| |
| |
| |
Scholiers (1584-1585)
Ontstaan
Dit vroegst gedrukte nummer van de reeks PW 1584-1585 bezit nog alle kenmerken der voorgaande PW: het bevat een verzameling lofrijmen ter ere van Antwerpse vooraanstaanden, samengesteld met een zeer utilitair doel. Het oogmerk van de latere vellen uit dezelfde periode, nl. lofprijzing van de dichter zelf, is hier nog onbestaande.
Het toegesproken publiek vormt een merkwaardig homogeen geheel in de eerste helft van dit vel: Van der Noot richt zich hier uitsluitend tot de gebroeders Scholiers. In de resterende twee bladzijden wendt de dichter zich tot drie personages, wier relaties tot de overige geëerden ons onbekend zijn, maar van wie wij geredelijk mogen aannemen dat zij tot hetzelfde welstellende en handeldrijvende milieu behoren.
| |
Inhoud
- | Sonnet voor Peter Scholiers (4-17)
Zoals Pythagoras is ook Van der Noot wijd en zijd gereisd om deugd en eer te vinden. Uit dezelfde aandrang bezingt hij de deugdzamen. |
- | Sonnet voor David Scholiers (21-35)
De lof der deugdzamen moet luid verkondigd worden, in tegenstelling tot het streven der bozen. |
- | Sonnet voor Jan Scholiers (39-52)
Aanroeping tot Apollo om op waardige wijze de lof van deze mecenas te kunnen zingen. |
- | Sonnet voor de gebroeders Scholiers (56-69)
Lof van deze drie broers, die in de voetstappen van hun voorouders treden en aldus het pad der deugd bewandelen. |
- | Sonnet voor Willem vanden Kerchove (73-87)
Deugdzamen zijn onschuldig als duiven, die ook menen dat de overige dieren even argeloos zijn als zijzelf. Zij moeten zich integendeel in acht nemen voor vervolging door de bozen. |
- | Sonnet voor Arnoud Vervoordt (91-104)
Oproep tot eendracht in deze tijd vol verdeeldheid en ellende. |
- | Sonnet voor Peter Meule-mans (108-123)
De dwazen bespotten de deugdzamen, maar het is beter hun spot te moeten verdragen dan deel uit te maken van hun gezelschap. De vrome wordt immers door God en zijn gelijkgezinden ten slotte gered. |
- | Sonnet voor Olympia (126-139)
Het wezen van Olympia heeft hem tot de deugd en het dichterschap geleid. Onder dezelfde invloed keert hij de eergierigen de rug toe en gaat hij zich in de vrije natuur vermeien in de voorstelling van haar schoonheid. |
| |
Bronnen
4 bevat een reminiscentie aan de lectuur van Patricius, De institvtione, Parisiis, 1585, 66r.
| |
Verklarende aantekeningen
2 |
Veur-sinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich)
Peerter: lees Peeter
Peeter Scholiers: een der vier zonen van Petrus Scholiers (Schuller) en Catharina de Deckere; zie Papebrochius, IV, 341. |
4 |
Pithagoras...: ontleend aan Patricius, De institvtione, Parisiis, 1585, 66r: ‘...qui [Pythagoras] Pherecydis Syri primo, deinde Hermodontis auditor fuit, peragrauítque magnam orbis terrarum partem discendi gratia, & AEgyptios Chaldeósque sacerdotes audiuit, & Persas illos qui Magi patrio verbo dicuntur, propter sapientiae studium, summa familiaritate complexus est’. Hetzelfde gegeven bij Ronsard, Au pais de Vandomois, 1-4 (STFM, II, 91 en antieke bronnen in noot 2 aldaar). |
6 |
te: daardoor (+ vergrotende trap) WNT, XVI, 1109 (s.v. Te) |
| |
| |
8 |
my...Doen reysen (9): wanneer Van der Noot zijn gedwongen ballingschap hier ietwat eufemistisch omschrijft als een ontwikkelingsreis, dan kan dit betekenen dat hij het niet opportuun acht de ware ideologische reden hiervoor in het licht te stellen, hetzij tegenover de aangesproken persoon, hetzij om zijn eigen gewijzigde visie dienaangaande; zie goossenius 109. |
9 |
