| |
Craenmeester (1581-1582)
Ontstaan
Blijkens de herkomst van de opgenomen teksten en de keuze van het aangesproken publiek heeft Van der Noot dit vel bewust gereserveerd voor muziekliefhebbers. De twee sonnetten aan De Craenmeester zijn eerst gepubliceerd in een bundel van Séverin Cornet, Madrigali A Cinque, 6. 7. & 8. voci, Anversa, 1581. In deze muziekdruk worden zij enkel ondertekend met Van der Noots devies ‘Tempera te Tempori’, behalve in het recueil voor de altpartij, waar de naam van de auteur voluit prijkt, zelfs voorzien van de vererende toevoeging ‘Patritius van Antwerpen - Patrice d'Anvers’. Wanneer Van der Noot de gebroeders De Smidt als muziekliefhebbers bezingt in het gezelschap van De Craenmeester, is dit geen toeval: Melchior en Balthasar de Smidt tekenen samen met De Craenmeester in voor een aanzienlijk aantal exemplaren op Séverin Cornet, Cantiones Musicae, Antverpiae, 1581. Nog in hetzelfde jaar, waarin Cornet zijn bovengemelde Madrigali aan De Craenmeester opdraagt, wijdt hij zijn Chansons Françoises à 5. 6. & 8. parties, Anvers, 1581, toe aan Melchior en Balthasar de Smidt. De aanwezigheid van Paulo Bolognino in dit gezelschap mogen wij gevoeglijk aan een zelfde muzische belangstelling toeschrijven.
| |
Inhoud
De twee sonnetten aan De Craenmeester (4-17 en 124-137) behandelen de voortreffelijkheid van deze mecenas (9-10) en de onmisbaarheid van de deugd (124 e.v.). In de vijf sonnetten voor leden van het geslacht De Smidt blijken er niet minder dan drie (38-51, 54-67 en 107-120) grotendeels ge- | |
| |
wijd aan het aanzien van deze familie, terwijl de twee resterende (71-84 en 88-101) respectievelijk de koppeling van rijkdom en deugd (79) en het weinig aantrekkelijk lot der deugdzamen (94) memoreren. In schril contrast tot deze bespiegelingen staat het sonnet voor Bolognino, enkel gewijd aan diens ‘gants parfvmez’ (18).
| |
Bronnen
Enkele elementen in de woordenschat van 23 en 59-60 wijzen op beïnvloeding door Ronsard. Ze zijn echter te gering om als bron een bepalende invloed op het gedicht in kwestie te bezitten. Meer belangwekkend blijkt de vergelijking tussen de twee sonnetten voor De Craenmeester zoals zij voorkomen in de Madrigali en in de PW. Afgezien van loutere spellingvarianten - misschien ten dele veroorzaakt door de moderne transcriptie - verschilt de tekst in de Madrigali, zoals hij afgedrukt staat bij G. van Doorslaer, ‘Séverin Cornet, compositeur - maître de chapelle (†1530-1582)’, in De Gulden Passer 3 (1925), 181-182 als volgt van de versie der PW
Gulden Passer |
craenmeester |
|
Sonnet I |
|
|
4 |
Te font tant estimer bien heureux... |
7 |
Me te font estimer tresheureux... |
5 |
Car bien considerant le bien qu'en toy redonde, |
8 |
Car en considerant le bien qu'en vous abonde |
8 |
...qu'en toy toute science abonde |
11 |
...qu'en toy mainte science abonde |
9 |
Apollon Delien, te... |
12 |
Car Phoebus Delean, te... |
13 |
...non pas des gens... |
16 |
...non point de gents... |
14 |
...ton los... |
17 |
...ton nom... |
|
Sonnet II |
|
|
2 |
...gaeve goedt; van... |
125 |
...gàven goedt van... |
5 |
...ghetuighe... |
128 |
...ghetiughen... |
7 |
Met veel meer... |
130 |
En veel meer... |
9 |
Dies myn hert is vervult Craenmeester goedt, met vreughden |
132 |
Dies myn hert vvordt ver-vuldt medt Nepente, vol vreuchden |
12 |
Dies ghy (dat swere ick u) en... |
135 |
Dus suldt ghy (segh ick v) en... |
13 |
Om u deughden veurseydt, deur... |
136 |
Craenmeester, om v deught, deur... |
14 |
Sult leven, en daer toe gheacht syn t'allen... |
137 |
Ouer al syn gheacht, en gheéerdt t'allen... |
Uit deze varianten blijkt dat Van der Noot zijn tekst zorgvuldig nagezien en verbeterd heeft. In sonnet I, 5 (craenmeester 7) wordt de herhaling van ‘bien’ weggewerkt. De wending in het sonnet wordt verstevigd door ‘Car’ in te lassen (craenmeester 132). In sonnet II, 9 vervalt het overtollige ‘Craenmeester goedt’ voor het plechtstatigere ‘medt Nepente’ (craenmeester 132). Ten slotte is de zinsbouw van sonnet II, 12-14 vlotter geworden (craenmeester 135-137).
