| |
Deybarra (1593-1594)
Ontstaan
Dit vel is rond dezelfde tijd ontstaan als inkoomste en arnesto: de personages die hierin gehuldigd worden zijn werkzaam in de hoogste regionen der administratie, in de onmiddellijke nabijheid van Ernst van Oostenrijk, wat bij twee figuren uitdrukkelijk vermeld wordt (94, 135). Aangezien zij met de landvoogd doorgaans te Brussel verblijven, en dus gezamenlijk te Antwerpen enkel bij Ernsts blijde inkomst aldaar kunnen opgetreden zijn, moet Van der Noot dit vel samengesteld hebben in dezelfde periode als zijn begroeting aan de nieuwe gouverneur. Trouwens, net zoals arnesto en inkoomste draagt ook dit vel de sporen van de haast waarmee Van der Noot te werk gegaan is: meer dan de helft der aanwezige verzen is tweedehands (zie Bronnen; men vergelijke met inkoomste en arnesto) en daarbij nauwelijks aangepast aan de geëerde personages.
| |
Inhoud
- | Ode aan Estevan de Ibarra (4-43)
Zie castro 4-51. |
- | Sonnet voor Leonardo Rotulo Carillo (47-60)
Tal van deugden hebben bij Carillo een onderkomen gezocht. Eveneens hebben verschillende godheden hem begiftigd met hun kenmerkende eigenschappen. Voegt men daarbij Carillo's mildheid, dan is het duidelijk dat Van der Noot diens lof overal moet verkondigen. |
- | Ode voor dezelfde persoon (63-76)
Deze Nederlandse ode bezit dezelfde strekking als het Franse sonnet, maar ten overvloede wordt hier nog Carillo's dichterlijke begaafdheid geroemd. |
- | Ode aan Sebastien Westernacher (96-131)
Lofprijzing van Westernacher om zijn talloze gaven. Speciaal gememoreerd wordt zijn voorkomendheid, vooral tegenover dichters. Hierom ook moge Van der Noot alle zorg laten varen. |
- | Ode voor Albert Fugger (137-152)
Eerder zullen heelal en wereld ophouden te bestaan dan de lof, die de dichters weten te schenken. |
- | Ode aan Olympia (162-187)
Een lofzang terwille van de deugden die haar sinds de geboorte ingestort zijn. |
| |
Bronnen
4-33 |
= |
castro 4-33 |
|
34-35 |
|
38-39 |
|
36-43 |
|
44-51 |
|
87-92 |
= |
Magny, A Iean Bertrand, 209-214 (Olivier de Magny, Les odes [ed. Prosper Blanchemain], Lyon, 1876, 109) |
95-131 |
= |
tassis 92-128 |
|
137-140 |
= |
Tahureau, A Gilles l'Hvyllier, 1-6 (Jacques Tahureau, Les poesies, Paris, 1574, 49v) |
142 |
|
7-9 |
145-146 |
|
13-18 (Tahureau, Les poesies, 50r) |
| |
Varianten
In de twee langere gedichten, overgenomen uit vroegere PW, is de tekst slechts tweemaal verbeterd: 28, 111; in de resterende varianten is enkel de naam of de betiteling der geëerde personages aangepast: 16, 19, 20, 27, 96, 107, 119, 122.
| |
| |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Esteuan Deybarra: Estevan de Ibarra
Op 28 sep. 1592 zendt Filips II zijn secretaris Ibarra naar de Nederlanden om er als secretaris van Ernst van Oostenrijk te fungeren en om er tevens de financiële toestand te onderzoeken. Zijn instructies komen hierop neer, dat hij de Spaanse heerschappij moet helpen beveiligen, ook tegen het Nederlands landsbelang in. Ibarra moet de nieuwe gouverneur in dezelfde richting manipuleren. Na de komst van Ernsts opvolger, aartshertog Albrecht van Oostenrijk, verlaat Ibarra de Nederlanden in mrt. 1596.
Lit.: Léon van der Essen, Alexandre Farnèse, prince de Parme, gouverneur général des Pays-Bas (1545-1592), Bruxelles, 1933-1937, V, 372, 385; NNBW, III, 422 (Haak). |
44 |
Leonardo Rotulo Carillo: lid van een beroemd Spaans geslacht, waaruit nog andere literatoren stammen; zie Nicolaus Antonius, Bibliotheca hispana nova sive hispanorum scriptorum qui ab anno MD. ad MDCLXXXIV. floruere notitia, Matriti, 1783-1788, I, 15 en Johann Heinrich Zedler, Grosses vollständiges Universal Lexicon aller Wissenschaften und Künste, Halle-Leipzig, 1733, V, 831-833. |
45 |
Mie: lees Mte |
50 |
font...demourance: séjournent, habitent Huguet, II, 794 (s.v. Demourance) en Huguet, II, 785 (s.v. Faire demeurance) |
51 |
le Dieu d'eloquence: Mercurius |
52 |
rage: fureur poétique Huguet, VI, 318 (s.v. Rage) |
54 |
son mieux: ce qu'on a de meilleur Huguet, V, 263 (s.v. Son mieux)
voire: même Huguet, VII, 503 (s.v. Voire) |
57 |
Ains: Mais Huguet, I, 140 (s.v. Ains)
darder: vgl. voor dit beeld stevart 47 |
60 |
voz: verklaard in 82-83: Carillo is zelf dichter. |
64 |
vroom: eerlijk MNW, IX, 1399 (s.v. Vrome) |
70 |
Aonides vloedt: Aganippe; de muzen heten Aonides naar de oude stam der Aones die aldaar gevestigd was; zie Der kleine Pauly, I, 417. |
71 |
vromen: voordeel MNW, IX, 1400 (s.v. Vrome) |
75 |
Atropos: (genit.) de schikgodin die de levensdraad doorknipt. |
84 |
en el quinto de las Olimpiados: in dit geval zou de Spaanse poëzie nog voor de Italiaanse ter sprake komen; zie etten 162.
