‘Puile, hebt u de brug met uw excrementen bevuild? Beken kerel!’ schreeuwde de meesteropzichter.
‘Wat???’
‘Puile, heb je op de brug gesch....’ verbeterde Flip.
‘Neen heren.... neen.... zeker niet.... ik doe dat steeds thuis.’
Puile bekende niet, de meesteropzichter kon hem geen boete opleggen, hij kon alleen.... zijn handen wassen. Voor Flip stond het echter vast, dat Puile de boosdoener was maar nu, twaalf jaar later.... zou hij bekennen?’
Nog steeds lag Puile onbeweeglijk. Opeens opende hij de ogen, verbaasd keek hij de bedrijfsinspecteur aan.
‘Puile’ zei Flip ernstig, ‘je bent zwaar gewond, maar.... heb je toen op de brug gesch....?’
‘Ja heer,.... ik heb er zo veel spijt van gehad.... ik....’
‘Sta dan maar op en ga langzaam weer aan je werk want.... degene, die berouw heeft over zijn zonden, dien zijn ze vergeven.’
* * *
Er werd geklopt. Op het ‘binnen’ van de bedrijfsinspecteur ging de deur langzaam open en een houwer stak voorzichtig zijn hoofd door de deuropening.
‘Kom binnen Sterkendijk. Wat drijft je om van de Nieuwe Mijn hier naar toe te komen? Ga zitten.’
‘Ik wilde U om raad vragen, bedrijfsinspecteur.’
‘Dan schiet op, want tijd is geld zeggen ze wel, wat uitkomt, want wie veel geld heeft, heeft gewoonlijk ook veel tijd. Ik heb weinig tijd dus....’
‘Gisterenavond heeft de politie mijn eenentwintigjarige zoon over de grens gezet. Hij had ruzie gekregen in een café.’
‘Hoe kunnen ze hem dan over de grens zetten, je bent toch Nederlander, ....is het werkelijk je zoon?’
‘Ja de werkelijke zoon van mijn vrouw en mij maar.... hij staat in het verkeerde trouwboekje.’
‘Dat kan ik niet snappen.’
Verlegen stond Sterkendijk een ogenblik te kijken, terwijl hij zijn pet in zijn handen draaide.
‘Ik zal u het geval toelichten’, zei hij dan langzaam.