pandt: vgl. liefvelt 279. |
11 |
teere: zwak WNT, XVI, 1125 (s.v. Teeder, teer) |
14 |
keert: verandert WNT, VII, 1989 (s.v. Keeren)
Deugt maect...vreugt: een formule die Van der Noot graag gebruikt; zie ook titelvel 1593-1594 37. |
19 |
Dauid scholiers: David Scholiers (†5 apr. 1596)
Zoon van Petrus Schuller uit Nürnberg (†3 jan. 1582) en van Catharina de Deckere (†12 mei 1598). In de periode 1574-1578 drijft hij met Hans (= Jan) Scholiers handel op Londen. Op 27 feb. 1578 fungeert hij als ontvanger van de tiende penning voor de vierde wijk. Op 4 dec. van hetzelfde jaar wordt hij tot aalmoezenier benoemd; hiertegen dient zijn schoonvader Jan Celosse een verweerschrift in, waarin melding gemaakt wordt van Davids ‘excessif verlies’, geleden tijdens de Spaanse furie, en van zijn ‘seer teere dispositie’. Aan dit rekwest wordt echter geen gevolg gegeven. In 1584 heeft hij Antwerpen verlaten, evenals zijn broer Chrisostomus, Michiel Eems (angoni 268) en Peter Arnouts (euterpe 179); dientengevolge beslist de magistraat op 24 juli hun goederen te laten inventariseren. In de periode 1589-1594 drijft hij handel op Sevilla, is hij werkzaam als assuradeur, en bedrijft hij, in compagnie met Maarten della Faille, de graanvaart naar de Middellandse zee. In deze laatste jaren leent hij ook aanzienlijke bedragen aan Della Faille.
David Scholiers is gehuwd met Johanna Celosse; hun zoon Peter (o1582 †1635) maakt naam als Latijns dichter.
Lit.: AA, IV, 176; V, 341; XV, 19, 259, 262; Brulez, passim; Diercxsens, III, 664; Grafschriften, I, 178; Jubilé, 58; Papebrochius, IV, 341, 342; Prims, Antwerpiensia VII, 230.
Aelmoesenier: zie aelmoesseniers 2 |
21 |
Scholiers: leerlingen WNT, XIV, 786 (s.v. Scholier); van deze stijlfiguur (distinctio) maakt Van der Noot een overvloedig gebruik. |
23 |
vroomelyck: met standvastigheid MNW, IX, 1405 (s.v. Vromelike) |
26 |
Laçesis: Lachesis, de tweede schikgodin, die de levensdraad, gesponnen door Clotho, rond een spil wikkelt. |
27 |
gheschille: tegenstand WNT, IV, 1734 (s.v. Geschil) en MNW, II, 1609 (s.v. Sonder ghescille); de beslissingen van het noodlot zijn onontkoombaar. |
30 |
met vreugt, ter deugt: zie 14 |
31 |
recht: echt WNT, XII, 3de stuk, 495 (s.v. Recht) |
32 |
boose: uiterst; ‘Bij een qualitatief znw. van ongunstige beteekenis staande, kan boos...worden opgevat als eene aanduiding dat een persoon die hoedanigheid in hooge mate bezit’ WNT, III, 485 (s.v. Boos) |
33 |
crom: slecht WNT, VIII, 320 (s.v. Krom) |
34 |
tuyght: deelt mee als waar MNW, VIII, 761 (s.v. Tugen) |
35 |
namen: noemen WNT, IX, 1540 (s.v. Namen) |
37 |
Ian Scholiers (Hans) (†vóór 27 juli 1607)
Het schijnt wel zo te zijn dat hij samen met zijn moeder Catharina de Deckere de zaak van zijn vader, Petrus Scholiers Sen. (Schuller), voortzet, terwijl zijn broer Chrisostomus zelfstandig handel drijft. Op 29 apr. 1574 betaalt de ‘Weduwe Scholiers’ niet minder dan 1.500 pond Art. in de lening voor de Spaanse soldaten. In deze periode drijft Jan met zijn broer David handel op Londen. In 1578 wordt een bedrag van 6.000 gulden in een lening als volgt verdeeld: ‘Vidua Scholiers met Davidt ende Hans Scholiers’ betalen 3.000 gulden, de andere helft valt ten laste van ‘Jacques Breyel (zie sueiro 224) ende Jan de Poorter (zie grammey 187)’. In 1579 moeten ‘De weduwe Scholiers ende Hans haren sone’ 400 gulden per |
| |
| |
|
maand opbrengen in de lening van 52.000 gulden. Op 8 mei 1579 wordt hij vermeld als kapitein van de burgerlijke wacht in het regiment van kolonel Vanden Walle.
