Renaissance in mei
(1956)–Hélène Nolthenius– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV Waarin de kunst wordt gekroondWaar was Francesco Landini, toen de pest rondwaarde door de stad? Waar, toen de gezanten met de zilveren staafjes uit Rome ontvangen werden op het stadhuis, waar, toen de Compagnieën van Avontuur de landen afstroopten in de strijd met Pisa, en wild huishielden in Fiesole, de bezette stad van zijn jeugdjaren? Rechtstreekse toespelingen vinden we vrijwel nergens in zijn werken, maar dat zegt weinig. Niet enkel zijn aard en zijn blindheid schuiven hem van de dagelijkse dingen weg: het is zijn taak als ‘troubadour van de illusie’ om ook zijn luisteraars de dagelijkse dingen te doen vergeten. Rept hij dan al eens een enkele maal van de nood der tijden, dan blijft zijn klacht zo bedekt, dat ze op ieder euvel kan slaan, en enkel zijn tijdgenoten geweten hebben wat hij bedoelde: oorlog, pest, of misschien alleen de winter:
Per l'anfluença di Saturn'e Marte
mort'è Amor et ciaschun s'atrista
se'l benigno Mercurio non racquista.
Et questo stato già corse gran tempo
po che regnò si aspra signoria
ch'à generato morte, odio e resia.
Veng' oramai contra questa tenpesta
que' che suscitar dè sollaç, e festa!
Ga naar eind257
(Door de invloed van Saturnus en van Mars
ligt Liefde dood, en ieder schepsel weent
wanneer Mercurius geen hulp verleent.
En zó is 't nu reeds lange tijd gesteld,
want hier heerst zulk een barre heerschappij
dat ze alom dood zaait, haat, en ketterij.
Ach, kom toch, Gij die 't noodweer kunt bedwingen
en ons weer wekt tot huppelen en springen!)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Intussen kan zijn stilzwijgen in deze periode ook uit afwezigheid voortvloeien. Zijn vader bracht de pestzomer vermoedelijk niet door in Firenze. Na een laatste opdracht in 1347 - de decoratie van een grafkamer in santa Maria NovellaGa naar eind258 - is de oude Iachopo naar zijn geboortestreek Casentino teruggekeerd, waar de graven Guidi hem belastten met de ‘binnenhuisarchitectuur’ van hun gerestaureerde kasteel in Poppi. Het ligt voor de hand dat hij bij deze grote opdracht zijn schilderszonen inschakelde, en dat hij ook de rest van zijn familie niet achter liet in de stad, waar de Sterfte zich al aankondigde. Zijn vader Landino was enkele jaren tevoren gestorven, en had hem wellicht enig grondbezit in het stamplaatsje Pratovecchio vermaakt. In elk geval bleef de oude Iachopo er tot zijn dood in 1351Ga naar eind259 en heeft ook Francesco, wanneer hij dat wilde, er een toevlucht kunnen vinden. De graven van Poppi ontvingen, met de cultuurhonger van de landadel, gretig iedere kunstenaar die in hun buurt verzeilde. En dat waren er niet eens weinig, want Poppi ligt midden op de pelgrimsroute naar de serafijnse berg la Verna, die tot de dierbaarste genade-oorden van het trecento behoorde. Firenze noemt la Verna in één adem met het heilige Graf in Jeruzalem en zwartkijkers menen dat de toeloop nog groter zou zijn, als de berg van Franciscus ook maar avontuurlijk en moeilijk bereikbaar tussen de heidenen lag.Ga naar eind260 Voor de Florentijnse gelovigen kan dat cynische voorbehoud moeilijk gelden: wie nog maar even godvrezend is, heeft de vrome tocht naar de Casentino zeker wel eens ondernomen. Stellig verging het daarbij menige beroemde man als de wijsgeer Luigi Marsigli die zijn bedevaart moest onderbreken voor een soiree op het kasteel. Daar werd beschaafd gedisputeerd, en gesoupeerd in de openlucht, met bal na: snarenspel en ‘allereerbaarste dansen, tot zulke vreugde en troost voor allen die het aanzagen, dat ik het nooit met woorden zou kunnen uitdrukken.’Ga naar eind261 In die omgeving heeft dus ook Francesco Landini kunnen schuilen voor de pest. De stad die hij weervindt na de ramp is weinig verkwikkelijk. Verwilderd en rumoerig verkwist ze het erfgoed der duizenden doden. Er is een handvol weldenkenden dat zijn geld aan hospitalen