| |
| |
| |
XVIII
MEN VOELDE HET: DE OORlog liep ten einde. Ontberingen waren er vele. Zekerheid in de overwinning was bij velen verdwenen; het merendeel hoopte op geen beslissing. Maar als er opgeschroefde frontberichten kwamen, vlagde iedereen weer, vergat men de doden en de ontberingen.
De inwerking van de oorlog was natuurlijk ook op de oude schacht Bertha te zien, doch het saamhorigheidsgevoel van de oude kern van beambten en arbeiders was nagenoeg gebleven. De ondergrondse bezetting had men door het tewerkstellen van Poolse civiele gevangenen en tuchtschoolklanten op peil proberen te houden. Bovengronds werkte een groot aantal vrouwen.
Hoofdopzichter Baas was naar schacht Ida overgeplaatst, die tien kilometer noordelijk in de bossen lag en enige tijd geleden was afgediept. In zijn plaats was de vroegere meesteropzichter Hoberg gekomen. Warner, die met Flip samen op schacht III afdelingsopzichter was geweest, fungeerde als meesteropzichter en was Hobergs plaatsvervanger. Dat had Flip ook kunnen zijn; doch hij gunde hem de promotie en voelde zich gelukkig, dat hij weer in zijn oude vertrouwde omgeving als afdelingsopzichter kon werken.
Inspecteur Humaan stelde er prijs op, dat iedere afdelingsopzichter alle gangen van het ondergronds bedrijf nauwkeurig kende. Daarom moest Flip gedurende een week met hoofdopzichter Hoberg alle afdelingen doorkruisen. Het viel hem op, dat de Bertha, die vroeger al enige voorsprong op andere mijnen had, deze nog had vergroot. Nieuwe vindingen werden hier geprobeerd en toegepast wanneer ze voldeden. Behalve de voorlieden waren alle arbeiders met electrische lampen uitgerust, die heel wat
| |
| |
beter licht verspreidden dan de benzinelampen. Om 't werk van de houwer minder inspannend te maken, nam men al geruime tijd proeven met hakken, die door perslucht in snel stotende beweging werden gebracht. De delfhamer, die al gauw afbouwhamer werd genoemd, en waarmee men ook proeven nam, beloofde echter belangrijk betere resultaten; trots toonde Hoberg Flip zulk een machine.
Ze daalden de neerbraak af, die de kom van de laag Zonneschijn ontsloot. Daar aanschouwde Flip iets, wat een mijnwerker bij zijn vak niet gauw zal ontmoeten. Overal hingen aan het dak van de galerijen lange druipsteenfiguren. Het witte kristal schitterde in het licht der mijnlampen. De watergoot was op verschillende plaatsen door dezelfde kristallen bijna dichtgegroeid; 'n paar arbeiders waren bezig de goot open te houden. In een verlaten galerij had zich een druipsteengrot gevormd. Staande en hangende kegels en duizenden op witte bloesem gelijkende sterretjes versierden dak, vloer en wanden. Het flikkerend licht van de lampen veranderde de gangen in sprookjespaleizen
‘Wat is dat mooi!’ zei Flip vol bewondering. ‘Hoe is zoiets in de zwarte mijn mogelijk?’
