| |
Croy (1580)
Ontstaan
Dit vel is bestemd voor twee illustere leden van de hoogste inheemse adel; kunnen wij aan deze omstandigheid toeschrijven dat dit vel als het enige in de vroege reeks PW een eentalig Franse inhoud bevat? De levensloop van beide aangezochte personen loopt in deze jaren weliswaar parallel, maar toch niet helemaal synchronisch: beiden beginnen hun militaire carrière in dienst der Staten-Generaal, maar gaan na enige tijd over tot het Spaanse kamp, waarin Egmont belandt in 1579, dus toch nog vier jaar voor Croy. Logischerwijze mag men vermoeden dat beiden nog dezelfde partij aankleven wanneer Van der Noot hen gezamenlijk toespreekt. Deze vaststelling verplicht ons Van der Noots conceptie ten laatste in 1579 te dateren: Egmont strijdt sedert juni 1579 aan Spaanse zijde, en bovendien wordt hij op 30 maart 1580 krijgsgevangen gemaakt, waarna hij in verzekerde bewaring blijft, eerst in Zeeland, later te Gent, tot in 1585. In heel deze periode kan Van der Noot hem dus niet te Antwerpen ontmoet hebben, wat ons verplicht de samenstelling van dit vel te dateren in 1579; de druk zelf is kort daarop gevolgd, wel in functie van dit vel als opdracht in exemplaren van CB/Abr en/of LvB.
| |
Inhoud
- | Ode aan Croy (8-112)
Enkel de dichters schenken onsterfelijkheid. Deze vaststelling indachtig, roemt Van der Noot de fysieke kwaliteiten van Croy (53), naast diens voortreffelijkheid als cavalier (70) en estheet (78). |
- | Ode aan Egmont (120-151)
Driekwart van deze ode (120-143) is gewijd aan de nagedachtenis van Lamoraal, de vader van de hier toegesproken Filips. Deze laatste wordt slechts heel even gepaaid met de belofte der dichterlijke verspreiding. |
| |
Bronnen
Elk van beide gedichten is merkelijk beïnvloed door Ronsard, maar telkens komt slechts één bepaald vers als voorbeeld in aanmerking.
| |
| |
53-56 |
= |
Ronsard, Elegie à mylord Robert Du-Dlé, |
160-161 |
(STFM, XIII, 69) |
58-65 |
|
163-166 |
70 |
68-69 |
|
173-176 |
70 |
70-71 |
|
195-196 |
71 |
73-77 |
|
179-182 |
70 |
78-80 |
|
203-204 |
71 |
120 |
La victoire de François de Bourbon, |
1 |
(STFM, I, 82) |
132-133 |
|
20-21 |
84 |
135 |
|
23-24 |
84 |
136-139 |
|
49-52 |
86 |
140-142 |
|
57-60 |
87 |
| |
Verklarende aantekeningen
2 |
Charles de Croy (oBeaumont 1 juli 1560 †Beauffort 13 jan. 1612)
Oudste zoon van Philippe en van Jeanne-Henriette de Hallewyn. Na de breuk tussen don Juan en de Staten-Generaal kiest hij, evenals zijn vader, de zijde van de Staten. Op 20 juni 1582 gaat hij zelfs over tot het calvinisme. Door Oranje en Anjou ontgoocheld, trekt hij zich terug op zijn kasteel te Beveren in jan. 1583. Op 5 aug. verlenen de Vlaamse steden hem het ambt van gouverneur-generaal van het graafschap, het commando over een infanteriekorps van 4.000 Walen en een compagnie van 50 ‘hommes d'armes’. In mei 1584 verzoent hij Brugge met de koning en trekt zelf naar Doornik om er Farnese te ontmoeten. Daar verzoent hij zich op zijn beurt met Spanje en de katholieke kerk. Nadien speelt hij een belangrijke rol in de oorlogvoering aan Spaanse zijde. In 1597 benoemt aartshertog Albrecht hem tot gouverneur en kapitein-generaal van Artois. Op 3 sep. 1580 is hij gehuwd met Marie de Brimeu († 18 apr. 1605), en na haar dood met Dorothée de Croy.
