| |
Stevart (1582)
Ontstaan
William Stewart, aan wie dit vel wordt opgedragen, is slechts schijnbaar het hoofdpersonage hiervan. De meeste verzen stammen inderdaad uit de pen van Jan de Maes, secretaris van Stewart, en zij zijn uitsluitend geschreven ter ere van Jan van der Noot. Blijkens 51 heeft dit vel in de eerste plaats dienst gedaan als inleiding bij een bundel PW, zodat door deze bedoelde plaatsing de opneming van lofdichten ter ere van de auteur wel voldoende verantwoord wordt. Tevens verklaart dit procédé de opeenvolging der gedichten in de huidige volgorde: de reeks zet in met een ode voor Stewart, waarna een poëtische briefwisseling tussen De Maes en Van der Noot volgt. De enige
| |
| |
schakel tussen deze laatste verzen en het openingsstuk bestaat in het reeds vermelde dienstverband tussen het gehuldigde personage in de eerste ode en Van der Noots lofdichter, die onmiddellijk daarna aan bod komt. De plaatsruimte die De Maes geniet, verzekert de dichter trouwens een goede ontvangst van zijn verzen bij de verhoopte mecenas, wanneer Van der Noots dichterlijke kwaliteiten zo uitvoerig geloofd worden door iemand uit Stewarts onmiddellijke omgeving.
| |
Inhoud
- | Ode (6-58)
Lof van Schotland, dat doorheen zijn geschiedenis steeds een dapper geslacht voortgebracht heeft; dit wordt in de huidige omstandigheden bewezen door het gedrag van Stewart en zijn manschappen; hierom ook verzekert Van der Noot hem de poëtische onsterfelijkheid ‘Au temple de Memoire’ (55). |
- | Ode (64-125)
In een droom aanschouwt de verrukte lofzanger de wijding tot dichter van zijn idool door Apollo en de muzen, en dit om Van der Noots poëtisch oeuvre, waartussen de Olympias (113) centraal staat. |
- | Response dv poete (134-147)
De huldeblijken, die Van der Noot in ontvangst mocht nemen van zijn bewonderaar, moeten naar diens eigen talentrijke geest terugkeren. |
- | Hymne dv lyerre (152-251) |
1) | De twee redenen waarom De Maes dit onderwerp behandelt (152-173). |
2) | Vergelijking tussen klimop en laurier (174-186). |
3) | Nut van de klimop (187-201). |
4) | De klimoprank, die de olm omstrengelt, als symbool van standvastige liefde en vriendschap (202-244). |
5) | Slot- en heilwens aan Van der Noot (245-251). |
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
MONr: Monsieur
Gvillavme Stevvart: Sir William Stewart of Houston (†na 1603)
Zijn afkomst is onzeker. Reeds in okt. 1575 staat hij in dienst van Willem van Oranje, voor wie hij driehonderd Schotten ronselt. Zijn vendels hebben een zeer belangrijk aandeel in de overwinning der Staten-Generaal tegen don Juan, behaald op 1 aug. 1578 te Rijmenam. In de winter van 1579 verblijven zijn troepen in winterkwartieren te Borgerhout; de Schotse kolonels Bellifourt en ‘Estuwart’ ontvangen wijn van de stad Antwerpen op 16 jan. 1579. Op dat ogenblik logeren zij ten huize van Bonaventure Michaeli. Op 15 juni 1579 moeten de Fransman La Garde en Stewart de Staatse troepen naar het belegerde Maastricht leiden; op 27 juli van hetzelfde jaar moet Antwerpen 17.000 gulden betalen aan ‘den coronel Stuaert’ om met zijn soldaten naar het benarde Brussel te trekken. Op 19 aug. krijgt hij alvast 3.000 gulden. In aug. 1580 liggen zijn troepen, weer in het gezelschap van La Garde, tussen Le Quesnoy en Rijsel om Anjou op te wachten. In okt. 1581 schrijft Mary Stuart hem, de zaak van de Nederlandse opstandelingen te laten varen. Op 4 nov. van dat jaar moet Antwerpen weer 20.000 gulden opbrengen voor een maand soldij, hoofdzakelijk bestemd voor zijn regiment. Intussen is Stewart gehuwd met de weduwe van een graaf Manderscheidt. In 1582 keert hij terug naar Schotland, waar hij de zijde kiest van de Engelse