gemaakte zaak. Maar je moet die woningen eens zien. De mijn heeft ze gemeubileerd en de kostprijs van de meubels wordt de mensen geleidelijk van het loon ingehouden. Ze hebben weliswaar allemaal dezelfde meubels: een woonkeuken met fornuis, keukenkast, tafel en twee stoelen. Twee slaapkamers met ijzeren bedden en goede matrassen. Dan verder nog 'n betere, grotere tafel met 'n aantal stoelen. In de slaapkamer hangt Sinte Barbara, de mijnwerkerspatrones, aan een der muren. Dat is het. Toen ik twee jaar geleden Polen heb gehaald, brachten ze hun eigen heilige mee. Och, ze brengen allemaal nog wat van henzelf mee.’
Ze werden drukker. Het maatje jenever en de potten bier misten hun uitwerking niet.
‘Zeg’, ging Andrees verder, terwijl hij een nieuwe sigaar opstak, ‘Woensdag ga ik, over drie weken kom ik terug. Als je dan aan het station bent, zul je ogen opzetten wanneer ik met het transport aankom.’
‘Hoeveel mensen moet je gaan halen?’
‘De directie vraagt zestig man, vijf en dertig woningen staan klaar, dus moeten er vijf en twintig vrijgezellen bij zijn.’
‘Zijn het dan allemaal mijnwerkers?’
‘Wel nee. Dat worden ze hier wel.’
‘Ik hoor wel eens, dat deze mensen meer beloofd wordt dan gegeven. Je belooft de mensen toch niet te veel?’
‘Nou, dat zal ik je zeggen: met opzet doe ik het niet, maar als je zo met hen drinkt, weet men niet altijd wat men heeft gezegd.’
‘Ze bleven nog een hele tijd praten, en het werd al later en later. Boven het buffet stak de eigenaar de lamp reeds aan; Flip zag het door de openstaande deur.
Ze besloten naar huis te gaan. Flip betaalde de vertering: vier maatjes, zes liter bier, tien sigaren.... 'n dagloon bijna, dacht Flip, maar de wijsheid die ik op heb gedaan, moet het maar waard zijn.
Eenmaal buiten zijnde, voelde Flip, dat hij teveel had gedronken. Ook Andrees, die anders toch wel wat kon