| |
Moneglia (1593-1594)
Ontstaan
Dit vel is exclusief toegewijd aan de leden der Genuese natie te Antwerpen, en weer heeft Van der Noot profijt weten te trekken uit zijn vroeger werk: onder de illustraties voor de nooit als dusdanig gepubliceerde beschrijving van Alexander Farneses intocht te Antwerpen in 1585 bezit Van der Noot nog steeds een afbeelding van de zuil, die de Genuese kooplieden te dier gelegenheid lieten oprichten. Dit wordt in 1593 de blikvanger van deze plaquette, waarrond enkele oden geschikt worden, achtereenvolgens gericht tot de consul der Genuezen, tot een gelijknamig familielid van deze dignitaris, en tot een derde vooraanstaand lid van dezelfde kolonie. Goed zichtbaar naast de triomfzuil prijken de namen der Genuese kooplieden.
De afbeelding van deze columna rostrata bij Van der Noot lijkt zeer natuurgetrouw. Hetzelfde profiel van de zuil met de negen zichtbare karakteristieke snebben, in drie groepen onder elkaar geschikt, vinden wij terug op twee gedenkpenningen, geslagen ter gelegenheid van Farneses intrede; zie Gerard van Loon, Beschryving der nederlandsche historipenningen, 's Graavenhaage, 1723-1731, I, 360. Van der Noots plaatsaanduiding (153) stemt overeen met de voorstelling op de plaat van Frans Hoghenberg (zie farneze Ontstaan), maar de bronnen zijn niet langer eensgezind bij de opgave van de hoogte der zuil (zie 276).
| |
Inhoud
- | Franse ode aan Moneglia (4-15)
Ophemeling van de deugd en aankondiging van de hierna volgende ode. |
- | Nederlandse ode aan dezelfde (19-38)
Geen stoffelijke inspanning kan de onsterfelijkheid schenken: de macht van Tyrus en Sidon is spoorloos vergaan omdat hun kooplieden de dichters niet gesteund hebben. Dit moge voor het huidig geslacht de onmisbaarheid der poëten bewijzen. |
- | Ode aan Benedetto Moneglia (85-96)
Hij moge de aanmaningen van Artaxerxes en Cicero naleven, waaruit blijkt dat het beter is te geven dan te krijgen, althans indien men de edelaardige lieden beschenkt. |
- | Ode aan Giovanni Baptista Grillo (305-320)
De mens oogst enkel lof dank zij de verzen der dichters. De vrek wordt aan de vergetelheid prijsgegeven, maar de deugdzamen worden door Van der Noot in de ‘temple de Memoire’ (310) opgenomen. Ook Grillo zal deelachtig worden aan deze gunst, die alle geldelijk voordeel te boven gaat. |
| |
Bronnen
55 |
= |
Is. 23:8 |
|
60 |
= |
Horatius, Carmina, IV, ix, 25-26 |
86-90 |
= |
Plutarchus, Apophtegmata Artaxerxis |
91-92 |
= |
Cicero, De officiis, I, 17 |
217-232 |
= |
leiua 183-198 |
|
305-308 |
= |
Turrin, Les Charites, 87-90 (Claude Turrin, Les oevvres poetiqves, Paris, 1572, 32r) |
315-316 |
|
97-98 (Turrin, Les oevvres poetiqves, 32v) |
318-320 |
|
101-104 |
426-435 |
= |
apologie 159-168 |
|
| |
| |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Benedetto Moneglia
Op 13 aug. 1584 komt hij voor op de lijst der personen die hun aandeel in de quotisatie nog niet betaald hebben als ‘Benedicto Leccario Monelia’. In de periode 1589-1594 drijft hij handel op Londen.
Lit.: AA, V, 355; Brulez, 542.