en antikatholieke partij. In 1583 maakt hij deel uit van een Schotse ambassade aan het Engelse hof, waar hij door koningin Elizabeth eervol ontvangen wordt. Stewart bezit inderdaad aanzienlijke diplomatieke talenten. Hij is een standvastig partijganger van koning James en moet in 1586 de wijk nemen naar het continent, waar hij in de gunst weet te komen van Farnese en van Mendoza, Spaans gezant te Parijs. Kort daarop kan hij echter weer terugkeren naar Schotland, en in 1589 reist een gezantschap van de Staten-Generaal naar Stewart om te onderhandelen over een aanzienlijke som, die hij |
| |
| |
|
opeist als betaling voor zijn militaire prestaties in dienst van de Staten. In de volgende jaren stijgt zijn aanzien bij koning James nog meer, hij maakt verschillende diplomatieke reizen naar het buitenland, o.a. naar de Nederlanden in 1593 en opnieuw in 1594. Ondertussen is hij opnieuw gehuwd met Isabella Hepburn, lady Pitfirrane. Hij overlijdt tussen 1603 en 1606. Lit.: AA, XV, 295, 466; XVI, 19; XVIII, 458; Léon van der Essen, Alexandre Farnèse, prince de Parme, gouverneur général des Pays-Bas (1545-1592), Bruxelles, 1933-1937, I, 276, 277; II, 89, 185, 316; Dictionary of national biography, LIV, 362-364; Vermeylen, 167 (857) noot 4. |
2 |
enseignes: compagnies de gens de pied Huguet, III, 477 (s.v. Enseigne) |
8 |
practiqué: fréquenté Huguet, VI, 128 (s.v. Practiquer) en Littré, VI, 267 (s.v. Pratiquer) |
9 |
estranger: in de betekenis van: niet bezocht door de dichter; zie gambrinus 98 on-bekandt |
10 |
Calidon: Caledonia, de antieke naam voor Schotland |
11 |
des peres: par les ancêtres Huguet, V, 723 (s.v. Pere) |
15 |
qui: antecedent is Ceulx (6)
prins: pris (verl. deelw.) Huguet, VI, 156 (s.v. Prendre) |
19 |
Ains: Mais Huguet, I, 140 (s.v. Ains)
bonne espace: ook in de zin van ‘temps’ vrouwelijk Huguet, III, 658 (s.v. Espace) |
22 |
leur: der Schotten
regiment: gouvernement Huguet, VI, 447 (s.v. Regiment) |
24 |
Prisent: ond.: Ceulx (6) |
30 |
alarmes: combats Huguet, I, 150 (s.v. Alarme) |
33 |
l'experience: la preuve (lijd. voorw.) Huguet, III, 780 (s.v. Experience) |
36 |
pietons: fantassins Huguet, V, 779 (s.v. Pieton) |
37 |
Parquoi: C'est pourquoi Huguet, V, 644 (s.v. Parquoy) |
38 |
Ores: Maintenant Huguet, V, 539 (s.v. Ores) |
51 |
ce liure: een bundel PW of convoluut, bestaande uit PW + CB/Abr + LvB |
53 |
deliure: livre Huguet, II, 776 (s.v. Delivrer) |
54 |
vo': afkorting voor vous |
55 |
Au temple...: dit oord wordt later genoemd ‘le magnifique Pallais d'eternelle Renommeé’ (titelvel 1589-1590 96-97). Voor Richelet (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 393) is ‘le temple de Memoire’ synoniem met ‘l'Eternité’. |
58 |
Europidos: in 1582 gelooft Van der Noot dus nog aan de voltooiing van de Europidos naast de reeds aangevatte PW. |
59 |
Ian de Maess: Jan de Maes, zie voorwerk 1580-1581 103 |
64 |
Oeuil: de zon |
65 |
Iuueaulx: lees Iumeaulx, voor ‘Gémeaux’. De zon staat in het sterrenbeeld van de Tweelingen van 21 mei tot 21 juni. |
67 |
le Torrent d'Eurote: de Eurotas, een rivier in de Peloponnesus, die in Arcadië ontspringt en door Laconië vloeit. De Maes zoekt deze rivier wel op om de plaats van oorsprong, als symbool van een lieflijk en vreedzaam oord (locus amoenus), en dus zeer geschikt voor dichterlijke naturen. De rivier is in dezelfde spelling vermeld door Ronsard in Veu à Phebus Apollon, 10 (STFM, I, 155). |
69 |
baleur: danseur Huguet, I, 462 (s.v. Baleur) en Huguet, I, 465 (s.v. Balleur) |
73 |
i'oy: j'entends Huguet, V, 559 (s.v. Ouir)
deuiser: parler Huguet, III, 155 (s.v. Deviser) |
75 |
cherche...: de rest van 75 en 76 is in directe rede weergegeven. |
76 |
Soeurs: de muzen.