primerro: lees primero |
87-92: |
de originele tekst van Magny is door Van der Noot gewijzigd in 87, 91 en 92, maar nooit in de rijmwoorden. |
92 |
dessus: sur Huguet, III, 120 (s.v. Dessus) |
93 |
Sebastien VVesternacher
Hij is secretaris van Ernst van Oostenrijk en tegelijk vertrouwensman van keizer Rudolf II in de Nederlanden. In 1595 correspondeert hij met Lipsius.
Lit.: BN, VI, 648; Fernand Donnet, ‘Variétés campanaires (deuxième série)’, in Annales de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique 61 (1909), 6e série, tome I, 278; NNBW, III, 356; Torrentius, III, 580; Aloïs Gerlo en Hendrik D.L. Vervliet, Inventaire de la correspondance de Juste Lipse 1564-1606, Anvers, 1968, 200. |
96 e.v.: |
deze ode doet thans reeds voor de derde maal dienst in de PW, na liefvelt [1] Bi (b), 2r en tassis 92-128; telkens wordt dit stuk opgedragen aan personages die ongeveer dezelfde functie bekleden. |
102 |
vouer: désirer Godefroy, VIII, 277 (s.v. Voer, vouer) |
106 |
Mignon: Ami intime Huguet, V, 265 (s.v. Mignon) |
110 |
vertuéux: lees vertueux |
111 |
humain: als subst. |
| |
| |
116 |
gentil: noble (moralement) Huguet, IV, 301 (s.v. Gentil) |
120 |
vn autre Mercure: een andere beschermheer (Mercurius staat hier vermeld als god van de redenaars; vgl. 51) |
121 |
prendre la cure: prendre soin Huguet, II, 684 (s.v. Prendre la cure de) |
122 |
fauteur: protecteur Huguet, IV, 53 (s.v. Fauteur) |
123 |
honneur: ornement Huguet, IV, 497 (s.v. Honneur) |
127 |
au besoing: dans le besoin, au moment où l'on a besoin de quelqu'un Huguet, I, 559 (s.v. Au besoin) |
130 |
Or sus!: Eh bien! Godefroy, VII, 608 (s.v. Or sus)
mangré: lees maugré
ans...suruiuants (131): dit rijmpaar is ontleend aan matthias 288, 290. |
131 |
suruiuants: qui vivent plus tard Huguet, VII, 150 (s.v. Survivre) |
132 |
der vromer: van de rechtschapenen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
133 |
Der seluer: gen. mv.; parallelle constructie met 132 |
134 |
Albert Fucker: Albrecht Fugger (†1614)
Zoon van Max uit de Linie Nordendorf. In juli 1598 reist hij naar Madrid om er de belangen van het handelshuis te verdedigen, wat hem blijkbaar gelukt is.
Lit.: Ernst Hering, Die Fugger, Leipzig, (1942), 304. |
137 |
le chariot: de Wagen, andere naam voor het sterrenbeeld van de Grote Beer.
que: voor qui (ond.) Huguet, VI, 269 (s.v. Que) |
140 |
Tournera: Changera Huguet, VII, 281 (s.v. Tourner)
tost: vite Huguet, VII, 272 (s.v. Tost) |
144 |
la Soygne: het Zoniënbos
serfs: cerfs
wide: lees vuide |
145 |
gentils: zie 116 |
151 |
vn auant ieu: une prélude Huguet, I, 426 (s.v. Avant-jeu); Van der Noot beroept zich herhaaldelijk op dit verontschuldigend argument; zie Inleiding.
seiour: retard Huguet, VI, 748 (s.v. Sejour) |
153 |
aen: blijkbaar uitgesproken met lange vocaal DW, I, 284 (s.v. An)
schriebt: een spelling die wel eens in het Middelduits voorkwam DW, IX, 1690 (s.v. Schreiben) |
155 |
Deurluchticheyt: Durchlaucht DW, II, 1646 (s.v. Durchleuchtigkeit); het voorz. wordt in Schwabenland en in Rheinfranken dur gespeld DW, II, 1568
Cammerrer: spelling zonder umlaut ook bij Luther DW, V, 117 (s.v. Kämmerer)
ect.: lees etc. |
172 |
soussy: soucie Huguet, VII, 67 (s.v. Soussie) |
176 |
gentil: où il y a de la noblesse morale Huguet, IV, 301 (s.v. Gentil) |
182 |
Vertu: het algemene begrip tegenover de twee kardinale deugden in 175 en 177. |
189 |
qu': que voor qui (ond.) Huguet, VI, 269 (s.v. Que) |
|
|