besteedt; men verfraait Or san Michele, waar Orcagna zijn beroemde tabernakel voor maakt, en bouwt weer eens aan de dom, waarvoor de gemeente deskundigen zendt ‘naar vele delen der wereld, opdat onze kerk de rijkste en best gebouwde zal zijn die er bestaat’, enorm | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van afmetingen, en geheel bedekt met marmer, ofschoon dat nog duurder dan zilver is.Ga naar eind262 Maar het merendeel der nieuwe rijken eet zijn goederen op of hangt ze aan het lijf. De dure gelagen zijn niet van de lucht, en bordelen schieten als stinkzwammen uit de grond; mochten ze tot dusver niet gevestigd zijn binnen duizend pas van een klooster, in de vijftiger jaren moet die ‘kuisheidszone’ teruggebracht worden tot tweehonderd pas, en waarlijk niet omdat het aantal kloosters zo benauwend is toegenomen!Ga naar eind263 Ongunstig volk zwerft door de straten, elke nacht worden er andere woonhuizen en winkels leeggehaald, zo grondig dat de eigenaren bij hun terugkeer van schranspartijen, niet méér vinden dan het stro van hun matras.Ga naar eind264 De dieven leggen het menskundig aan. Ze brengen muzikanten mee wier luiten, doedelzakken en trompetten het openbreken van de luiken overstemmen. Voorbijgangers krijgen het beleefde verzoek: ‘Och, zou u een andere weg willen nemen? Hier staat iemand die verliefd is, en laat spelen en zingen, maar hij mag niet herkend worden!’ Wees een Florentijn en weiger die galante inschikkelijkheid! Als de podestà er met de grootste moeite in slaagt, de raddraaiers te grijpen, kan hij ze nog niet eens executeren voor hij er een portefeuillekwestie van gemaakt heeft, omdat het jongelieden van de hoogste stand blijken te zijn... Zo ontsnapt dus zelfs de toonkunst niet aan de algemene verwording! Toch moet het juist in deze jaren zijn dat de Florentijnse muziekcultuur, zogoed als de muziek van Francesco persoonlijk, zich vaste vorm en interlokale betekenis verovert. De Decamerone beschrijft ons hoe ijverig, en hoe vaardig, er gemusiceerd wordt door de amateurs uit de gegoede kringen. Er is geen mens die niet met vedel of psalter overweg kan, en liederen die iedereen kent bestaan er bij dozijnen.Ga naar eind265 Ze zijn dus betrekkelijk eenvoudig en, naar het schijnt, overwegend éénstemmig. In een rechtsgeleerde uit de bekende familie Masini,Ga naar eind266 zekere ser Lorenço, ontmoeten we een componerende dilettant wiens werken zo hoog worden aangeslagen dat men ze in verschillende manuscripten vastlegt. In tegenstelling tot zijn beroepscollega's waagt hij zich nog wel eens aan kerkmuziek en maakt hij het zich en zijn publiek niet te moeilijk. Zo verklankt hij een ballade van messer Giovan Boccacci in persoon op een wijze, die doet denken zowel aan de Decamerone-concerten als aan de inbrekersserenaden die wij hierboven vermeldden:Ga naar eind267 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Firenzes overwicht: haar gebouwen dienden tal van kleine steden in
Toscane tot voorbeeld. In Volterra en Montepulciano vindt men een ‘palazzo
vecchio’, in Scarperia een ‘bargello’, in Pistoia een ‘bel san Giovanni’,
enz.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blazoenen van Firenze. Rond het machtssymbool der sleutels: de lelie,
het guelfenkruis, de stadskleuren rood-wit, de keizerlijke adelaar.
Daartussenin op de hoeken de stadswijken: s. Giovanni, s. Spirito, Sa.
Croce, Sa. Maria Novella, met daaronder hun buurtschappen. Buitenste kring:
de 21 gilden
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Wat lenigt mijn verdriet,
het leven of de dood? Ik weet het niet!
Nu denk ik: dood! Mijn leven is bedorven
door de ontrouw van de wreedste aller
vrouwen.
Dan denk ik: toch maar leven, want gestorven
kan ik haar ook van verre niet aanschouwen!
Zo kwijn ik, slechts mijn haat wil niet verflauwen
voor hem, aan wie zij thans haar gunsten
biedt.
Wat lenigt mijn verdriet,
het leven of de dood? Ik weet het niet!)