en cest endroit: bepaling bij cherche (75) |
80 |
autre: lees antre |
82 |
Sommeillant: bepaling bij me |
85 |
Espris de: En proie à, saisi par Huguet, III, 685 (s.v. Espris de) |
86 |
Ranneau: rameau |
| |
| |
93 |
Les aultres: onderverstaan: muzen |
95 |
Que: lijdend voorwerp van foisonne; antecedent: millier (93)
le bord Pegasin: het is onduidelijk of De Maes hiermee de eigenlijke Hippocrene bedoelt, dan wel le Torrent d'Eurote (67), die hij oorspronkelijk opgezocht heeft. De regels 75-76 pleiten voor de tweede mogelijkheid. |
99 |
Delien: zie matthias 96 |
101 |
Lors: Alors Huguet, V, 45 (s.v. Lors) |
102 |
fredonnoit: jouait d'un instrument à cordes Huguet, IV, 203 (s.v. Fredonner)
poulce: pouce Littré, VI, 197 (s.v. Pouce) |
104 |
iour & nuyt: aangezien de muzen hun dichter rechtstreeks inspireren, geniet deze laatste steeds van dit uitgelezen contact. |
107 |
supernel: céleste, divin Huguet, VII, 125 (s.v. Supernel) |
108 |
isnel: rapide Huguet, IV, 689 (s.v. Isnel) |
110 |
Cest...ainsi: dergelijk gunstbetoon, nl. don delectable (106), valt aan Van der Noots talent te beurt. |
114 |
tant: si Huguet, VII, 181 (s.v. Tant) |
115 |
Ta Muse: ond. van depeind (114) |
118 |
surpassé: de betekenis ‘lang vervlogen’, die hier klaarblijkelijk bedoeld is, komt niet voor in de woordenboeken. Is verwarring met ‘Suraagé’ (Huguet, VII, 135) opgetreden? |
121 |
non plus: pas plus Huguet, V, 442 (s.v. Non plus) |
122 |
Ton bruyt: Ta renommée Huguet, II, 15 (s.v. Bruit)
eschapper Le...(123): échapper à l' Huguet, III, 598 (s.v. Eschapper) |
123 |
Le trait mortel: L'approche de la mort Huguet, VII, 300 (s.v. Traits de la mort)
lignaige: ond. van porroit (122) |
124 |
guerdonneur: qui récompense Huguet, IV, 402 (s.v. Guerdonneur) |
125 |
Borne: circonscrive (wenszin) |
126 |
10. de Iuin. 1579.: dit lofdicht is wel kort na het verschijnen van CB/Abr ontstaan, zodat het heel normaal is, dat De Maes juist dit werk apart vermeldt in 113. |
130 |
Nil...: zinspreuk van De Maes, die reeds opgenomen is in voorwerk 1580-1581 119. |
135 |
vn chapeau de Lyerre: het onderwerp van de volgende hymne. |
136 |
Vn chapeau de Laurier: zinspeling op de inhoud van het voorgaande lofgedicht, met name op 86-90.