De bibliotheek van Charles de Croy schijnt de rijkste van de Nederlanden geweest te zijn. Hijzelf heeft deze verzameling met veel inzicht samengesteld, zodat Lipsius' opdracht van De bibliothecis syntagma geen loutere beleefdheidsformule blijkt. Onder de nederlandstalige auteurs vermeldt de catalogus o.a. Van der Noot zelf, naast Anthonis de Roovere, Anna Bijns, Cornelis van Ghistele, Peter Heyns, Matthijs Castelein en Dirck Volckertsen Coornhert.
Lit.: BN, IV, 544-552 (Gen. Guillaume); Edward van Even, ‘Notice sur la bibliothèque de Charles de Croy, duc d'Aerschot. (1614.)’, in Bulletin du bibliophile belge 9 (1852), 380-393 en 436-451; G. Schmook, ‘Inleiding tot de door Dr. C. Sobry bezorgde vertaling van Justus Lipsius' De bibliothecis syntagma’, in De Gulden Passer 19 (1941), 17 e.v.; M. de Villermont, Le duc Charles de Croy et d'Arschot, Bruxelles..., 1923. |
6 |
hommes d'armes: soldats à cheval Huguet, IV, 493 (s.v. Homme d'armes). Deze zwaarbewapende en volledig geharnaste wapenlieden vormen de kern van de cavalerie en fungeren als stoottroepen op het slagveld, dit in tegenstelling tot de lichte ruiterij; zie R. Boumans, ‘De militairen. In de 16de-17de-18de eeuw’, in Flandria Nostra, Antwerpen..., 1960, V, 242, 278. |
11 |
rebruire: faire résonner Huguet, VI, 377 (s.v. Rebruire) |
16 |
espace: temps Huguet, III, 658 (s.v. Espace ‘fem.’) |
17 |
auecques: de drielettergrepige vormen komen veel voor Huguet, I, 429 (s.v. Avec) |
20 |
Sus: Sur Huguet, VII, 150 (s.v. Sus) |
26 |
leur: van de hommes de sçauoir (22) |
30 |
Dessus: Sur Huguet, III, 120 (s.v. Dessus) |
35 |
notice: connaissance Huguet, V, 450 (s.v. Avoir notice) |
55 |
gist: est placée Huguet, IV, 309 (s.v. Gesir); ‘gît: troisième pers. du prés. de l'indic. du verbe gésir’ Littré, IV, 89 (s.v. Gît) |
59 |
roussins: chevaux grands et vigoureux Huguet, VI, 641 (s.v. Roussin) |
61 |
Si que: De telle sorte que Huguet, VI, 790 (s.v. Si que) |
63 |
à bride ronde: au grand galop Littré, I, 1249 (s.v. Aller à toute bride) |
| |
| |
64 |
A voltes: En faisant des tours Huguet, VII, 510 (s.v. A voltes)
à cours: à la course Huguet, II, 605 (s.v. Au cours) |
65 |
de pied coy: tranquillement Huguet, V, 774 (s.v. De pied quoi)
en fonde: ‘Terme de manège. Avoir du fond, se dit d'un cheval qui supporte un long exercice sans se fatiguer’ Littré, III, 1702 (s.v. Fond) |
67 |
Voire: Même Huguet, VII, 503 (s.v. Voire) |
72 |
luc: luth Huguet, V, 56 (s.v. Luc) |
82 |
T'ostent: Te débarassent Huguet, V, 553 (s.v. Oster); Littré, V, 1167 (s.v. Ôter quelqu'un de) |
83 |
amiable: agréable Huguet, I, 193 (s.v. Amiable) |
87 |
Cerchant: ‘On trouve très souvent l'ancienne forme cercher’ Huguet, II, 242 (s.v. Chercher) |
88 |
Que profite: A quoi sert ‘avec un nom de chose pour sujet’ Littré, VI, 482 (s.v. Profiter) |
90 |
gourmander: manger avec excès Huguet, IV, 346 (s.v. Gourmander) |
106 |
rebruire: zie 11 |
108 |
ma rime: mon vers Huguet, VI, 604 (s.v. Rime) |
109 |