Mogelijk hebben ook de eerste compositieproeven van Francesco Landini dit primitieve karakter vertoond, doch daar is ons niets van bewaard. En in elk geval is hij het beginnersstadium definitief te boven nu hij de volwassen leeftijd heeft bereikt. Zijn vorming is voltooid, en hij heeft er zich de titel van ‘Magister’ mee verworven. Nu kan een ‘magister’ van alles zijn in het trecento, maar het lijkt toch wel waarschijnlijk dat Landini de titel voerde als een academische graad die zijn studie in de Vrije Kunsten bekroonde. Hij geldt later voor bijzonder bedreven in de verschillende onderdelen van deze faculteit, en sinds mei 1349 was de Florentijnse universiteit krachtens een pauselijke bulle gerechtigd, de predikaten magister en doctor aan haar afgestudeerden te verlenenGa naar eind268. De houding van de Florentijnse burgers ten opzichte van hun hogeschool, en van de wetenschap in het algemeen, is zo tekenend, dat wij er een ogenblik bij stil willen staan. Er bestaat al sinds 1321 een stedelijke universiteit, maar ze leidt een kwijnend bestaan, en geniet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nauwelijks méér aanzien dan de ‘studia generalia’ van de grote kloosterorden. Wie er het geld voor heeft, stuurt zijn zoon naar Bologna, en dat is één van de redenen waarom er dadelijk na de Sterfte krachtige pogingen ondernomen worden om het eigen instituut nieuw leven in te blazen. Men is zuinig op zijn overlevende jeugd, en wil bovendien nieuwe bewoners naar de ontvolkte stad trekken. Maar het lukt niet erg, het lukt zo weinig dat de universiteit in 1357 voor de derde keer ‘gesticht’ moet worden en men nauwelijks meer weet dat ze al eerder heeft bestaan! En ook dan zal de wetenschap, die van de Florentijnse katheders wordt gelanceerd, maar zelden in staat zijn tot een hoge vlucht. Uiterlijk is die geringe bloei een kwestie van financiën. De zakenlieden hebben eenvoudig het geld niet over voor een instelling die geen grijpbare winst afwerpt; zelfs voor het minimumbedrag van 2500 gulden per jaar willen zij zich niet garant verklaren.Ga naar eind269 Maar daarin steekt juist het eigenaardige, want hoezeer de Florentijnen doorgaans op de penning zijn, voor dingen waar zij het nut van inzien komen de duiten altijd wel bij elkaar. Aan fraaie bouwwerken en andere kostbare kunstopdrachten laten zij het nooit ontbreken. Wat maakt dan een stad die intelligentie en ontwikkeling toch zeer wel waardeerde, afkerig van een universiteit? De universiteit belichaamt de middeleeuwen. We hebben, twee hoofdstukken geleden, de muziekwetenschap beschouwd en vastgesteld dat ze met de moderne praktijk niet al te veel aanrakingspunten meer vertoonde. Met andere vakken waar men zich op toe kan leggen, is het niet beter gesteld. Het peil dat ze bereikt hebben, is niet hoog genoeg meer, en de gedachtengang die ze volgen, is achterhaald. Firenze, vooruitstrevend en zakelijk, kan niets meer beginnen met de geesten die langs universitaire weg zijn gevormd. Wanneer haar prioren streven naar een stedelijke artsenopleiding - en daarvoor de bekende fysicus-archeoloog-poëet Giovanni Dondi ‘van het Horloge’ uit Padua trachten weg te kopenGa naar eind270 - dan geschiedt dat uit economische overwegingen, niet uit respect voor de medische wetenschap. Hoe de Florentijnen over dokters dachten, hebben we al gezien, en die mening is er tijdens de Sterfte natuurlijk niet gunstiger op geworden. Evenmin als haar mening over theologie en theologen, die het bovendien onophoudelijk met elkaar oneens zijn, en zich verliezen in subtiliteiten waarvoor Firenze de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
transcendentale belangstelling geheel en al mist. Maar de faculteit waar de oude Italiaanse universiteiten om draaien is die der rechtsgeleerdheid, en als Firenze ergens mee spot, dan is het met juristen. Het lijkt wel of haar advocaten en rechters uitsluitend bestaan uit drogredenaars en stommeriken. Wetten, theorieën en glossen zijn nog slechts met de moderne situatie te verenigen als ze in de kromste bochten worden gewrongen. Komen ze al eens met het algemene rechtsgevoel overeen en leiden ze tot een uitspraak waartegen geen protest rijst, dan zijn ze nog overbodig: nergens immers wordt aan de Iustitia gehoorzaamd als er geen gebalde vuist is om haar gezag te verlenen ... ‘Rechten heb je gestudeerd in Bologna?’ vraagt een veteraan verachtelijk aan zijn neef. ‘Tijdverlies! Je had Geweld moeten studeren, daar kom je verder mee!’Ga naar eind271 Dié toerist is de held van de dag, die zich verbaast dat er in een stad zo vol juristen nog een steen op de andere staat: bij hem thuis was alles koek en ei tot een jonge burger met zijn rechtersbul uit Bologna kwam aanzetten; sinds die dag zijn de ruzies niet meer te stuiten en leven de mensen als katten en honden. Sacchetti, die de anekdote verhaalt, beaamt die opvatting door het Umbrische Norcia, waar geen gestudeerde man tot de raad wordt toegelaten, de best geregeerde stad van Italië te noemen.Ga naar eind272 Juristen zijn immers enkel op eigen voordeel bedacht. Al wie zich van hun bijstand bedient komt te pas als de onwetende boer die zijn gestudeerde zoon de kapoen laat voorsnijden ‘volgens de wetten der grammatica’ en moet aanzien hoe de zoon met die volmacht al het vlees op zijn eigen schotel legt, en de botten ronddeelt onder de disgenoten.Ga naar eind273 Het is uiteraard maar een twijfelachtig genoegen om in een stad, die zó over jurisprudentie denkt, benoemd te worden tot rechtsprekende magistraat. De tientallen conflicten, waarin podestà's en rechters uit den vreemde betrokken raken, tonen dat somber aan. In een vrolijker - maar nauwelijks barmhartiger - licht plaatst Boccaccio de dienaren der Gerechtigheid, en de spot die zijn stadgenoten drijven met hun uiterlijke verschijning, omdat het respect voor hun volmacht en positie is verloren. Messer Boccaccio leeft nu, na een gloeiende jeugd in Napels, honkvast in zijn vaderstad.Ga naar eind274 Juist deze jaren zien hem het weergaloos mozaïek van de Decamerone in elkaar passen, met de beste ‘short-stories’ van Europa en de Levant als zorgzaam bijeengezochte, kleurige blokjes. Het heden wenst van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Decamerone alleen de pikanterieën te onthouden, en daaraan heeft het ongelijk. Naast de opgezweepte erotiek - die de nakomelingen scabreuzer vinden dan de tijdgenoten - bevat het boek de meest uiteenlopende elementen: humor, avontuur, persiflage, lyriek. Pover de kunstenaar - toen zogoed als nu - die op zijn boog slechts de ene, tref-zekere pijl der seksualiteit weet te spannen! Boccaccio's meesterwerk schudt een ware hoorn des overvloeds voor ons uit. De gegevens van zijn verhalen mogen soms uit de tijd zijn geraakt, maar dan is het altijd nog het meesterlijke proza, dat ons blijft boeien. De stijl van Boccaccio is pittig, beeldend, nooit gemaniëreerd, maar ondanks de schijn van natuurlijkheid uiterst doordacht. Waarbij nog de mentaliteit van de schrijver komt, die nooit pedant is - zoals Petrarca -, nooit betweterig - zoals Sacchetti -, maar de glimlach vertoont van wie veel heeft meegemaakt en leerde, dat niets volmaakt is in deze wereld, hijzelf op de laatste plaats. Giovanni Boccaccio dan mag ons, in een vlot staaltje van zijn vertelkunst, laten zien hoe zijn stad met rechtsgeleerden omspringt. De man, die het slachtoffer wordt van een ‘practical joke’ die het trecento als het toppunt van humor beschouwt, heet messer Niccola di san Lepidio en ziet er uit of hij eer achter de ploeg of de schoenlappersleest vandaan komt, dan van een universiteit; nochtans heeft een podestà uit de Mark van Ancona hem meegebracht om in Firenze recht te spreken.Ga naar eind275 ‘En daar het nu vaak voorkomt dat burgers, al hebben ze niets in het gerechtshof te maken, er toch binnenlopen, gebeurde het dat Maso del Saggio (een bekende volksfiguur) op een ochtend de rechtszaal inging om er een vriend te zoeken. En toen hij eenmaal binnen was keek hij naar de zetel waar genoemde messer Niccola troonde, en dat leek hem een rare snuiter, en hij nam hem van hoofd tot voeten op. En hij zag hoe het bont op zijn muts helemaal roetzwart geworden was, en hoe hij zijn schrijfgerei in zijn gordel gestoken had, en dat zijn hemd onder zijn wambuis uitkwam, en een hoop andere dingen die niet pasten voor een welopgevoed en achtbaar man. Maar het gekste dat hij opmerkte was, volgens hem, de broek van de rechter die - terwijl zijn kleren van voren zo nauw waren dat ze openstonden - van achteren zo wijd was dat het zitvlak halverwege zijn benen naar omlaag hing. ‘Dat trof hem zo, dat hij niet langer bleef kijken, en het opgaf om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn vriend te zoeken, maar zich haastte naar twee andere kameraden, die Ribi en Mateuzzo heetten, en niet minder van grappen hielden dan Maso. (Gedrieën gingen ze nu de rechter van dichtbij bekijken, waarbij ze vaststelden dat men gemakkelijk onder het podium kon kruipen, waar hij op zetelde, en dat zich in de plank bij zijn voeten een gat bevond.) ‘De volgende morgen keerden ze terug, en omdat het hof vol mensen stond, slaagde Mateuzzo erin, onder het podium te kruipen zonder dat iemand er erg in had, precies tot onder de plek waar de rechter zijn voeten had. Nu kwam Maso van de ene kant bij meneer de rechter, en greep hem bij een slip van zijn buis, en Ribi kwam van de andere kant en deed hetzelfde, en Maso begon te zeggen: ‘Messer, o messere, ik smeek bij God dat ge zorgt dat die schavuit - daar er niet van door gaat voor hij me het paar schoenen teruggeeft dat hij van me gestolen heeft, en hij zegt wel van niet, maar ik heb het zelf gezien, want hij heeft ze nog geen maand geleden laten verzolen!’ ‘Ribi van de andere kant riep, zo hard als hij kon: ‘Messer, geloof hem maar niet, hij is een bedrieger, en hij weet dat ik hier ben gekomen om een koffer van hem op te eisen die hij gegapt heeft, en daarom is hij gauw over die schoenen gaan praten, die ik al een eeuwige tijd in huis heb. En als u me niet gelooft, dan kan ik de fruitvrouw tot getuige roepen, die naast me woont, en Vetzak de pensverkoopster, en de vuilnisman van santa Maria a Verzaia: die heeft hem ermee gezien toen hij van zijn buitenhuis kwam!’ ‘Maso op zijn beurt liet Ribi niet aan het woord komen, maar schreeuwde erop los, en Ribi schreeuwde al even hard. En terwijl de rechter bleef staan, en zich naar hen overboog om hen beter te verstaan, zag Mateuzzo zijn kans schoon. Hij stak zijn hand door het gat in de plank, kreeg het zitvlak van 's rechters broek te pakken en trok het uit alle macht naar omlaag. De broek zakte onmiddellijk naar beneden, omdat de rechter mager en zonder heupen was. De man voelde wel iets, maar wist niet wat. Hij wilde zijn kleren naar voren trekken om zich te bedekken, en gaan zitten, maar Maso van de ene kant, en Ribi van de andere, hielden hem overeind, en brulden: ‘Messer ge doet verkeerd met me mijn recht niet te geven en niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar me te luisteren, en tot een andere zaak over te gaan! Een kleinigheid als deze wordt bij ons niet schriftelijk afgehandeld!’ ‘En met die woorden hielden ze hem zo lang bij zijn kleren vast dat allen, die in de rechtszaal stonden, ontdekten dat hem de broek was uitgetrokken. (Waarna het drietal heimelijk wist te ontkomen.) ‘Meneer de rechter moest zijn broek eigenhandig ophijsen in tegenwoordigheid van iedereen, net of hij zó uit bed was gestapt, en toen het feit goed tot hem doordrong vroeg hij, waar de kerels gebleven waren die dat geschil hadden over die schoenen en die koffer. En toen ze niet meer te vinden waren, zwoer hij bij de darmen van God zelf, dat hij te weten zou komen of het in Firenze gewoonte was, rechters hun broeken uit te trekken wanneer ze het rechtersgestoelte hadden bestegen!’
Nee, gewoonte was dat weliswaar niet, althans niet letterlijk. Maar figuurlijk deden de Florentijnen niet anders dan juristen in hun hemd zetten, en daarom werd het evenmin gewoonte - om tot ons uitgangspunt terug te keren - dat hun kooplieden diep in de buidel tastten om de stedelijke opleidingsschool voor rechtsgeleerden in stand te houden. Zolang de alma mater door middeleeuwse stegen wandelt is ze, in de Arnostad, tot bloedarmoede gedoemd. Pas wanneer de nieuwe cultuur doordringt, en de ‘humanitas’ van de katheders gedoceerd wordt,Ga naar eind276 ontwaakt er iets van werkelijke belangstelling, die geld losslaat, en het geld belooft bloei. Had Petrarca de leerstoel aanvaard, die hem in 1351 op aandringen van Boccaccio werd geboden, dan was die bloei misschien eerder gekomen; maar Petrarca voelde zich niet op zijn plaats in Firenze. Nu blijft het wachten op de ras-humanisten van de volgende eeuw, en flikkert het universitaire leven enkel op in die vakken, waar met zozeer het wetenschappelijke als het esthetische op de voorgrond treedt. Boccaccio laat de verwarde Calabriër Leonzio Pilato tot professor in het Grieks benoemen - een Europese primeur! - en doet hem een Homerusvertaling vervaardigen. En zelf wordt onze schrijver in zijn laatste levensjaren de eerste lector in dat bij uitstek Florentijnse vak: de Dantologie. Eindelijk een faculteit die niet hoeft te kwijnen: de Dantetraditie blijft het richtsnoer der Florentijnse beschaving. Tot op heden ziet men, zondagsmorgens, de gelovige dantianen naar de enorme bovenzaal van Or san Michele drommen, de stuk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelezen Commedia als missaal in de hand, om daar, van een kansel met Dantes borstbeeld en een kruis, het nectar van zijn verzen dorstig in te drinken. Is het niet Dantes geest van visionair intellectualisme, van kennis, aan kunst onderworpen in een kolossale visie, die wij weervinden in Firenzes grootste zonen, totin Leonardo en Michelangelo toe? Dante is het, die de taal der dichters en de voorstellingen der schilders vormt, en als de Florentijnse musici rond 1600 uit een baaierd van mogelijkheden het fenomeen opera scheppen, is het opnieuw de dramatiek van Dantes verzen die hun het eerst de weg wijst. Wat dat betreftis ook onze Francesco Landini een rechtgeaarde zoon van zijn geboortestad. Niet enkel heeft hij zich - naar ons bericht wordtGa naar eind277 - beziggehouden met het componeren van fragmenten uit de Commedia, maar zijn hele mentaliteit, zijn latinisme en het abstracte van zijn poëzie, sluiten aan, zoals wij reeds opmerkten, bij de dichter van de Vita Nuova. Alledaagse humor ligt Francesco niet, in vers noch muziek. Giovanni da Cascia de domorganist, die een veel genoeglijker man geweest moet zijn, maakt soms hele gezelschapsspelen van zijn madrigalen. Zijn zangers introduceren zichzelf bijvoorbeeld met: Ik ben het witte lam dat loopt te blaten, waarna de uitvoerenden om strijd; bè-bè-bè beginnen te zingen.Ga naar eind278 Men krijgt de indruk dat voor Francesco - om met Beethoven te spreken - de muziek te heilig was voor zo'n frivool onderwerp. De Liefde - waar ook dat lam van blaat - heeft niets grappigs voor hem. Hij houdt zich verre van de dichters die virtuoos met tedere gevoelens spelen, zoals Matteo Frescobaldi kon doen, eer hij door de grote Sterfte ten grave gesleept werd:
Accorr' uomo! Accorr' uomo! Io sono rubato!