Consul: alleen de Genuezen hebben slechts één consul aan het hoofd van hun natie; de andere Italiaanse naties hebben er twee; zie Goris, 76. |
5 |
terrien: terrestre Huguet, VII, 224 (s.v. Terrien) |
10 |
resonne: chante Huguet, VI, 537 (s.v. Resonner) |
13 |
naïf: vrai Huguet, V, 392 (s.v. Naif)
Brabançon: voor Nederlands; zie apologie 16 |
21 |
Der grooter: Van de hooggeplaatsten WNT, V, 1054 (s.v. Groot)
grootsigheydt: heerlijkheid WNT, V, 1135 (s.v. Grootschigheid) |
23 |
versteken: verstoten MNW, IX, 37 (s.v. Versteken) |
26-28 |
Jn Sidon...: parafrasering van het bijbelvers, vermeld bij de Bronnen 55 |
28 |
Weeldich: In overdaad levend MNW, IX, 2026 (s.v. Weeldich)
als: 16de-eeuwse vorm voor alles WNT, II, 198 (s.v. Alles) |
30 |
ghebrac: ontbrak WNT, IV, 488 (s.v. Gebreken)
der Poeten iuweel: de zozeer te appreciëren beschikking over dichters WNT, VII, 587 (s.v. Juweel) |
33 |
schrijn: geldkoffer WNT, XIV, 1036 (s.v. Schrijn) |
34 |
aen di...: reeds oude klacht; zie discovrs 24 e.v. |
36 |
ongheschindt: ongekrenkt WNT, X, 1655 (s.v. Ongeschend) |
65 |
accrescsere: lees accrescere |
72 |
prodagilitá: lees prodigalitá |
74 |
immortai: lees immortali |
77 |
Dicena: lees Diceua |
83 |
Benedetto Moneglia: blijkens 141 neef van de consul |
86 |
Artaxerxes: deze anekdote uit Plutarchus Apophtegmata was welbekend; Van der Noots formulering sluit nauw aan bij Pierre Habert, Le miroir de vertv et chemin de bien viure, Paris, 1581, 5r: ‘Artaxerces Roy des Assiriens, disoit communement que beaucoup mieux conuenoit à la Royalle majesté de donner à autruy, que de receuoir. Car c'est louange fort honnorable au Prince que d'estre liberal, & d'auoir en hayne l'auarice racine de tous maux’. |
87 |
courage: coeur Huguet, II, 596 (s.v. Courage) |
95 |
ce grand oeuure: de columna rostrata binnen dezelfde opening |
119 |
nuesto: lees nuestro |
120 |
Cuidad: lees Ciudad |
145 |
gheuoelen: mening WNT, IV, 1970 (s.v. Gevoelen) |
148 |
ghebeckte: niet in het WNT in deze betekenis van ‘voorzien van snebben’ |
153 |
op de Meere: eigenlijk op de Meirbrug; zie de bronnen, opgesomd in 276, t.a.p. |
165 |
triumphelijke: die ter viering van een triomf opgericht zijn WNT, XVII, 2973 (s.v. Triumf) en WNT, XVII, 2915 (s.v. Triomfelijk) |
170 |
achter bleuen: achterwege gebleven WNT, I, 647 (s.v. Achterblijven) |
194 |
ia: lees io |
216 |
la: lees al |
217-232: |
in vergelijking met de vroegere versie van dit citaat in leiua 183-198 zijn de fouten in 219 marbres (tegenover merbre) en 230 ils (tegenover il) verbeterd. |
219 |
esleuuez: lees esleuez |
242 |
Rebruiront: Feront résonner Huguet, VI, 377 (s.v. Rebruire) |
| |
| |
244 |
Dressarent: lees Dressèrent |
246 |
vittoire: lees victoire |
248 |
Nicolas Siuori: voor het achterwege blijven van biografische gegevens, zie sterckheyt 6. |
249 |
Les Conseilliers: de natie der Genuezen beschikt inderdaad over twee raadsheren; zie Goris, 76. |
250 |
Bapista: lees Baptista |
267 |
Meere: zie 153 |
268 |
S.: Sénat; Van der Noot vergist zich. Na de overwining op Sextus Pompeius (36 v. Chr.) aanvaardde Augustus (toen nog Octavianus) onder de vele huldeblijken die hem aangeboden werden, slechts enkele eerbewijzen, o.a. de oprichting van een verguld standbeeld boven op een zuil die met snebben versierd was; zie Pauly-Wissowa, 19. Halbband, 318 en Enciclopedia italiana, XXX, 163. Daarentegen werd de zege op Antonius en Cleopatra herdacht tijdens een drievoudige triomf (Dalmatië, Actium en Egypte) op 13-15 aug. 29 v. Chr.; zie Pauly-Wissowa, 19. Halbband, 339. |
270 |
espolles: neologisme afgeleid van spolia, buitgemaakt wapentuig |
272 |
en mer: de zeeslag bij Actium (2 sep. 31 v. Chr.)
