| |
Leiua (1589-1590)
Ontstaan
Uit de tekst blijkt niet dat dit vel samengesteld is in functie van een bepaalde gebeurtenis, maar toch wordt de keuze der geëerde personages bepaald door de tijdsomstandigheden: inderdaad ziet men in deze periode (1589-1590) Antonio de Leiva en Rodrigo Silva steeds gezamenlijk optreden bij het krijgsgebeuren in de Nederlanden. Dientengevolge is het normaal dat Van der Noot beiden in hetzelfde vel hulde bewijst. Deze eerbetuiging verschaft de dichter tevens de gepaste gelegenheid om zijn loyauteit tegenover koning Filips te beklemtonen en zijn kennis aangaande De Leiva's genealogie ten toon te spreiden.
| |
Inhoud
- | Ode aan Antonio de Leiva (5-28)
Van der Noot wil tal van vooraanstaande namen aan de vergetelheid ontrukken door zijn dichtkunst, althans wanneer de belanghebbenden hem gunstig gezind zijn. Zo heeft hij nu De Leiva vereeuwigd om diens militaire inspanningen in dienst van de Spaanse vorst. |
- | Ode aan Rodrigo Silva (266-303)
De mensen worden maar al te vlug slaaf van de trias ‘Lust/Gheldt/Pracht’ (273). Als rechtstreeks gevolg van deze aanhankelijkheid aan het aardse vallen hun namen aan de vergetelheid ten prooi. Enkel het geld dat men aan de dichters besteedt waarborgt de roemvolle herinnering. Silva, die deze wetenschap ter harte genomen heeft, ontvangt dan ook lof om het bezit der kardinale deugden en om zijn loyaliteit ten opzichte van koning Filips. |
| |
Bronnen
183-198 |
= |
Du Bellay, Discours au Roy sur la poësie, 61-76 (Joachim du Bellay, Poésies françaises et latines, avec notice et notes par E. Courbet, Paris, 1918, I, 147) |
266-269 |
= |
Patricius, De institvtione, Parisiis, 1585, 153v |
275 |
= |
Alciati, 296-297 |
502 |
= |
Ronsard, Au Roy, 117-118 (STFM, VII, 31) |
| |
Verklarende aantekeningen
2 |
Anthonio de Leiua
Kleinzoon van de beroemde verdediger van Pavia in 1524. Samen met Rodrigo de Silva is hij naar de Nederlanden gezonden om er het militaire bedrijf aan te leren in het gevolg van Alexander Farnese. In deze periode zien wij hen telkens weer broederlijk verenigd optreden. Zo bemiddelen zij tussen Sancho de Leiva, kolonel van het ‘tercio vieillo’ en Karel van Mansfelt na het weinig gelukkig optreden van deze laatste bij de capitulatie van Heel (8 sep. 1589). Tijdens de muiterij van hetzelfde regiment (einde 1589) kalmeren zij de gemoederen van de opgewonden soldaten en spreken voor hen ten beste, wanneer Farnese daarop besluit dit beroemde tercio te ontbinden. |
| |
| |
|
Lit.: Léon van der Essen, Alexandre Farnèse, prince de Parme, gouverneur général des Pays-Bas (1545-1592), Bruxelles, 1933-1937, V, 263-266. |
7 |
Meesterssen: leermeesteressen, met name hier de muzen WNT, IX, 435 (s.v. Meesteres) |
10 |
Loethes vloedt: metonymisch voor de vergetelheid; de schimmen in de onderwereld dronken immers uit de Lethe om het verleden te vergeten. |
13 |
heur: verwijst naar myn Meesterssen (7) |
16 |
gheweldt: macht, heerschappij WNT, IV, 2033 (s.v. Geweld)
dies: die daarvan
verheerdt: vernietigd MNW, VIII, 1829 (s.v. Verheren) |
20 |
reghen...: aan welke verderfelijke invloeden de stoffelijke bouwwerken geen weerstand kunnen bieden. |
23 |
maghen: verwanten WNT, IX, 3 (s.v. Maag) |
24 |
bestrydeu: lees bestryden
cloec: dapper WNT, VII, 4184 (s.v. Kloek) |
25 |
Pastrana: aankondiging van het tweede personage
de Medicis: Giovanni de' Medici (oFlorence 1566 †Murano 19 juli 1621)
Onwettige zoon van groothertog Cosimo I en van Eleonora degli Albizzi. Hij dient onder Farnese in de Nederlanden en verwerft er enig talent voor fortificaties en artillerie. Naderhand wordt hij een der voornaamste raadgevers van de groothertogen Ferdinand I en Cosimo II.