All' arme! All' arme! Correte alla strada,
prima che questa donna se ne vada
che m'ha co' suoi begli occhi'l cor furato!
Ga naar eind279
(Mensen op! Komt te hulp! 'k ben bestolen! Bedrogen!
Te wapen! De straat op! Ai, blijft niet staan te kijken
totdat deze vrouw met het hart zal gaan strijken
dat mij werd ontroofd door haar prachtige ogen!)
Met Landini's ernst - maar natuurlijk ook met zijn blindheid - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hangt samen dat we het pittoreske element van een lachende natuur vol olijke herderinnen eveneens maar zelden in zijn liederen ontmoeten. Jachtpartijen met klaroenen en blaffende honden, zoals zijn stadgenoot Ghirardellus meer levendig dan welluidend verklankte, kunnen Francesco moeilijk inspireren. De enige bewegelijke canon die hij schrijft over een opwindende vispartij, bedient zich van de tekst van een ander en is dus vermoedelijk op verzoek gecomponeerd.Ga naar eind280 De idealen van vrouwelijk schoon waar de tijdgenoten het zo druk over hebben: de goudblonde lokken, boogvormige wenkbrauwen, ivoorblanketanden, welgevormde nagels,Ga naar eind281 laten hem uit de aard van de zaak nogal koud; inplaats daarvan komt men in zijn teksten verklaringen tegen als:
Io guardo gli atti begli e onesti e vaghi
che contentan el cor, sol di vedere!
Ga naar eind282
(Ik zie de schone, eerb're handelingen
die 't hart bevredigen reeds bij 't aanschouwen.)
Maar het blijkt wel dat ook niet-zichtbare eigenschappen het hart in vlam kunnen zetten, want het leeuwedeel van Francesco's liederen is gewijd aan de Liefde. Daar komt natuurlijk veel mode bij; de zanglyriek van het trecento bestaat voor negentig procent uit - bij voorkeur ongelukkige - liefdesliederen. Waar Landini's grootste gaven toch onmiskenbaar op muziekgebied liggen, kan het niet verbazen dat veel van zijn verzen conventioneel zijn, zwak, en voor ons-modernen spoedig eentonig, juist door het ontbreken van visuele en anekdotische wendingen. Maar wie tracht om, voorzichtig en met het nodige voorbehoud, Francesco's tolgeld aan de heersende mode te scheiden uit de gouden munten van zijn oprechte gevoelens, begint zich toch wel een beeld te vormen van zijn persoonlijkheid. Intelligent, soms scherp en strijdlustig, maar met een voorliefde tot het zoete en welluidende, heeft hij een heel leven nodig om aan de doem van zijn invaliditeit te ontgroeien. Zijn gaven en beroemdheid vergoeden zijn eenzaamheid niet, noch zijn achterstand in het dagelijkse leven. De schone, of schonen, die hij ‘nella prim'etare’ - in zijn jeugd - het hof maakt, beantwoorden zijn liefde niet en dat, mede, bepaalt de grondtoon van zijn werken: die van gereserveerde, maar diepe weemoed. Men vergelijke zijn misschien wel beroemste lied met dat van Boccaccio over leven en dood: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gram pianto agli occhi, greve dogl' al core
abbonda sempre, e l'anima si more.
Per quest' amara et aspra dispartita
chiamo la morte et non mi vuol'udire.
Contra mia voglia dura questa vita
che mille morti mi convien sentire.
Et ben ch'io viva, mai non vo'seguire
se non voi, chiara stella et dolc'amore.
Gram pianto; enz.Ga naar eind283
(Mijn ogen wenen en mijn hart moet klagen,
hoe lang zal ik dit lijden nog verdragen?
Mij is zo'n wreed en bitter lot beschoren
dat ik mij rust noch vreugde kan verwerven.
Ik roep de dood, maar dood wil mij niet
horen,
slechts 't leven laat mij duizend doden
sterven,
want eeuwig zal 'k Uw liefde moeten derven
en toch ben ik gedoemd, haar na te jagen.
Mijn ogen wenen, enz.)