| |
Verklarende aantekeningen
1 |
Gherard de Craenmeester
Zijn muzikale belangstelling, zoals die blijkt uit Cornets publikaties in 1581, is reeds gememoreerd. Ook zijn talenkennis zou niet gering geweest zijn: Van der Noot draagt hem een Nederlands en een Frans sonnet op, en Cornet roemt zijn beheersing van het Italiaans als volgt: ‘V.S. laquale per essere fra le sue altre virtù dotata ottimamente della Musica et per haver lei la lingua Italiana non meno propria e famigliare che la sua materna...’. Wanneer hij later niet meer opduikt als mecenas bestaat daarvoor een goede reden: reeds in 1582 wordt hij als failliet gebrandmerkt. Is het dan ook een andere ‘Geeraert Craenmeester’, die in de periode 1589-1594 te Antwerpen bedrijvig is als makelaar in warentransacties?
Lit.: Brulez, 523; Van Doorslaer, a. art., 179-185, 202; Plantin, Corr., Suppl., 292, 293. |
9 |
Il m'est aduis: Il me semble Huguet, I, 85 (s.v. Estre advis). Dit vers is samengeraapt uit het |
| |
| |
|
sonnet ‘Au tresillustre prince, G. de Nassau...’, 2-3 in Het Bosken (Smit-Vermeer, 103): ‘Il m'est aduis de veoir deuant mes yeux, Tout en vn corps ensemble trois grands dieux’. |
10 |
s'esiouissants: se réjouissant Huguet, III, 642 (s.v. S'esjouir) |
12 |
Delean: voor de mythologische uitleg, zie matthias 96. |
13 |
Mercure: als god van de handel
practique: ‘Exercice d'un métier, d'une profession’ Huguet, VI, 130 (s.v. Pratique) |
14 |
l'altitonant: qui tonne d'en haut Huguet, I, 177 (s.v. Altitonant) |
16 |
gents: personnes Huguet, IV, 300 (s.v. Gent) |
18 |
gants parfvmez: voor zulke handschoenen als luxeartikel zie Goris, 255: ‘Il [het leder] servait...à la fabrication des gants, objets de grand luxe à cette époque, maintes fois parfumés’, waar in noot verwezen wordt naar Gérard de Vivre, Dialogues Flamen-Francoys, ch. 14. |
|
Pavlo Bolognino: (Pauwels Bolognino Rusco) (†13 juni 1603)
Hij is koopman, gehuwd met Maria Olimaers, en vader van Willem (o15 mrt. 1590), de latere Antwerpse kanunnik en polemicus.