Lit.: Nouvelle biographie générale, XXXIV, 691. |
26 |
haer: aan de twee edellieden, vermeld in 25 |
36 |
Pauie: op 28 okt. 1524 sloegen de Fransen het beleg voor Pavia, dat door Antonio de Leiva met een gering garnizoen verdedigd werd. Door de versterkingen die beide zijden aanvoerden besliste deze strijd over de hegemonie in Italië: op 24 feb. 1525 versloegen de keizerlijke troepen onder Leiva, Fernando Pescara en Charles de Lannoy het Franse leger, aangevoerd door de koning zelf. Frankrijk verloor 12.000 man, onder wie de bloem van zijn adel; Frans I werd gevangen genomen. |
40 |
mené en Espaigne: hij bleef er gevangen tot in jan. 1526 |
51 |
subijt: lees subit: aussitôt Huguet, VII, 95 (s.v. Subit) |
116 |
(i: het corresponderend haakje ontbreekt na Poeta (119) |
151 |
(o: ook hier ontbreekt het tweede haakje na Illustmo. (151) |
156 |
lor: lees los: honneur Huguet, V, 45 (s.v. Los) |
157 |
tee: lees tel |
159 |
flueue: lees fleuue
Ains: Mais Huguet, I, 140 (s.v. Ains) |
160 |
fauteur: protecteur Huguet, IV, 53 (s.v. Fauteur) |
167 |
de: lees je
vange: préservés Huguet, VII, 421 (s.v. Préserver) |
169 |
obliuion: oubli Huguet, V, 478 (s.v. Oblivion) |
172 |
personnages): lees personnages ( |
176 |
etertelle: lees eternelle |
183-198: |
afgezien van nog enkele varianten in de spelling heeft Van der Noot tweemaal Du Bellay's tekst gewijzigd: in 183 is de aanhef veranderd en in 198 is de oorspronkelijke lezing a l'histoire escrite opgegeven voor ont les vers escrites. |
185 |
genereux: courageux Huguet, IV, 293 (s.v. Genereux)
merbre: lees marbres |
186 |
arcz á double front: bedoeld is de voor- en achterzijde van het hoofdgestel der triomfbogen. |
189 |
le bruit: la renommée Huguet, II, 15 (s.v. Bruit) |
192 |
Iuppiter: eigenlijk: de bliksem van de oppergod |
195 |
ores: maintenant Huguet, V, 539 (s.v. Ores) |
| |
| |
196 |
quil: lees quils
encores: à cette heure Huguet, III, 409 (s.v. Encores) |
197 |
recents: vifs Huguet, VI, 380 (s.v. Recent) |
241 |
puis: ensuite Huguet, VI, 244 (s.v. Puis) |
250 |
genereux: nobles Huguet, IV, 292 (s.v. Genereux) |
263 |
Don Rodrigo Silua: Rodrigo de Silva (o1559 †Brussel 19 jan. 1596)
Zoon van Ruy Gomez de Silva (in 1572 gecreëerd tot hertog van Pastraña) en van prinses d'Eboli. Hij komt samen met Antonio de Leiva naar de Nederlanden en wordt er kapitein-generaal van de cavalerie; zie verder 2.
Lit.: Pieter Bor, Oorspronck, begin ende vervolgh der nederlantsche Oorlogen, Leyden - Amsterdam, 1621, Boek 32, 11v, 19v; Van der Essen, a.w., V, 263-266; Torrentius, III, 612 noot 2. |
266-269: |
zie Patricius, De institvtione, Parisiis, 1585, 153v: ‘Hanc corporis partem [nl. het hoofd], mundi hominúmque conditor, ad similitudinem mundanae Sphaerae effecit, hominémque ipsum ad coelum erexit, contra reliquarum animantium naturam, quae pronae terram spectantes, vix coelum contueri possunt, vt ostenderet hominem Dei contemplatorem esse debere, & mentem eius (quae in cerebro sedem habet) ducem & quasi habenam hominis esse’. |
271 |
Redene: het vermogen tot onderscheiding van goed en kwaad WNT, XII, 3de stuk, 811 (s.v. Rede) |
272 |
sinnen: begeerten MNW, VII, 1139 (s.v. Sin) |
273 |
Lust/Gheldt/Pracht: de aanval op zinnelijkheid, gierigheid en eerzucht is reeds een oude constante in Van der Noots oeuvre; zie de Bronnen van roelandts. |
274 |
herpyen: eigenlijk de drie stormdemonen die alles meesleuren; bedoeld zijn natuurlijk de drie ondeugden in 273, die hun slachtoffers in het verderf storten.