Dit is de sfeer waarin Francesco Landini zich het meest beweegt en van waaruit hij verwonderlijk gave, voor zijn tijdgenoten diep ontroerende muziek gecomponeerd heeft. Slechts by uitzondering - ook daarin lijkt hij op Mozart - wordt zijn beheersing verbroken door een demonische uitbarsting:
Sia maledetta l'ora e'l dì ch'i venni
sotto giogo d'amore
et la vana sperança ch'i mantenni!
Sia maledetta la fortuna e'l dove
sostenni'l colpo ch'i non guarrò may,
sia la constança mia, la fè, le prove,
le lagrim'e sospir ch'i sparsi may!
Sia benedetta tu che lieta stay
del mio greve dolore,
tanto se bella e di virtute honore.
Sia maledetta, etc.
Ga naar eind284
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Vervloekt zijn dag en uur waarop ik buigen
moest onder liefdes juk:
té spoedig viel mijn dwaze hoop in duigen!
Vervloekt het noodlot en vervloekt het oord
waar mij de zwaarste slagen moesten treffen,
vervloekt mijn trouw, mijn geloof, mijn
erewoord,
mijn wanhoop, waar 'k mij nooit uit op zal heffen!
Gezegend jij, die zonder te beseffen
hoe bittere vrucht ik pluk,
blijft tintelen van schoonheid en geluk.
Vervloekt zijn dag en uur, enz.)
Van verbittering leidt de weg naar onverschilligheid, voorgewend of echt:
Va pure, Amore, colle reti tue,
piglia cunque tu vuoy,
ch'i son disciolto dagl' inganni tuoy!
Ga naar eind285
(Vaar jij maar verder, liefde, met je netten,
vang wie je vangen kan:
mij lok je niet meer! 'k Ben een vrije man!)
Op zichzelf zijn dat klanken die we wel vaker vernemen, reeds bij Giovanni da Cascia:
Più non mi curo della tua zampogna,
Amor, che lungamente m'ai beffato!
Ga naar eind286
(Ik luister verder niet naar jouw schalmei,
o Liefde, die mij lang hebt beetgenomen!)
Maar terwijl de meesten, die de schalmei hebben afgezworen, zich morgen wel weer laten begoochelen door liefdes vedel of fluit, schijnt het of Francesco zijn zwaartepunt langzaam maar zeker verlegt:
Chi pregio vuol, in virtù pong'amore,
in donna no, c'a vicio induce'l core!
Ga naar eind287
(Wie heil zoekt, moet op deugd zijn liefde richten,
op vrouwen niet: die doen voor zonde ons zwichten!)
Zulke gezegden ontsnappen hem meer en meer, en bakenen de weg af die van jeugdlyriek voert naar het filosofisch fatalisme, dat wij in zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
middenperiode zullen aantreffen en dat, wanneer de tekenen niet bedriegen, pas tegen zijn levensavond zal wegtrekken; dan blijft een sereniteit achter die bewijst dat onze zanger - wellicht met liefdevolle hulp van buitenaf - ten langen leste op goede voet is geraakt met het leven. Gehuwd is Francesco Landini klaarblijkelijk nooit, ofschoon het wel voorkomt dat blinden een gezin hebben. Franco Sacchetti noemt een blinde familievaderGa naar eind288 die de zijnen kon onderhouden omdat hij ‘geestelijke Argusogen bezat en door zijn vernuft de zienden verblindde’. En dat hoeft ons niet te verbazen, voegt de schrijver er aan toe, want het licht der ogen leidt af: niet voor niets stak Democritus zich de ogen uit om zich beter op de dingen des geestes te concentreren. Sacchetti kan het weten, hij is persoonlijk met Landini bevriend, en kent ook andere blinden. Met bewondering beschrijft hij één hunner, die dobbel speelt, en tot op de kleinste paadjes de weg weet zonder gids; ja, in het donker neemt hij zelfs zienden bij de hand om hun schreden te leiden. Geen mens in zijn buurt zal ooit zelf een spon in een vat steken: voor dat precisiewerk roepen ze de blinde, die er nooit een druppel wijn bij morst.Ga naar eind289 Wijnvaten zijn niet zozeer de specialiteit van Francesco Landini, maar hij oogst nu weer bekijks wanneer hij zijn orgeltje stemt of repareert. Zijn biograaf staat er bij stil met diep ontzag:Ga naar eind290 uit zóveel pijpjes bestaat het orgel, die inwendig met zoveel zorg zijn samengevoegd en zo haarfijn op elkaar zijn afgestemd: ook als ze nog zo weinig verschoven worden, klinken ze vals en schril, wanneer de balgen er wind door blazen ... Maar als Francesco ze onder handen heeft genoemen, mankeert er niet dát aan! Met dat orgeltje dus - en met het grovere kerkorgel - voorziet hij in zijn levensonderhoud. Hij wordt organist van de kerk san Lorenzo, maar daar kan zelfs een vrijgezel niet van bestaan: het salaris zal nauwelijks hoger geweest zijn dan dat van de domorganist uit Lucca in dezelfde tijd, en die verdiende precies twaalf gulden in een jaar; benevens zekere