‘Wat scheelt er aan, broer? Ben je niet erg lekker? Wat ben je stil, jongentje, kom eens gauw bij mij.’
Voetje voor voetje ging hij naar moeder toe en op haar schoot begon hij te huilen.
Hij vertelde toen, dat hij 's middags op school al dadelijk niet prettig was geweest, er kwamen telkens tranen in zijn oogen en hij moest toch niet huilen, zijn voeten waren koud, zijn hoofd was zoo akelig warm en .....
‘Nou, vertel me maar niet verder, we zullen je dadelijk naar bed brengen en als je lekker warm onder de wol ligt, zal 't wel beter gaan.’ Toen Jacob in zijn bedje lag, bleef moeder nog een poosje bij hem zitten.
Daar lag hij nu stil met een vuurroode kleur.
‘Ik geloof zeker dat hij koorts heeft, we moesten den dokter maar eens laten komen,’ zei moeder, toen vader ook eens naar zijn ziek jongentje kwam kijken.
De dokter kwam, onderzocht Jacob en zei toen, dat hij waarschijnlijk