sy: de menschen (270) (onderw.) |
275 |
Cierce: Circe was een tovenares die o.a. de gezellen van Odysseus in zwijnen veranderde. Hier wordt zij voorgesteld als de aantrekkingskracht van en het toegeven aan de aardse lusten, een allegorese die stamt uit Alciati, 296-297: ‘Ea enim suis praestigiis humanas illas cogitationes & naturales motiones...in homine tumultuantes vitiat, & mutat in deterius, cùm scilicet in naturam quasi belluinam abeunt...Quid innuit Circes fabula, veneficiis homines vertentis in feras, nisi eos qui nequaquam ratione ducuntur, id quod hominis est proprium, sed totos sese dediderunt turpibus affectibus, iam praeter hominis vocabulum nihil hominis habere, sed ad pecudum degenerasse naturam, puta libidine in vrsos, somnolentia ignauiaq́ue in sues, ferocia in leones, atque ita de consimilibus?’. |
276 |
der vromen: van de rechtschapenen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
277 |
in deser wereldt eruen: in deze wereld (erf in omschrijvingen met 2de nv. heeft geen andere betekenis dan het znw.) WNT, III, 4165 (s.v. Erf) |
281 |
vrome: zie 276 (lijd. voorw.)
alleen: hoort bij Die (281) |
284 |
Dicmaels: Dikwijls WNT, III, 2623 (s.v. Dikmaals) |
286 |
tuyschers: bedriegers MNW, VIII, 792 (s.v. Tuusscher)
coppellers: bordeelhouders WNT, VII, 5549 (s.v. Koppelaar) |
287 |
recht: zeer (als versterkend bijwoord voor een bnw. van hoedanigheid) WNT, XII, 3de stuk, 496 (s.v. Recht)
beradeu: lees beraden |
295 |
Veursichtigheydt:...: drie kardinale deugden, prudentia, iustitia en temperantia. |
297 |
Godt: onderw.: die God heeft uitverkoren om zijn kerk te...
vryen: bevrijden MNW, IX, 1327 (s.v. Vriën) |
299 |
van eer...: overeenkomstig Plato, Phaedrus, 248 a-d. |
301 |
Godt deur Phoebum: zeer precies: de hoogste godheid schenkt de gave der poëzie via Apollo; zie matthias 95-96 en chefs 140-141 |
302 |
verschoonen: in eer doen toenemen MNW, VIII, 2369 (s.v. Verschonen) |
| |
| |
375 |
illussimo: lees illustrissimo |
377 |
generalmente): men denke het haakje weg |
384 |
Aauaritia: lees Auaritia |
440 |
dict): lees dict( |
441 |
Non obstant...que: Quoique Huguet, V, 447 (s.v. Nonobstant que) |
450 |
Auaricc: lees Auarice |
455 |
ux: lees eux |
462 |
caressé: traité avec bienveillance Huguet, II, 99 (s.v. Caresser) |
465 |
pour (ook 470): ‘exprimant le moyen’ Huguet, VI, 111 (s.v. Pour) |
473 |
Dont: A cause de quoi Huguet, III, 251 (s.v. Dont) |
478 |
modeste: modéré Huguet, V, 294 (s.v. Modeste) |
483 |
Continence: modération Huguet, II, 483 (s.v. Continence); zie ook 295 |
485 |
qne: lees que |
488 |
Duc: nl. van Brabant |
493 |
prouinces: pays Huguet, VI, 235 (s.v. Province) |
502 |
reniure: lees reuiure
quiure: bronze, airain Huguet, II, 677 (s.v. Cuivre) |
|
|