Lit.: AA, XV, 87, 95, 383; XVII, 399; XVIII, 85; XXII, 231; Peter Heyns, Spieghel der werelt, Antwerpen, 1583, + 4v. |
39 |
Delien: zie matthias 96.
Medecynen: geneesheren WNT, IX, 368 (s.v. Medicijn) |
41 |
Profeten: voor deze gelijkschakeling in 40-41, zie apologie 388. |
42 |
vynen: ontwerpen WNT, XXI, 636 (s.v. Vijnen) en WNT, XXI, 733 (s.v. Vinden) |
44 |
misterien: zie apologie 384 |
45 |
verholendtheydt: geheimnis MNW, VIII, 1849 (s.v. Verholenheit) |
46 |
verlicht: beschenen, bestraald door Apollo, tegelijk zonnegod en beschermer der dichters MNW, VIII, 2025 (s.v. Verlichten)
Rubynen: resultaat van deze bestraling: zodat zij als robijnen schitteren. Deze edelsteen is hier gekozen om zijn glans WNT, XIII, 651 (s.v. Robijn, rubijn); vgl. apologie 333. |
49 |
crachten: inwerkingen op het lichaam van mens of dier WNT, VIII, 46 (s.v. Kracht) |
50 |
Enonen: aan Oenone. Zij is een Trojaanse nimf, dochter van Kebren (of Oineus) en geliefde van Paris, die haar verlaat voor Helena. Wanneer hij door de giftige pijlen van Philoctetes getroffen is, laat hij de hulp inroepen van Oenone, die de waarzeggerij en de heelkunst beheerst. Oenone weigert de gevraagde hulp, waarna Paris sterft. Tot inkeer gekomen, verschijnt zijn geliefde te laat aan zijn doodsbed. Daarop pleegt zij zelfmoord; zie Pauly-Wissowa, 34. Halbband, 2251-2253 (Josef Krischan). |
52 |
schichten: stralen WNT, XIV, 550 (s.v. Schicht); zie 43. Het woord is ook letterlijk op te vatten: men denke aan Phoebus als boogschutter, die de Grieken voor Troje met pest treft en de zonen van Niobe doodt. |
57 |
eenen Scholier: Petrus Scholiers (Schuller) uit Nürnberg; zie 19 |
62 |
de deugt, met vreugt: zie 14 en 30 |
64 |
te hants: nu WNT, XVI, 1758 (s.v. Thans, tehants)
min: minder WNT, IX, 755 (s.v. Min) |
65 |
goey oude gheslachten: het onbegrip, zowel van de massa als van de machthebbers, tegenover zijn poëzie voelt Van der Noot tevens aan als een aanslag op zijn oud adellijk blazoen. |
66 |
dry-maels: overeenkomstig de drie begrippen, vervat in de ww. in 57-59. |
67 |
veur: in tegenwoordigheid van, bij WNT, XXI, 188 (s.v. Veur) en MNW, IX, 928 (s.v. Vore) |
68 |
heur...vvtspreyden: zich verspreiden MNW, VIII, 1060 (s.v. Utespreiden) |
69 |
rym: rijp WNT, XIII, 315 (s.v. Rijm) |
71 |
VVillem vanden Kerchoue: niet aangetroffen in de geraadpleegde bronnen. |
73 |
on-ergh: zachtaardig; vgl. WNT, III, 4183 (s.v. Erg) |
75 |
Een-voudigh: argeloos WNT, III, 3864 (s.v. Eenvoudig)
goedertiren: tam WNT, V, 349 (s.v. Goedertieren) |
76 |
gheraken in een valle: bedrogen worden, zich laten beetnemen WNT, XVIII, 250 (s.v. In de val geraken) |
77 |
bosch-uyl: katuil die meestal in dichte bossen woont. Opmerkenswaardig is wel dat het WNT vermeldt dat dit woord een schimpnaam was voor de wilde geuzen WNT, III, 662 (s.v. Boschuil). |
78 |
schalcker: bedrieglijke WNT, XIV, 230 (s.v. Schalk) |
79 |
on-verhuedt: onvoorzien WNT, X, 2106 (s.v. Onverhoed)
schoffiren: ten gronde richten WNT, XIV, 763 (s.v. Schoffeeren, schoffieren) |
80 |
mis-valle: ongeluk WNT, IX, 878 (s.v. Misval) |
81 |
al-te-medt: somtijds WNT, II, 294 (s.v. Altemet) |
83 |
achter rug': onmerkbaar voor de slachtoffers WNT, XIII, 1590 (s.v. Achter iemands rug) |
84 |
