De 'Poeticsche werken'
(1975)–Jan van der Noot– Auteursrechtelijk beschermdBundelingHet principe om kleinere afdelingen drukwerk zó te verzorgen dat, door eventuele weglating of inlassing, een telkens aan de bestemmeling aangepast apart exemplaar ontstaat, vinden wij in de zestiende eeuw meer dan eens toegepast. Twee zulke gevallen, die Van der Noots hierna volgende werkwijze rechtstreeks beïnvloed hebben, verdienen hier een speciale vermelding. Een ooit zeer populair soort boeken is van nature voorbeschikt geweest om de luimen van de bezitter te ondergaan, en in functie hiervan is de uiterlijke vorm dan ook aangepast. Het betreft hier de gedrukte Duitse stamboeken uit de zestiende eeuwGa naar voetnoot16. In het merendeel van deze werken treft men enkele permanente onderdelen aan: de titel, het voorwerk, doorgaans een register en soms allegorische illustraties. Het eigenlijke corpus van het boek wordt ingenomen door een groot aantal bestaande wapenschilden, evenals door een hele reeks sjablonen, waarin de plaats voor het eigenlijk blazoen door de drukker blanco gelaten is. Het invullen hiervan werd overgelaten aan de eigenaar van het stamboek, die aldus zijn vriendenkring kon vereeuwigen. Dezelfde sjabloonvorm, herkenbaar aan hetzelfde bekronende helmtype en aan de identieke omraming | |
[pagina 175]
| |
van het blad, wordt doorgaans enkele malen opgenomen in de oorspronkelijke editie van zulk stamboek. In de bewaarde exemplaren is deze originele toestand echter slechts zelden geëerbiedigd geblevenGa naar voetnoot17. De ontbrekende bladen kunnen, voorzien van het wapen van hun eerste eigenaar, weggeschonken zijn aan vrienden ter inlassing in hun eigen album amicorumGa naar voetnoot18. Daarnaast meen ik evenwel dat het complete aantal bladen, ons overgeleverd in de nog bestaande lijvigste exemplaren, niet noodzakelijk deel uitmaakte van elk aangekocht boek; het is integendeel zeer wel mogelijk dat de herhaling van een zelfde sjabloonvorm rechtstreeks evenredig was met het door de koper betaalde bedrag. Sommige uitgevers schijnen met deze mogelijkheid rekening gehouden te hebben, want in Theodor de Bry, Emblemata nobilitatis..., 1593, zijn enkel de vier platen, die voorkomen los van alle overige bladen waartussen zij geschoten zijn, voorzien van enige signatuur (A-D)Ga naar voetnoot19. In Jost Amman, Stam vnd Wapenbuch hochs vnd niders Standts..., 1579, zijn signaturen slechts ten dele aangebracht en ontbreken zij ten enenmale op de bladen met sjablonen. De reden hiervoor is wel gelegen in de ontstaansgeschiedenis van dit laatste werk, waarvan de aansluitende bundeling ons tevens in de buurt der PW voert: Soviel über die Ausgaben des Stamm- und Wappenbuchs vom Jahre 1579, die selten völlig übereinstimmen, da Jost Amman ursprünglich nur Wappen als heraldische Bilderbogen herausgegeben hatte, welche später von Feyerabend zu einem Buche vereinigt, in der Art erschienen wie die wenigen zerstreuten Exemplare ausweisen. Die Wappen und sonstigen Darstellungen wurden ausserdem aber auch in der verschiedenartigsten Weise auf Titelblättern von Büchern oder zu ähnlichen Zwecken je nach Gelegenheit verwendetGa naar voetnoot20. Het voorgaande stempelt de gedrukte stamboeken tot een verwant genre der PW: ten minste één dergelijke bundel, en wel laatstgenoemde van Amman, is ontstaan op basis van reeds vroeger verschenen aparte vellen. De latere bundeling geschiedt op initiatief van de uitgever, maar uiteindelijk kan de koper zelf nog een beslissende keuze maken, blijkens de steeds verschillende bewaarde exemplaren. Van der Noot, als auteur van het vooralsnog oudst bekende gedrukte stamboekGa naar voetnoot21, zal met deze praktijk wel niet onbekend geweest zijn.