Brabançon: als toekomstige hertog van Aarschot |
114 |
Philippe d'Egmont: Filips van Egmont (oBrussel 1559, gesneuveld te Ivry 14 mrt. 1590)
Oudste zoon van Lamoraal en van Sabina van Beieren. Na de terechtstelling van zijn vader (5 juni 1568) zoekt hij een toevlucht in Duitsland tot de uitvaardiging van de Pacificatie van Gent (1576). Door dit verdrag komt hij weer in het bezit van zijn goederen, die door de raad van Beroerten geconfisqueerd waren. Daarna fungeert Filips als kolonel in het leger van de Staten-Generaal. In 1579 behoort hij tot de aanvoerders van de Waalse regimenten, die zich met Farnese verzoenen. Nog in hetzelfde jaar onderneemt hij een - mislukte - poging om Brussel in te nemen. In 1580 verovert hij Geraardsbergen en Ninove, van waaruit hij het gebied van Dender en Schelde brandschat. In april 1580 wordt hij door de Staatsen gevangen genomen, en blijft in hechtenis tot 1585, eerst in Zeeland, vervolgens te Gent. Filips II beloont hem met het Gulden Vlies en het stadhouderschap over Artois. Hij sneuvelt als aanvoerder van de Spaanse hulptroepen in de slag bij Ivry, waar de Franse katholieke Ligue door Hendrik IV verslagen wordt. Naast de titel van graaf van Egmont voert Filips nog die van prins van Gavere en heer van Gaasbeek. Hij was gehuwd met Maria de Hornes, dochter van Maarten en van Anne de Croy.
Lit.: Aa, V, 57-58; BN, VI, 509-512 (Th. Juste); Herckenrode, 711; NBW, I, 429-431 (M. van Durme); NNBW, III, 340 (Obreen). |
115 |
Aussi le Chasteau: Auxy |
118 |
regiment: de nationale regimenten staan bekend onder de benaming Waalse en Nederduitse regimenten. De Waalse troepen zijn niet enkel afkomstig uit de waalssprekende gewesten, maar ook uit Vlaanderen en Brabant. De Nederduitse eenheden zijn gelicht in Limburg, Overmaas en duitstalig Luxemburg. Elk regiment telt vijf tot tien vendels; het Waals vendel bestaat uit 200 tot 300 soldaten, het Nederduitse bezit er 400; zie Boumans, a. art., 236, 239. |
120 |
resonnoit: chantait Huguet, VI, 537 (s.v. Resonner); nl. in Het Bosken (Smit-Vermeer, 97) en hierna hernomen in goossenius. |
122 |
Iaspar vander Noot: zie goossenius 107 |
124 |
bon: brave Huguet, I, 623 (s.v. Bon homme) |
127 |
mal-secourable: qui ne peut être secouru que d'une manière difficile Littré, VI, 2026 (s.v. Secourable) |
128 |
Declaire: Fait connaître Huguet, II, 729 (s.v. Declairer)
succinctement: promptement Huguet, VII, 108 (s.v. Succinctement) |
137 |
cuite: brûlée Huguet, II, 676 (s.v. Cuit) |
140 |
grava: marqua Huguet, IV, 365 (s.v. Graver); Richelet specificeert (Ronsard, Les Oevvres, 1623, 343): ‘En lettres rouges] Auec vne plume de fer’. |
142 |
Blijkens amodeo 59 heeft Van der Noot zich dit kleurrijk beeld (140-142) goed in het geheugen geprent. |
| |
| |
146 |
oye: entende ‘Subjonctif présent...oye’ Huguet, V, 561 (s.v. Ouir); Littré, V, 1187 (s.v. Ouïr) |
151 |
Diuulguer: répandre Huguet, III, 235 (s.v. Divulguer...Divulger)
autentique: excellent Huguet, I, 411 (s.v. Autentique...Authentique) |
|
|