mispresen: veracht WNT, IX, 851 (s.v. Misprijzen); bepaling bij sy |
85 |
veursichtigh: bedachtzaam MNW, IX, 1073 (s.v. Voresichtich) |
| |
| |
89 |
Aernout Vervoordt: op 2 feb. 1582 wordt hij aangewezen om een ‘vande syndicalen te wesen van vuyte poorteren’; zie AA, XXIV, 310. |
92 |
Atropos: de derde en meest schrikwekkende der schikgodinnen: zij knipt de levensdraad door; zie ook 26. De drie voormelde (91) kwalen zijn haar Dienaers omdat zij de dood van de mensen verhaasten. |
94 |
on-lede: twist, onlusten: WNT, X, 1715 (s.v. Onlede) |
95 |
heur: wed. vnw. bij stellen (96) |
99 |
besloten: opgesloten WNT, II, 2044 (s.v. Besluiten) |
100 |
Vechten...: zie voor een verwante emblematische voorstelling Arthur Henkel en Albrecht Schöne, Emblemata. Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. und XVII. Jahrhunderts, Stuttgart, (1967), 824. |
101 |
d'een veur, d'een nae: de een na de ander
strax: onverwijld WNT, XV, 2109 (s.v. Straks) |
102 |
haer...vvachten: zich...in acht nemen MNW, IX, 1501 (s.v. Wachten) |
103 |
sy: nl. die vyandt syn...(95)
beschampen: beschimpen WNT, II, 1949 (s.v. Beschampen) |
104 |
svveert Fame-stelen: zwaard van belastering WNT, III, 4340 (s.v. Faamrooven). Van der Noot bedoelt: de lastering van de bozen valt terug op hun eigen hoofd. |
106 |
Peeter Meule-mans
Op 26 mrt. 1582 wordt hij aangesteld tot kapitein van de burgerlijke wacht uit de wijk ‘Nyeustadt’ onder het commando van kolonel Goddijn; hij blijft deze functie bekleden tot na 8 juni 1585. Op 24 jan. 1583 beoogt hij de ‘pachtinge vanden overslach’.
Lit.: AA, V, 460; VI, 139; XXIV, 348; XXVI, 184, 251; Heyns, a.w., 2 + 1r.
Wanneer in Bu (b) de familienaam Meule-mans uitgebroken wordt, dan kan men enkel dezelfde reden laten gelden als in grammay 23 punt 2) |
109 |
rasen: inf., afhangend van vvillen (110) |
110 |
En: negatie
on-gheruste: onrustige WNT, X, 1653 (s.v. Ongerust)
De verzen 108-110 worden naderhand geciteerd in apologie 207-209. |
111 |
achter rugh': zie 83 |
112 |
die: nl. die, die heur...(108) |
113 |
des vyandts: van de duivel WNT, XXI, 498 (s.v. Vijand) |
114 |
der schalcken: der schurken WNT, XIV, 228 (s.v. Schalk)
vys-vasen: verzinsels WNT, XXI, 470 (s.v. Viezevazen) |
115 |
Die: correspondeert met die (112) |
117 |
begresen: bespot WNT, II, 1433 (s.v. Begrijzen) |
121 |
sneuen: ten val komen WNT, XIV, 2324 (s.v. Sneven) |
126 |
Nymphael: zoals eigen is aan nimfen WNT, IX, 2017 (s.v. Nimfaal); ontleend aan het Italiaans ninfale via het Frans nymphal (Huguet, V, 470).
v sute bruyn ooghen: dit is ontleend aan CB, 361; zie OE, [178]. |
128 |
Helicon: gebergte in Boeotië tussen het Copaismeer en de golf van Korinthe, vooral bekend als muzenberg, waarop de Hippocrene zich bevond.
medt bescheydt: met kennis van zaken WNT, II, 1965 (s.v. Met Bescheid); hier: uit de volheid der inspiratie. |
129 |
laefde: voor deze voorstelling, zie CB, 377 e.v. in OE, [180]
vloedt: bedoeld is de Hippocrene. |
130 |
Doen: onderwerp: de subst. in 126
t'uvven verhoogen: tot meerdere eer voor u MNW, VIII, 1842 (s.v. Verhogen) |
134 |
poel: meertje, vijver WNT, XII, 2948 (s.v. Poel)
colck: waterbekken WNT, VII, 5130 (s.v. Kolk) |
139 |
vvelden: gelukzaligheid MNW, IX, 2092 (s.v. Welde) |
|
|