII, 1581 (s.v. Ruffiaan) en WNT, XIII, 861 (s.v. Roffiaan) |
242 |
Spaensch' en Napolitanen: onderverstaan ‘kinderen’, maar, gezien 238, is tevens ‘syfilis’ bedoeld; zie WNT, XIV, 2554 (s.v. Spaansche pokken) en WNT, IX, 1549 (s.v. Napelsche koorts, ziekte) |
244-245: |
de bijbelplaats, die als bron kan gebruikt zijn, vindt men in Smit-Vermeer, 111. |
249 |
voeren: doen MNW, IX, 728 (s.v. Voeren) |
256 |
met ghesonde leden: met behoud van een gezond lichaam, in tegenstelling tot het lot der lichtekooien; zie 238 |
258 |
hem...veughen ter: zich...wijden aan MNW, IX, 1452 (s.v. Vuegen) en MNW, IX, 716 (s.v. Voegen) |
263 |
leere: lering WNT, VIII, 1298 (s.v. Leer); ook is het mogelijk dat, in tegenstelling tot de dipe grachte (245), hier op de betekenis ‘ladder’ gezinspeeld wordt WNT, VIII, 1304. |
| |
| |
265 |
Op-waerdt: zie de bijbetekenis ‘ladder’ in 263 leere |
290 |
horririble: lees horrible |
305 |
dinanei: lees dinanci |
335 |
deuant: auparavant Huguet, III, 148 (s.v. Devant) |
338 |
esquelles: dans lesquelles Huguet, III, 577 (s.v. Es) |
342 |
vettus: lees vertus
demonstre: montre Huguet, II, 793 (s.v. Demonstrer) |
356 |
ains: mais Huguet, I, 140 (s.v. Ains) |
359 |
glorie: lees gloire |
360 |
Jan de Bruyne (†Antwerpen 1595)
‘Jan de Bruyne den Ouden’ behoort in 1574 tot de voornaamste kooplieden, die 200 gulden per maand moeten opbrengen in de lening van 52.000 gulden. Op 13 aug. 1584 komt hij voor op de lijst van de personen die hun aandeel in de quotisatie nog niet betaald hebben. In de periode 1589-1594 drijft hij handel op Hamburg en is hij tevens assuradeur.
Lit.: AA, V, 355; XVII, 402; Brulez, 176, 532; Grafschriften, IV, 491. |
361 |
Digna de Riddere: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
365 |
v wacht...veur: hoed u voor MNW, IX, 1501 (s.v. Wachten)
ver-selders: gezelschap; niet in de woordenboeken, maar afgeleid van het ww. ‘versellen’ MNW, VIII, 2400 |
366 |
Besnydt...: in geestelijke opvatting, in toepassing op reiniging, bekering; deze uitdrukking is ontleend aan Ier. 4:4; WNT, II, 2062 (s.v. Besnijden) |
367 |
raders...: ‘rader’ is hij die een handeling aanraadt, de ‘gelder’ hij die betaalt, die er de gevolgen van ondervindt; het spreekwoord ‘Raders zijn geen gelders’ is geciteerd in het WNT, IV, 1081 (s.v. Rader) |
369 |
sinnen: bedoelingen MNW, VII, 1139 (s.v. Sin) |
381 |
Isocrito: lees Isocrato |
391 |
Gioaunne: lees Giouanne |
409 |
ensemble: avec Huguet, III, 479 (s.v. Ensemble) |
412 |
ensuiure: se conformer à Huguet, III, 483 (s.v. Ensuivre) |
413 |
Isocrate: Isocrates (o436 †338 v. Chr.)
Hij begon zijn loopbaan als logograaf, maar ca. 390 stichtte hij een school en bouwde hij de redekunst uit tot een algemene vorming. Als opvoeder vertegenwoordigde hij het levensideaal van de gezonde middelmaat, het gezond verstand, de rechtschapen mens; zie De katholieke encyclopaedie, XIV, 390. |
420 |
Jan de Bruyne: zoon van de gelijknamige vader (360). In feb. 1600 komt hij voor onder de Antwerpse kooplieden; zie AA, 2de reeks 6 (1931), 131; Grafschriften, II, 268. |
421 |
Marie de Bruyne: zie voor haar ouders 360-361; zij overlijdt als weduwe van Herman van Hercken op 15 mei 1622; zie Grafschriften, II, 197. |
422 |
goetds: lees goedts |
424-425: |
deze vermaningen van Isocrates vindt men in 16de-eeuwse traktaten verwerkt, zo in loachim Camerarius, Praecepta vitae pverilis, cvm parte paraenetici Isocratis ad Demonicum in latinum conuersa, (Basileae, 1536), 23: ‘devm time. venerare parentes...pareto legibus’. |
424 |
saen: onmiddellijk hierna (in volgorde) MNW, VII, 42 (s.v. Saen) |
425 |
onderdaen: onderdanig, onderworpen WNT, X, 1257 (s.v. Onderdaan) |
|
|