| |
| |
‘Het zijn gipskristallen’, verklaarde Hoberg. ‘Je weet, dat we verleden zomer een waterdoorbraak hadden op de nieuwe schacht Ida; Ida is door een steengang met Bertha en schacht III verbonden. Plotseling stroomden grote massa's, veertig kubieke meter per minuut, uit een scheur in de witte mergel, die hier de deklaag vormt. Het water stroomde langs schacht II naar onze schacht. De mensen, gewaarschuwd, sloegen op de vlucht en kwamen gelukkig allemaal naar boven. Jammer genoeg konden we de sterke damdeuren niet bijtijds sluiten, anders hadden we grote watermassa's tegen kunnen houden. Alle bedrijven op en onder de 500 meter verdieping liepen vol. Het water steeg in onze oude schacht vijftien meter hoog. Ze hebben toen de schachtkooien vervangen door waterbakken, die zich automatisch sloten en openden. Maar toen men ermee begon te werken bleek, dat ze leeg boven kwamen; de duikmeester van de mijnschool, die er bij te pas kwam en in zijn duikerpak tot aan de laadplaats klom, constateerde dat hout, gereedschapskisten en allerlei andere voorwerpen door het water naar de schacht gespoeld waren en als het ware een afsluitlaag vormden. Hij en onze opzichter Balter zijn toen afwisselend in het duikerpak naar de laadplaats gedoken, hebben daar de obstakels verwijderd en draadkabels met sterk gaas voor de toegang van de schacht gespannen. Om het uur losten die twee elkander af; ze besteedden er zes en dertig uur aan. Toen konden de waterbakken werken en zodra onze oude stoompompen weer in bedrijf gezet waren werd het water mede door de hulp van de twee electrische pompinstallaties van schacht III en die van de Ida, langzaam maar zeker weggepompt. - De gipskristallen hebben zich gevormd, doordat het water, waarin koolzure kalk was opgelost, zich heeft gemengd met water, dat zwavelzuur bevatte’. De hele week waren ze samen. Er werd veel verteld en uitgelegd, en men woog elkanders meningen.
De laatste tocht, die ze ter verkenning maakten, ging naar de hoofdsteengang op de 400 meter verdieping. De delving der ontginbare koollagen was hier bijna voltooid.
‘Je ziet, hier blijft nog wel wat zitten’, wees Hoberg.
| |
| |
‘Waarom ontgint men deze laag niet?’ vroeg Flip, en bleef staan terwijl Hoberg al een eindje doorgelopen was. ‘Mij dunkt, dat het toch te doen is.’
‘Dat is de laag Vos, legde Hoberg uit. ‘Zoals je ziet is de laag maar zestig centimeter dik en met steenstreepjes doorgroeid. Daarbij is de helling 60o en de kool zo hard als ijzer. We hebben een kleine pijler erin gehad, maar de prestatie was er zeer slecht. Zonder schieten kregen we geen kilo kolen, en toen hebben we 't maar opgegeven.’
‘Als men het eens probeerde met een lange pijler, die tot aan de 300 meter verdieping reikt’, stelde Flip voor. ‘Wanneer dan de houwers trapsgewijze werken, lijkt mij succes niet uitgesloten. De prestaties zullen zéér redelijk zijn, want we mogen niet vergeten, dat de laag ontsloten is en de afvoer geen moeilijkheden baart. Dus alles ligt hier om zo te zeggen klaar! Op een der mijnen waar ik gewerkt heb had men uit een zelfde pijler nog een behoorlijke opvoer.’
‘Daar heb je 't over een ontginningsmethode waarover ik tot nu toe nog nooit heb gedacht. Zou jij het aandurven?’
‘Natuurlijk durf ik het aan.’
‘Maak eens een plan, dan zal ik er met inspecteur Humaan over spreken. Wellicht hebben we succes.’
Enkele dagen later had Flip zijn ontginningsplan klaar; het werd bekeken en bestudeerd. In dezelfde week nog kreeg hij de opdracht met de voorbereidingen voor de ontginning van laag Vos te beginnen. Vol enthousiasme toog hij aan het werk, en enkele maanden later waren hier vier pijlers in vol bedrijf met een zeer behoorlijke prestatie.
Inspecteur Humaan was zeer voldaan, toen hij de nieuwe afdeling inspecteerde. - ‘Ik zie, dat u op andere mijnen wel iets hebt geleerd. Ik heb vandaag ook goed nieuws voor u. In October wordt de hoofdopzichterscursus van de mijnschool hervat. Elke directie kan een opzichter opgeven die voor de cursus in aanmerking komt. Ik heb u bij de directie aanbevolen. De omstandigheden om hem te volgen zijn niet meer zo gunstig als voorheen; de tijd heeft dat meegebracht. Maar als u 's morgens naar de
| |
| |
cursus gaat, kunt u in de namiddag uw ondergrondse dienst doen.’