rond: bijwoord |
137 |
vn de Mirthe: zie opmerking bij marque...(141) |
141 |
marque de la Paix: bedoeld is de olijfboom. De omschrijvingen in 137 en 140-141 slaan op niet gepubliceerde lofgedichten door De Maes ter ere van Jan van der Noot. Voor het overreiken van dergelijke kransen aan de dichter, zie gambrinus 5, waar verdere verwijzingen. |
145 |
à la mesme personne: à la personne même. Voor deze formulering, zie Matth. 10:13, Luc. 10:6. |
150 |
De navolgende ode wordt in Marcel Raymond, L'influence de Ronsard sur la poésie française (1550-1585), Genève, 1965, II, 198 noot 1, genoemd een ‘pendant exact de l'Hymne du Houx et des autres hymnes - blasons du Vendômois [= Ronsard]’. |
152 |
ORes que: Maintenant que Huguet, V, 539 (s.v. Ores que)
le Verseur: le verseau Huguet, VII, 449 (s.v. Verseur d'eau); de zon staat in het sterrenbeeld van de Waterman gedurende de periode 20 januari - 18 februari. |
153 |
poissons: in het sterrenbeeld van de Vissen staat de zon van 19 februari tot 20 maart. |
154 |
Parallelle: om dag en nacht even lang te laten duren |
156 |
Belier: de zon staat in het sterrenbeeld van de Ram van 21 maart tot 20 april; wanneer deze periode, die samenvalt met het begin van de lente, aanbreekt, dan vernieuwt (155) de zon inderdaad de natuur. |
158 |
Ains: zie 19
mis en serre: enfermé Huguet, VI, 778 (s.v. Mettre en serres) |
| |
| |
161 |
auant: en avant Huguet, I, 423 (s.v. Avant) |
163 |
Constructie: qu'on la chante tous-iours viue en dépit de l'hyuer |
164 |
Sy: Ainsi Huguet, VII, 155 (s.v. Sy) en Huguet, VI, 789 (s.v. Si)
Mais...: de woorden van Van der Noot, in directe rede weergegeven, lopen tot het einde van 166. |
165 |
Tu: gezegd tot De Maes
los: zie 48
vois: [tu] vas Huguet, I, 166 (s.v. Aller); zinspeling op 86 e.v. |
167 |
dy: dis |
168 |
onqʒ: afkorting voor onque: jamais (negatief) Huguet, V, 519 (s.v. Onques) |
169 |
s': si (voorwaardel. voegw.); ‘On emploie encore souvent l'ancienne forme se...Dans se, e s'élide devant une voyelle’ Huguet, VI, 789 (s.v. Si)
un coup: une fois Huguet, II, 589 (s.v. Coup) |
170 |
& fut il: même s'il était, fût-il Huguet, III, 748 (s.v. Et fust il) |
171 |
i'ay plus cher: j'aime mieux Huguet, II, 241 (s.v. Avoir plus cher)
debile: in vgl. met Van der Noot. |
172 |
Encore frissonnant: zowel om het nog koude jaargetijde (153) als om zijn onervarenheid.
fredonner: faire résonner Huguet, IV, 203 (s.v. Fredonner) |
173 |
a: à
luy: à la paresse (167) |
174 |
tu: Van der Noot |
176 |
mandier: De Maes meent dat Van der Noot recht heeft op een eervoller krans dan de klimopkroon dit kan zijn.
le subiect: la matière, sur laquelle on écrit Huguet, VII, 95 (s.v. Subject) en Littré, VII, 554 (s.v. Sujet) |
178 |
sy: zie 164
il: ils, nl. klimop en laurier |
181 |
annombrés: comptés parmi Huguet, I, 222 (s.v. Annombrer à) |
183 |
se coeuille: est recueilli Huguet, II, 669 (s.v. Cueillir)
Constructie: le laurier se coeuille Des Poetes |
186 |
carriere: course Huguet, II, 110 (s.v. Carriere) |
187 |
Sus: aansporing Huguet, VII, 150 (s.v. Sus) |
189 |
cestuy lá: nl. ormeau(x) (188) |
191 |
aprins: apris Huguet, I, 267 (s.v. Apprendre). De Maes wil hier rechtstreeks bij de natuur te rade gaan, en niet via Alciati, 566, Emblema CLIX: ‘Amicitia etiam post mortem durans’. De verdere vermelding van dit emblema wordt dan ook uitgesteld tot de plaats, waar het als bron van Jan van der Noot zelf fungeert, nl. sueiro 113.