amoureuse: qui inspire l'amour Huguet, I, 200 (s.v. Amoureux), achtereenvolgens nl. van Caesar en Antonius. |
274 |
stilobases: ontstaan uit contaminatie van stylobate (Littré, VII, 483) en base (Littré, I, 905) |
276 |
LXXII pieds d'Anuers: Emmanuel van Meteren, Historie der Neder-landscher ende haerder Na-buren Oorlogen ende geschiedenissen, s'Graven-haghe, 1614, 240v schat de hoogte van de zuil tussen 90 en 100 voet; Papebrochius, IV, 202 opteert voor het tweede getal; P.C. Hooft, Nederlandsche historien..., Amsterdam, 1677, 1024 geeft ‘twaalf roeden’, wat overeenstemt met max. 48 m.; Pieter Bor, Oorspronck, begin ende vervolgh der nederlantsche Oorlogen, Leyden-Amsterdam, 1621, Boek 20, 52v en Famianus Strada, De bello belgico decas secvnda, Romae, 1648, 385 onthouden zich van elk getal. |
287 |
aulcuns: quelques Huguet, I, 398 (s.v. Aucun) |
290 |
termes: bouwwerken; ‘thermae...memorantur, non balnea solum publica indicari, sed aedificia plane admiranda’ Forcellini, VI, 90 (s.v. Thermae) |
295 |
genereux: nobles (moralement) Huguet, IV, 292 (s.v. Genereux) |
299 |
guaste: ravage Huguet, IV, 276 (s.v. Gaster) |
300 |
Mausole: het praalgraf van Mausolus te Halikarnassus, een der zeven wereldwonderen, evenals het standbeeld, vermeld in 301.
le Laborinte: het labyrint was volgens de sage aangelegd door Daedalus. |
301 |
Le grand Colosse: het metalen beeld van de zonnegod aan de ingang van de haven van Rhodus. |
302 |
Profete: synoniem van ‘dichter’, als geïnspireerd door de godheid; zie apologie 388 |
303 |
Giouan Baptista Grillo: reeds in 1537 verblijft een Baptista Grillo uit Genua te Antwerpen. In 1589-1594 drijven Grillo en Carlo Spinola samen handel op Venetië.
Lit.: Brulez, 549; Goris, 618. |
305 |
tant seulement: seulement Huguet, VII, 182 (s.v. Tant seulement) |
306 |
trafiquez: gagnés Huguet, VII, 295 (s.v. Trafiquer)
voira: verra Huguet, VII, 432 (s.v. Veoir) |
307 |
villain: avare Huguet, VII, 472 (s.v. Vilain) |
308 |
noire: opgeroepen door crapaudé (307), want de pad verschuilt zich steeds in duistere hoeken. |
316 |
cerche: ‘On trouve très souvent l'ancienne forme cercher’ Huguet, II, 242 (s.v. Chercher) |
360 |
Brasserijen: overdadige maaltijden WNT, III, 1154 (s.v. Brasserij) |
367 |
de swijnen...: toespeling op het gezegde ‘paarlen voor de zwijnen werpen’, iets goeds geven aan hen die er de waarde niet van weten te schatten WNT, XII, 450 (s.v. Parel) |
370 |
Jau: lees Jan |
| |
| |
376 |
vroome: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
382 |
eterniseerdt: zeldzaam bastaardwoord bij Van der Noot, afgeleid van Fr. éterniser (Littré, III, 1114) |
388 |
Estienne Jodelle...Margarite (389): zie apologie 156, 157 |
403 |
mosta: lees mostra |
404 |
Ciouanno: lees Giouanno |
407 |
immortatale: lees immortale |
426-435: |
tegenover de vroegere versie van dit citaat (apologie 159-168) is een grammaticale verbetering aangebracht in 430 Aymans (tegenover Aymant). |
|
|