Dat was een blijde aankondiging. Overgelukkig spoedde Flip zich na dienst naar huis.
Een maand en een week al volgde Flip de cursus, toen hij weer als gewoonlijk 's morgens om vijf uur zijn woning verliet, om er naar toe te gaan.
Maar hij keek verbaasd om zich heen. Anders was het vrij stil op straat, alleen de werkers trokken zonder veel lawaai naar de mijn. Doch nu heerste er een ongewone drukte.
‘Nu zal het volk regeren!’ riepen militairen zonder geweren en zonder onderscheidingstekens op hun uniformen.
9 November 1918....
Het einde van de oorlog.
Voor de mijn stonden enkele honderden mijnwerkers en beletten iedereen de toegang. Ze staakten. Op beide schachttorens waaide de zwart-rood-gouden vlag.
De Republiek was uitgeroepen!
De cursus ging wegens abnormale omstandigheden niet door; Flip en de overigen zouden nader bericht ontvangen omtrent de datum van hervatting. Om tien uur had een mijnwerkersvergadering plaats, waar een bedrijfsraad werd gevormd, bestaande uit leden van de sociaaldemocratische en de christelijke mijnwerkersbond, èn van die der Polen. Stanislaus Idkowiak, een goedmoedige, sterke Pool, werd tot voorzitter gekozen en zou dus voortaan alle vergaderingen leiden. Men stelde eisen. Het jaagsysteem van voor en gedurende de oorlog mocht niet meer terugkeren. Beambten, die zich door hun optreden onbemind hadden gemaakt, moesten uit het bedrijf worden verwijderd. De bedrijfsraad moest medezeggenschap hebben in de bedrijfsleiding, en zou vooral erop letten, dat er nimmer meer zo gezwoegd zou worden als vroeger.
De volgende morgen, toen Flip op de opzichterskamer verscheen, stond inspecteur Humaan al op hem te wachten. Hij begroette Flip met een ernstig gezicht en verzocht hem mee te gaan naar zijn kamer. Daar deelde Humaan
| |
| |
hem mede, dat er weer een vergadering bijeen was geroepen in een der cafézalen van het mijndorp. De bedrijfsraad eiste, dat alle geschorste beambten, die in het bedrijf wilden terugkeren, moesten verschijnen om excuus te vragen voor hun ontactisch optreden in de afgelopen jaren en beterschap te beloven voor de toekomst.
‘Persoonlijk vind ik het absoluut onnodig, want de tijd geneest alles vanzelf. Maar meesteropzichter Mikkel wil dat niet inzien en aan de eis der vergadering gehoor geven. Omdat ik weet, dat u nogal gezien is bij de arbeiders en daarom ook geen moeilijkheden zult hebben, wil ik u verzoeken met Mikkel te praten en desnoods met hem mee te gaan.
Flip had er volstrekt geen bezwaren tegen. Hij ging dan ook met Mikkel naar de vergadering.
Stanislaus Idkowiak opende met de mijnwerkersgroet en las de punten van de agenda voor, waarvan het eerste was: de levensmiddelenvoorziening en het tweede: excuus van de meesteropzichter Mikkel. Over het eerste punt werd lang en breed en rumoerig gedebatteerd. Met praten en debat kreeg men echter geen levensmiddelen, en ten einde raad riep Idkowiak: ‘Broeders, spek en vet krijgen we voorlopig niet, aardappelen zijn schaars! De mijnwerkers zullen voorlopig peulvruchten moeten eten zoals komkommers, koolraap, prei, kool, sla en weet ik meer’. Een uitbundig gelach en applaus donderde door de zaal. Waarop Idkowiak besloot met: ‘het andere zal spoedig komen, met eieren erbij!’ waarop opnieuw het applaus daverde.
