station; de kompel was er nog niet, Flip wachtte op het pleintje. Daar kwam de kompel aan. Niet ver van het station was een fruitwinkel, en Flip ging ernaar toe en kocht een grote tros bananen. Toen hij ermee terugkwam, zag hij de kompel wachten; hij toonde hem de tros.
‘Ziezo, ik zou zeggen, we drinken er eentje. Maar omdat ik niet veel om bier en sterke drank geef, heb ik dit maar gekocht. Kom, we maken hem samen soldaat.’
Ze moesten nog een tijdje op de trein wachten. En toen ze dan tegenover elkaar in de coupé zaten, vroeg de kompel: ‘zeg, op welke post werk je eigenlijk? Je komt me zo bekend voor, ik geloof, dat ik je al vaker heb gezien.’
Flip trok een zuur gezicht. - ‘Nou’, antwoordde hij, ‘de doortocht in laag X op de 548 meter is niet zo'n beste post, er valt niet zo veel te verdienen; ze hebben verleden maand maar vijf gulden veertig gehaald.’
‘Dan moet je daar niet blijven. Je moet bij mij op de steenpost komen. Ik werk er met flinke kameraden, en we verdienen goed: zeven twintig hebben we de laatste maand gehaald. Toevallig is gisteren een van de post naar de militaire dienst gegaan. Kerel, kom bij ons; ik heb plezier aan je. Wij kunnen elkaar thuis beter leren kennen, kom eens af; en de vrouwen kunnen ook eens een praatje maken als onze kinderen over de grond kruipen.’
‘Ja, goed en wel’, antwoordde Flip, ‘maar dan moet ik 't eerst aan de nieuwe hoofdopzichter vragen, en wie weet of die mij wel verplaatst.’
‘Nou, weet je wat? Ik ga vanmiddag nog vragen voor ik naar beneden ga; ik heb middagdienst. Kom maar aan mijn klerenhaak in het bad. Ik heb nummer 576. - Afgesproken?’
Voor het begin van de middagdienst zat hoofdopzichter Flip op zijn kantoor; er werd geklopt. - ‘Binnen!’- en zijn kompel-reisgenoot kwam binnen.
Deze zette natuurlijk grote ogen op, en was een en al. verbazing. - ‘Wel, sapperloot!’....
En opeens begonnen beiden hartelijk te lachen. Enkele mijnwerkers, die de nog openstaande deur passeerden,