gelopen, de luchtstroom tegemoet. Flip stormde op het geluid af. Ongeveer honderd meter verder vond hij Schakel in het donker zonder lamp. Hij was bedekt met verschrikkelijke brandwonden. Op zijn rug droeg Flip hem naar de opbraak. De rook was er bijna geheel weggetrokken. Daar zette hij Schakel op een gereedschapskist neer. Gelukkig kwam er toen hulp opdagen, zes houwers en een opzichter.
‘Drinken’, zuchtte Schakel.
Enkele minuten, nadat hij de koude koffie had gedronken, die Flip hem kon aanbieden, vertoonde hij tekenen van ademnood en gaf hij de geest. Een der houwers maakte een kruisteken. Een ander zei: ‘Glückauf kompel!’
‘Zou de koude koffie de oorzaak zijn?’ dacht Flip. Maar daar kon hij niet verder over nadenken. De tijd drong.
‘Jongens, dat is een ondankbare taak, hij laat zich honderd meter dragen en gaat dan nog dood. Er wachten er nog twee op ons, misschien zijn die zo dankbaar dat ze blijven leven, komt....
Greczinski vonden ze levenloos in de steengang, die naar de luchtschacht leidde, gestikt door de zwarte rook.
Demski lag nog vijftig meter verder verwijderd van de plaats waar Schakel gelegen had. Hij had minder zware brandwonden dan Schakel, want hij droeg een hemd, kletsnat van het zweet, toen de ontploffing plaats had, terwijl Schakel zijn bovenlichaam had ontbloot. Ofschoon hij smeekte om drinken.... Flip bleef weigeren.
Terwijl de opzichter en de zes houwers voor het transport der slachtoffers zorgden, inspecteerde hijzelf nog even de omgeving. Dikke korsten cokes waren vastgebakken aan de houten stijlen der betimmeringen, het zekere teken, dat niet alleen mijngas maar ook koolstof was ontploft.
Nadat hij de gehele toestand goed in zich had opgenomen, ging hij om de bedrijfsleiding rapport uit te brengen.
‘Man, hoe ziet u er uit!’ riep inspecteur Humaan uit, toen hij hem zag. Aan zijn kleren en haren kleefden grote lappen verbrande huid en geschroeide haren.
Toen hij zich omkeerde om onder de douche zijn lichaam