Lit.: Grafschriften, V, 73; Leven en werken der Zuidnederlandsche Schrijvers, Gent, 1900, 123 (H. Sermon); Floris Prims, Antwerpiensia II, 321. |
23 |
Ambrosiennement: D'une manière exquise comme par l'ambroisie Huguet, I, 187 (s.v. Ambrosien). Dit vers kan geïnspireerd zijn door Ronsard, Continuation des amours, LXVII, 3 (STFM, VII, 184). |
24 |
alme: nourricière Huguet, I, 172 (s.v. Alme)
Citherée: ‘Nom donné à Vénus, à cause de l'île de Cythère’ Littré, II, 1264 (s.v. Cithérée) |
26 |
celui qui: nl. Bolognino |
27 |
Or: Maintenant Huguet, V, 527 en 539 (s.v. Or...Ores)
consacrée: ‘H. Estienne signale comme un néologisme une façon d'employer ce mot au figuré’ Huguet, II, 453 (s.v. Consacrer) |
28 |
alme: zie 24 |
29 |
de Boloingnin: sluit aan bij louange (27) |
32 |
nectaréement: d'une manière délicieuse, comme avec du nectar Huguet, V, 413 (s.v. Nectaré) |
34 |
aleine: de spelling zonder h is niet ongewoon Huguet, I, 154 (s.v. Aleine...Haleine) |
36 |
Vincent de Smidt
Zoon van Vincent, rentmeester-generaal van Antwerpen, en van Anna Smeyers. De familie behoort tot de machtigste koopmansgeslachten te Antwerpen. Op 18 sep. 1560 worden Vincent en zijn broer Joost ingeschreven aan de Leuvense universiteit, waar zij onder het toezicht leven van hun gouverneur ‘Igranus Jacobi Graviensis’. Op 29 apr. 1574 betalen ‘Vincendt de Smidt d'oude ende compaignie’ 8.000 pond Art. in de lening voor de Spaanse soldaten. In 1579 moeten ‘Vincent de Smit, Vincentssone, Joos de Smit, Vincentssone’ 400 gulden per maand betalen, en dit gedurende drie maand, in de lening van 52.000 gulden. Van 23 dec. 1577 tot 2 nov. 1579 is hij een der toegevoegde leden van het schepencollege. Met andere vooraanstaanden zoals Jan van Hove (opmeer 303), Peter Arnouts (euterpe 179) en Chrisostomus Scholier (scholier 1, 39) moet hij in 1583 zorgen voor de ‘generale ontfanck’ der ‘impositie op dragen van sydelaeken’.
Lit.: AA, V, 169; XV, 25, 84, 215, 312; XVII, 399 noot; XXII, 226, 242; Brulez, 222; Butkens, II, 511; Schillings, 610; Vermeylen, 102 (777), 168 (857) noot 9. |
38 |
Vincent de Smidt ton pere: Vincent (o1512 †12 okt. 1553) rentmeester-generaal van Antwerpen, gehuwd met Anna Smeyers (†3 juli 1578); zie AA, XXII, 242; Grafschriften, I, 389. |
39 |
quoy: tranquille Huguet, VI, 301 en II, 620, 333 (s.v. Quoy...Coy...Coi) |
40 |
Vincent: ‘Vincent de Smidt d'oude’, gehuwd met Anna Copmans (Vossum) leeft nog in 1574; zie AA, XXII, 226, 242; Grafschriften, I, 389. |
42 |
ton fils, Vincent de Smidt: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur. |
43-44 |
Zie Prov. 10:22 |
| |
| |
44 |
qui: nl. l'homme droict (43)
l': nl. l'Eternel (43) |
46 |
ces quatres Vint-cents: nl. de personages in 38-42. De splitsing van hun eigennaam leidt tot een duistere woordspeling, die pas in het tweede halfvers opgehelderd wordt: ces quatrevingts cent (deze tachtig honderdtallen) font...huit mille Honneurs (vormen...achtduizend eerbewijzen). |
52 |
Melchior de Smidt
Broer van Vincent. Zijn muzikaal mecenaat, zoals hierboven reeds vermeld, beperkt zich niet tot Cornet. Zo wordt hem eveneens opgedragen Petrus Phalesius, Paradiso mvsicale di madrigali et canzoni a cinqve voci di diversi excellentissimi autori, Anversa, 1596.
