halve Flip. ‘Maakt u zich niet bezorgd, u is de enige die het niet heeft’, stelde de oude dokter Flip gerust; ‘de directeur en zijn gezin is er ook mee gezegend.’ Dienstboden waren er niet te krijgen; de meisjes werkten liever in de fabrieken. En nu het geld iedere dag meer aan koopkracht verloor, werkten ze liever helemaal niet meer....
Een mens is altijd gelovig: zou God geen oplossing schenken?
En enkele dagen later, toen Flip weer van de mijn kwam, liep Paul hem door de tuinpoort tegemoet. ‘Wij hebben een brief gekregen uit Nederland!’ riep hij. De kleine baas had hem in de hand, en gaf 'm aan vader.
De brief was van opzichter Bauer, die een jaar geleden vertrokken was en een betrekking op een Nederlandse mijn had aangenomen.
Hij schreef onder meer: ‘Wij kunnen hier alles kopen wat we wensen, het bevalt ons uitstekend in het nieuwe vaderland.’
Flip hield de brief een ogenblik peinzend in zijn hand. De herinneringen aan zijn jeugd op school, aan Jan en aan de naar Holland gevluchte Rus flitsten door zijn gedachten. Toen ging hij binnen.
‘Emma’, zei hij, ‘we moeten eens ernstig praten.’
En toen nam hij in overleg met haar een kort maar vast besluit.
Hij solliciteerde naar een betrekking als afdelingsopzichter op een Nederlandse mijn; ‘want’, zo schreef hij in zijn sollicitatie ,‘voor meesteropzichter, wat ik hier ben, kom ik waarschijnlijk niet in aanmerking, omdat ik de Nederlandse taal niet machtg ben.’
Vol verwachting zag hij het antwoord tegemoet. Mijnwerker kan men met hart en ziel zijn, waar ter wereld ook.
Enkele weken later ontving hij bericht. - Hij werd ter keuring opgeroepen.
En.... aangenomen.
Met inspecteur Humaan besprak hij toen zijn voornemen.
‘Ik ben oud’, zei deze, ‘en vind het jammer dat u gaat. De directie heeft mij toegezegd u de plaats van hoofdopzichter op onze grootste mijn te geven. Maar ik heb