Dit eerste verwante procédé beperkt zich tot de mogelijke aanpassing van het boek volgens de smaak van de koper. Dat een dergelijke handelwijze ook van de verkoper kon stammen, bewijst een ander geval, dat nog meer Van der Noots werkwijze beïnvloed kan hebben, zij het onrechtstreeks. Het betreft hier de loterijbundeltjes, verkocht ten voordele van de Antwerpse Sint-Jacobskerk, waarvan de titels kunnen luiden Diuersche Refereynen ende Liedekens, seer playsant om lesen of ook Deuchdelijcke Solvtien, gesolueert by vele ingenieuse Componisten van diuersche Cameren van Rethorijcken, verschenen in 1574 en 1575. Deze [de bundeltjes van Groep I, d.i. Diuersche Refereynen] zijn gedrukt op losse, eenmaal gevouwen vellen zonder signatuur. De spiegel der bladzijde meet 14 bij 8 cM. Ieder velletje bevat op zijn vier bladzijden in den regel twee gedichten, alle beginnende op de recto en eindigend op de verso bladzijde. De bekende exemplaren bevatten telkens een eenigszins andere keuze van dergelijke losse vellen; soms is een enkel daarvan anders omgevouwen, waardoor dus eenvoudig de twee daarop gedrukte gedichten in omgekeerde volgorde komen, blz. 1, 2, 3, 4 wordt van [sic, voor dan] 3, 4, 1, 2, zonder dat dit overigens als een onderscheid van druk is te | |
[pagina 176]
| |
beschouwen [...] De afzonderlijke titeltjes der acht afdeelingen, bevattend de antwoorden elk op één prijs-opgaaf, zijn meest op losse blaadjes gedrukt en ingeplakt, enkele staan op een velletje tezamen met een gedicht uit hun eigen rubriekGa naar voetnoot22. Enigszins anders is het gesteld met de Deuchdelijcke Solvtien: Deze [2] exemplaren [gemerkt LS en AS] [...] bestaan uit in 8o gevouwen vellen gemerkt Aal enz. in LS loopende tot Ff 8, in AS tot E8 en daarna nog F 1-4. Zij hebben niet één vel gemeenschappelijk. De spiegel der bladzijde meet 13 ½ bij 8 cM [...] De twee exemplaren bevatten louter verschillende gedichten; de gedrukte inhoudsopgave der rubrieken ontbreekt in beideGa naar voetnoot23. De reden voor deze diversiteit werd door andere onderzoekers gesuggereerd: Het vermoeden ligt voor de hand, dat men de antwoorden, die men van het toenmalig rederijkersstandpunt, dichterlijk en technisch, het volmaaktst en het verdienstelijkst achtte, in 1574 het eerst, in bundeltjes vereenigd, in het licht heeft gegeven. Wat in 1575 verscheen, moest noodzakelijkerwijze van minder gehalte zijnGa naar voetnoot24. Dit procédé stoelde op de mogelijke beweegredenen van de organisatoren der loterij: Het was er de uitgevers toch blijkbaar om te doen, zoo veel mogelijk verschillende boekjes in den handel te brengen, om daardoor de verkoop der loten te bevorderen; bij elk lot dat men nam, had men zoodoende kans weer andere gedichten te ontvangenGa naar voetnoot25. Het aannemen van het slechts eenmaal gevouwen vel als basiseenheid, evenals de afwezigheid van signaturen en de begrenzing van een gedicht binnen een zelfde folio zijn elementen die wij ook bij de PW sinds de vroegste reeks genoteerd hebben. De daaruit resulterende mogelijkheid dat elk vel het binnenste buiten kan gekeerd worden, is ons bij de PW eveneens overgeleverd. De verschillende keuze onder elke rubriek in de ons bekende loterijbundeltjes kan in de hand gewerkt zijn door de manier waarop de stof samengelezen is: enkel naarmate antwoorden op de negen ‘vraghen’ binnenstroomden, kon een nieuw vel met andere inhoud gezet worden. Heel zeker hebben, zoals reeds gezegd, mercantiele oogmerken een rol gespeeld. Bij dit alles is niet zozeer de aan de PW verwante opmaak of zelfs de daartoe vereiste technische aanpassing (het weglaten der signaturen) van belang. Doorslaggevend bij het onderbrengen van deze bundeltjes bij de verwante genres is de persoonlijkheid van de drukker. Deze is nl. niemand anders dan Gillis van den Rade, ons reeds welbekend als de man bij wie achtereenvolgens CB/Abr, LvB en PW 1580-1585 ter perse gelegd zijn. Wanneer Van der Noot de conceptie opvat zijn PW te publiceren als apart bestaande vellen, maar met inachtneming van de mogelijkheid tot eventuele bundeling, dan is het enkel normaal dat hij voor de technische uitwerking van dit veeleisend principe een beroep gedaan heeft op zijn gewone drukker, voor wie soortgelijke materie, precies blijkens de loterijbundeltjes, volstrekt niets vreemds was. Een - zij het jonger - geval van bundeling op mogelijk initiatief van de uitgever of van de koper, verdient nog even te worden vermeld, enerzijds om het parallelle verschijnsel, anderzijds om de auteur, die aan Van der Noot niet totaal onbekend was. Het betreft hier de folio editie van Edmund Spensers Works, verschenen tussen 1611 en 1617Ga naar voetnoot26. Deze folio bezit inderdaad een titelpagina met datum 1611 of 1617, maar deze vlag dekt hoegenaamd niet de lading. Het ganse boek valt uiteen in zeven secties (titelvel inbegrepen) die elk op hun beurt nog eens herdrukt zijn gedurende deze zes jaar. Deze zeven afdelingen zijn niet enkel opgevat als onderdelen van de grote editie, maar blijken ook apart verkocht te zijn. Bij de uiteindelijke bundeling tot één folioband komen dan ook eerste of tweede | |
[pagina 177]
| |
uitgaven van de zeven secties zonder onderscheid naast elkaar voor. Wat meer is: afgezien van de vroegst gebundelde foliobanden heerst er geen vaste opeenvolging van deze afzonderlijke onderdelen binnen het grote geheel der complete exemplaren. Bundeling kan dus zowel wijzen op persoonlijke bemoeiingen van de verkoper als van de koper. In het geval der PW heeft men, zoals hierboven reeds vermeld is, lange tijd het initiatief, d.i. de keuze van de opgenomen vellen, overgelaten aan de bestemmeling. Ten onrechte, zoals hierna zal blijken. |
|