Lit.: Van Doorslaer, a. art., 179-186; Plantin, Corr., Suppl., 293. |
57 |
esiouissance: plaisir Huguet, III, 642 (s.v. Esjouissance) |
59 |
amé: ‘Les anciennes formes, avec a au radical atone, sont encore usitées, même dans la seconde moitié du siècle’ Huguet, I, 138 en 192 (s.v. Aimer...Amer)
planteureux: zie ook Ronsard, Responce à une autre Elegie de sadicte Majesté, 41-42 (STFM, XVII, 52). |
62 |
terrien: terrestre Huguet, VII, 224 (s.v. Terrien) |
66 |
Zie Ps. 132:1 |
69 |
veursinighen: vooruitziende, verstandige MNW, IX, 1080 (s.v. Voresienich)
Ioost de Smidt
Op 18 sep. 1560 wordt hij samen met zijn broer Vincent ingeschreven aan de Leuvense universiteit. In juni 1578 moeten enkele leden van de familie De Smidt intekenen op een lening; onder hen wordt ‘Joos Smit’ uitdrukkelijk vermeld. Op 23 jan. 1579 wordt hij vervangen als ‘ghesworen vande dyckagie van Borgerweerdt’. In 1585 wordt hij aalmoezenier, wanneer Farnese een nieuwe katholieke magistraat aanstelt.
Lit.: AA, XV, 87, 298; Jubilé, 58; Schillings, 610. |
71 |
vvt-schynen: uitblinken MNW, VIII, 1034 (s.v. Uteschinen) |
73 |
Simonides: rechtstreeks of onrechtstreeks ontleend aan Aristoteles, Rhetorica, liber 2, caput 16, De moribvs divitvm: ‘...sunt enim diuitiae, quasi precium ac aestimatio dignitatis omnium aliarum rerum: unde fit, ut diues omnia sibi emere ac parare posse uideatur...Atque haec iure suo quodam modo faciunt: multi sunt enim, qui illorum ope, qui facultates habent, indigeant. unde illud est Simonidis poëtae dictum de sapientibus & diuitibus. cum enim Hieronis uxor ab eo petisset, utrum praestaret diuitem ne esse, an sapientem: diuitem respondit. dixit enim, se passim uidere sapientes in foribus diuitum commorantes’. (Citaat naar de Opera omnia, Basileae, 1563); zie ook Ronsard, Hymne de l'Or, 100-104 (STFM, VIII, 184). |
74 |
onbekendt: ‘Van...onstoffelijke begrippen. Ergens niet bekend, omdat zij er niet voorkomen’ WNT, X, 973 (s.v. Onbekend)
slecht: onaanzienlijk WNT, XIV, 1616 (s.v. Slecht)
deur-sliupen: voortsluipen WNT, III, 3052 (s.v. Doorsluipen) |
77 |
hy: den ryc-dom (75) |
78 |
cranc: die weinig weerstandsvermogen bezitten WNT, VIII, 91 (s.v. Krank)
van mynen: van aard WNT, IX, 716 (s.v. Mijne) |
80 |
hierby-staen: zie Eccli. 31:8 |
86 |
Iaspar de Smidt: een ‘Jaspar’ de Smidt is vooralsnog onbekend gebleven, maar onder de leden der familie De Smidt komt wel een ‘Joseph’ voor, die in juni 1578 eveneens moet intekenen op een lening; zie AA, XV, 87. Zou telkens dezelfde persoon bedoeld zijn? |
90 |
verbyten: verscheuren MNW, VIII, 1495 (s.v. Verbiten) |
|
verplucken: havenen WNT, XII, 2871 (s.v. Plukken) met prefix ‘ver-’ dat aanduidt ‘Een vernietigen of vernietigd worden door de handeling of werking die in het simplex wordt uitgedrukt’ WNT, XIX, 11 (s.v. Ver-) |
| |
| |
91 |
Hoe: Naarmate WNT, VI, 782 (s.v. Hoe)
sneuen: lijden WNT, XIV, 2326 (s.v. Sneven) |
94 |
stucken: geschriften WNT, XVI, 345 (s.v. Stuk) |
97 |
vermàken: nieuwe kracht geven aan MNW, VIII, 2088 (s.v. Vermaken) |
99 |
vrome: rechtschapenen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome) |
100 |
die: de vrome (99)
vervvysen: veroordelen MNW, IX, 364 (s.v. Verwisen) |
103 |
Baltasar de Smidt
De muziekbundels van Cornet en Phalesius (zie 52) worden steeds tegelijk aan Melchior en Balthasar de Smidt opgedragen. In de periode 1589-1594 is Balthasar werkzaam als assuradeur en als handelaar op Venetië. Hij wordt aalmoezenier in 1595. Nog op 23 feb. 1600 wordt hij onder de Antwerpse kooplieden geteld. Aangezien hij volgens de PW gehuwd is met Lucretia Tacquet (b. de smidt 2) mogen wij hem wel niet (?) identificeren als de echtgenoot van Janneken van Eeckeren. Haar man, eveneens Balthasar de Smidt geheten, vervult in de periode 1602-1640 herhaaldelijk het ambt van schepen, en wordt kerkmeester van de Sint-Joriskerk in 1606.