Toen het tweede punt werd aangesneden, steeg een langdurig gejoel en foeigeroep op. Nu vond Flip zijn tijd gekomen. Vlug klom hij op het podium, ging naast Idkowiak staan, en verzocht te mogen spreken. Idkowiak Idkowiak herstelde met veel moeite de rust en gaf Flip het woord.
‘Kompels’, begon hij, ‘wij, beambten, begrijpen heel goed, dat de grieven ‘die jullie tegen enkelen van ons hebt ten dele gerechtvaardigd zijn. Maar er zijn ook gevallen waarvan wraakzucht of persoonlijke haat van de een of ander van jullie de oorzaak is; dat moet niet. Als
| |
| |
we een nieuwe gemeenschap willen opbouwen met een betere geest dan in het verleden, waar ik direct voor te vinden ben, dan moeten we ook vergevensgezind zijn, en ieder, die hieraan mee wil helpen bouwen, de kans niet ontnemen. De hier aanwezige meesteropzichter is een van hen. Hij erkent zijn persoonlijke fouten. Maar hij wil weer aan de slag zoals jullie en wij dat wensen. Wij, beambten, hopen dan ook, dat jullie hem dit niet zult beletten!’
Na de woorden van Flip heerste er een korte stilte. Men mocht Flip.
Toen riepen verschillende aanwezigen hun mening, die nogal varieerde. De meesten bleken echter gunstig gestemd. Idkowiak verzocht meesteropzichter Mikkel op het podium te komen om de vergadering beterschap te beloven.
Maar toen Mikkel op het podium stond gebeurde er iets verschrikkelijks: een groot aantal aanwezigen stond op, ‘defileerde’ langs de beklaagde en bespuwde hem: volksrechtspraak.... Mikkel reageerde enkel door de kraag van zijn overjas over het hoofd te trekken, en bleef verder onbeweeglijk staan totdat de onsmakelijke vertoning afgelopen was. Toen holde hij weg, de straat op, en smeet de bespuwde hoed en overjas in een greppel....
De volgende dag deed hij weer dienst als meesteropzichter.
* * *
Hoge heren kwamen een bezoek brengen aan de mijn. Ze vormden een ‘Economische raad’ die de economische toestanden bestudeerde. De heren werden door de directie in het casino ontvangen, waar ze in de grote zaal de lunch gebruikten. Enkele beambten zaten op de bank voor de tapkraan een glas bier te drinken. De kellner, die de heren bediende, liet de deur even open staan en toen Flip een blik in de zaal wierp, kon hij zijn ogen haast niet geloven. Wie was toch die heer op wiens gezondheid alle directieleden dronken?.... Werner, de gewezen leider van de Sociaaldemocratische opzichtersorganisatie. Hij was voorzitter van de Economische raad geworden en had nu veel te vertellen.
| |
| |
Flip verzonk in diep gepeins. Wat hadden ze hem vroeger voor deze organisatie gewaarschuwd. Waren de heren nu allen Sociaaldemocraat geworden?....Hij begreep er niets van en dacht.... dacht....
Op weg naar huis voelde hij, dat hij enkele glazen te veel had gedronken.
Langzamerhand keerde de rust terug. De hoofdopzichterscursus was geëindigd. Flip had de lessen trouw gevolgd, ofschoon hem dat als huisvader wel eens moeilijk viel. Talrijke excursies in de buurt, maar ook naar de mijndistricten van Saksen, Beieren en Silezië, waar men volgens geheel andere systemen werkte, hadden zijn vakkennis vergroot.
Enkele dagen nadat hij zijn diploma in ontvangst had genomen, werd hij op voorstel van hoofdopzichter Hoberg tot meesteropzichter bevorderd.
|
|