honte: mogelijk veroorzaakt door De Maes' gebrek aan ondervinding inzake het dichten. |
193 |
oit: 3de pers. enk. o.t.t. van ouir, horen Huguet, V, 559 (s.v. Ouir); hier eerder in de betekenis van ‘beluisteren’. 192-193 klinkt toegevend: zing zoals je kan, want men beluistert wel... |
195 |
ses: van de klimop |
197 |
Và: tussenwerpsel Littré, I, 323 (s.v. Aller)
herboriste: médecin qui soigne au moyen des herbes Huguet, IV, 470 (s.v. Herboriste). De Maes bedoelt: het is de taak van dergelijke specialisten om de natuur en de kwaliteiten van de klimop te ontleden. |
198 |
ronde: bep. van gesteldheid bij barbe; laisse (197)...ronde (198) heeft dezelfde betekenis als het Ndl. spreekwoord: schoenmaker, blijf bij je leest! |
200 |
onq: zie 168 |
201 |
de: au moyen de Huguet, II, 710 (s.v. De)
se démesler: se tirer heureusement [d'une affaire difficile] Huguet, III, 91 (s.v. Se desmesler) |
202 |
Lumiere: nl. de zon |
| |
| |
204 |
du Midy: het is dus namiddag. |
207 |
Seruans: bepaling bij branches (206)
Constructie: Seruans de targes aux moissonneurs contre le chauld
targes: boucliers (fig.) Huguet, VII, 190 (s.v. Targe) |
208 |
recreuz: recrus |
211 |
indomté: dit wordt verklaard in de drie volgende verzen. |
212 |
l'Aquilon: de noordoosten- of noordenwind |
215 |
Berée: roodborstje
querele: plainte, lamentation Huguet, VI, 278 (s.v. Querele)
dégoise: exprime par un chant Huguet, III, 78 (s.v. Desgoiser) |
216 |
Tapie: Abritée Huguet, VII, 184 (s.v. Tapir) |
216b-217a |
Constructie: & Tu l' [= la Berée] oirras gringoter sa chanson d'Esté |
218 |
Voire: Même Huguet, VII, 503 (s.v. Voire)
la: nl. La Berée (215) |
221 |
t': ‘avec élision de l'u’ Huguet, VII, 365 (s.v. Tu) |
223 |
Veullent: herneming van 221 |
224 |
onq: en un temps quelconque Huguet, V, 519 (s.v. Onc) |
225 |
chose: lijdend voorwerp van serrer (224) |
226 |
le lyerre: onderwerp |
228-229a |
Constructie: D'hyuer le villageois, barbetant, viendrà le Cueillir à gros monceaux
barbetant: bavardant Huguet, I, 482 (s.v. Barbeter) |
229b-231 |
Omschrijving: puis, [tu] le [villageois] verras, portant [le lierre] sur sa croupe, [aller] au marché, où il le vendra pour un brin, pour servir de jonchée à quelque épousée. |
231 |
pour (1ste maal): en échange de Littré, VI, 218 (s.v. Pour)
brin: toile de qualité supérieure Huguet, I, 717 (s.v. Brin) |
233 |
Nostre Flandres: zoals de Brabander Van der Noot de gezamenlijke Nederlanden aanduidt door de naam van zijn hertogdom, zo noemt de Vlaming De Maes het hele gebied eveneens naar zijn graafschap. |
234 |
le voarre: le verre; ‘Au XVIe siècle, Bèze dit que les Parisiens prononcent à tort voarre’ Littré, VII, 1650 (s.v. Verre) en Huguet, VII, 497 (s.v. Voarre). Met se forme bedoelt De Maes natuurlijk het woord ‘verre’, en niet de grondstof. |
236 |
Bien...que: hier + indicatief Huguet, I, 570 (s.v. Bien que) |
237 |
trottent: ‘Il se dit des choses qui vont et viennent’ Littré, VII, 1368 (s.v. Trotter); de bekers gaan rond onder de disgenoten; ook worden zij naar de schenktafel gebracht om gevuld te worden.
farcy: remplis Huguet, IV, 38 (s.v. Farci) |
240 |
choisy: de bacchantenstaf was versierd met wingerdbladeren en klimop; zie Daniël Heinsius, Bacchus en Christus. Twee Lofzangen, opnieuw uitgegeven door L.Ph. Rank, J.D.P. Warners en F.L. Zwaan, Zwolle, 1965, 123.
Cilenien: de Silène. Silenus is de opvoeder van Bacchus, en vergezelt hem op zijn tochten; zie Heinsius, a.w., 141. |
241 |
Sy: voorw. zin: indien Bacchus houdt van de klimop, dan mag deze bezongen worden.
Aónien: geïnspireerd door de muzen. Zij voeren het epitheton Aonides (Aoniae sorores) naar een oude naam voor de omgeving van de Helicon. |
244 |
ues: voici Godefroy, VIII, 214 (s.v. Ves, vez)
Aimantin: fort, durable Huguet, I, 136 (s.v. Aimantin). De klimop dankt dit epitheton aan de omstrengeling, waarin hij de olm gevat houdt, en eveneens aan zijn duurzaamheid. |
247 |
tu: Lyerre Aimantin (244)
Maess: meew. voorw. |
248 |
Par...presager: hangt eveneens af van puisses-tu (247). De Maes bedoelt: Mocht gij, klimop, Van der Noots toekomst voorspellen, met name zijn onsterfelijkheid! En wel doordat de |
| |
| |
|
klimopbladeren niet verwelken (161) en deze plant in de winter zijn vrucht geeft (227). Beide elementen betuigen zijn duurzaamheid. |
249 |
son: van Jan van der Noot |
250 |
Pierides: de muzen; voor de oorsprong van dit epitheton zie pruenen 88. |
251 |
Onque: zie 168 |
|
|