Lit.: AA, 2de reeks 6(1931), 132; Brulez, XXIV, 177, 529, 549; Butkens, II, 516-523; Van Doorslaer, a. art., 179-186; Grafschriften, II, c, 482; Herckenrode, 696; Jubilé, 59; Sweertius, Monvmenta, 122.
t'samen: tegelijk MNW, VIII, 756 en VII, 125 (s.v. Tsamen...Samen) |
108 |
beclyuen: voorspoedig groeien WNT, II, 1603 (s.v. Beklijven) |
113 |
vromen: eerlijke MNW, IX, 1399 (s.v. Vrome)
schyuen: lees schryuen; zie b. de smidt 73 |
114 |
Som: Deels WNT, XIV, 2506 (s.v. Som)
Music: zie de ontstaansgeschiedenis van dit vel
spel: een aan regels gebonden ontspanning WNT, XIV, 2677 (s.v. Spel) ofwel het bespelen van een muziekinstrument WNT, XIV, 2685 (s.v. Spel) |
115 |
Sommà: Kortom WNT, XIV, 2503 (s.v. Somme) |
116 |
schouvvende: vermijdend WNT, XIV, 964 (s.v. Schouwen)
t'quaedt gheruchte: een slechte roep, een slechte faam WNT, IV, 1688 (s.v. Een kwaad gerucht) |
119 |
vrome: zie 99 |
128 |
Alsides: Alcides, patronymicum van Heracles (Hercules) als kleinzoon van Alcaeus, vader van Amphitryon. Wanneer Van der Noot Hercules voorstelt als de om zijn deugden verheerlijkte mens, dan zinspeelt hij uiteindelijk op de allegorie van de sofist Prodicus (5de eeuw v. Chr.), zoals die door Xenophon in zijn Memorabilia is opgenomen: tijdens zijn verblijf in het Cithaeron gebergte ontmoet Heracles op een tweesprong twee vrouwen, Deugd en Wellust. Na elk van beiden aanhoord te hebben, kiest de held het moeizame pad dat de Deugd aanwijst, in plaats van de brede weg naar de Wellust. Voor de kanalen, waarlangs dit antiek motief de renaissance bereikt heeft, zie Henri Franchet, Le poète et son oeuvre d'après Ronsard, Paris, 1922, 96 e.v.; Erwin Panofsky, Hercules am Scheidewege und andere antike Bildstoffe in der neueren Kunst, Leipzig - Berlin, 1930. |
131 |
sonder sneuen: voorwaar WNT, XIV, 2326 (s.v. Zonder sneven) |
132 |
Nepente: een weldoende plant, vermeld in Homerus, Odyssee, IV, 219 e.v. De nepenthe doet het morele lijden verdwijnen. Hier is het woord vrijwel synoniem met het volgende vreuchden; zie Ronsard, Le premier livre des sonets pour Helene, V, 1 (STFM, XVII, 198 en noot 4 aldaar). |
|
|