naturaliën en onderdak.Ga naar eind291 Achterneef Cristoforo geeft later te verstaan dat Francesco kamermusicus was in dienst van de Florentijnse bisschoppen;Ga naar eind292 mogelijk nam hij de lagere wijdingen aan, zoals geleerden dikwijls deden, maar priester werd hij nooit: in Toscane - en elders - mochten blinden niet gewijd worden.Ga naar eind293 In elk geval hebben zijn Florentijnse functies hem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet zo gebonden, of hij is meer dan eens ‘op tournee’ gegaan: slechts kunstreizen konden zijn roem door heel het land vestigen; terwijl bovendien de Franse invloeden in sommige van zijn latere werken een verblijf in Noord-Italië doen vermoeden. Het was gebruikelijk dat kathedralen in de provincie op hoge feestdagen hun gelovigen verblijdden met een gastzanger of een gastorganist:Ga naar eind294 van die gewoonte zal Francesco meer dan eens geprofiteerd hebben. Maar zijn grootste faam dankt hij toch aan zijn wereldlijke kunst, en zo moeten we hem vaker zoeken in de ‘concertzalen’ van edelen en vorsten, Rimini, Ferrara, Padua; en vooral Verona en Milaan: dat waren de plaatsen waar een virtuoos op gehoor en onthaal kon rekenen. Aan de steenrijke Adige heersen de Scaligers, en in de Povlakte de Visconti. Firenze moet weinig van die heren hebben. Haar kronisten weten van geen ophouden meer als ze eenmaal beginnen over de gewelddaden die daar in het noorden gepleegd worden; heel Toscane heeft trouwens een hartgrondige hekel aan tirannen. De vermaning die een Siënese dichter tot zijn Florentijnse broeders richt als er weer eens gevochten moet worden, stuit zeker niet af op dovemans oren:
Deh, non v'increscan la spesa e l'affanno,
o cari cittadin d'esta cittade
per mantener la vostra libertade:
ispecchiatevi in quelle che non l'hanno!
... Tiranno tira a se tutte sue voglia,
che priva dell'aver, chi della vita,
a chi toglie la figlia, a chi la moglie!
Ga naar eind295
(Hoezeer ook moeite en kosten u verstoren,
o goede burgers van de stad Firenze:
de vrijheid is het waard! Denkt aan de mensen
- en spiegelt u daarin - die haar verloren!
... Tirannen doen precies wat zij begeren,
dién roven zij 't bezit en dien het leven,
die ziet zijn dochter, die zijn vrouw onteren!)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duidelijker kan het beeld nauwelijks met woorden omschreven worden, dat Giotto in Padua schilderde van de Iniustitia: onrechtvaardigheid en tirannie golden in Firenze vrijwel als synoniem! En wie naar de heersers van het nu zo bekoorlijke Verona kijkt, kan de Florentijnen geen ongelijk geven. Ze vormden een uitgezochte schurkenfamilie, de Mastino's, Cangrandes, Cansignorio's en hoe ze verder heetten. Een van hun hofgeleerden maakt ons ongewild aan het lachen als hij, om een voorbeeld van een ‘ballata’ in een notedop te geven, voor den dag komt met de woorden:
Viva l'excelsa Scala!
Viva la prole diva
de la Scala iorliva
ch'a mal far non si cala.
Viva l'excelsa Scala!
Ga naar eind296
(De grote Scala's leven!
De goddelijke loten
uit Scala's stam gesproten
die nimmer kwaad bedreven:
De grote Scala's leven!)
Dat compliment gaat werkelijk te ver: geen enkele Scala heeft zich staande gehouden zonder kettingen van samenzwering, verraad, moord en de wreedste willekeur. Maar ondertussen: hofgeleerden onderhielden ze, kunstenaars trokken ze aan, en onder de paleizen en kerken die ze deden bouwen bevinden zich de schoonste van Italië. De clownerieën waar de hoge heren zich tranen om lachten zijn niet bijzonder fris,Ga naar eind297 maar ook Petrarca was dikwijls hun gast. Juist in Verona zond hij zijn zoon op kostschool, en juist in Verona deed hij de gedenkwaardige vondst van Cicero's brieven, die hem zo bitter in het karakter van zijn held teleurstelden.Ga naar eind298 Aan het hof van Mastino II hield Giovanni da Cascia, de Florentijnse domorganist, de compositiewedstrijd met meester Jacopo van Bologna, waaraan wij zulke aardige madrigalen danken, en die ons doet vermoeden dat nog tal van andere muzikanten de ‘schone tuin die aan de Adige grenst’ hebben bezocht.Ga naar eind299 Maar in 1351 kwam deze Mastino terecht in de fraai gebeeldhouwde sarcofaag waar tot op heden elke toerist naar gaat kijken; en daarmee was de Veronese tirannie over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haar hoogtepunt heen. Petrarca koos tijdig de bovendrijvende partij en begaf zich naar Milaan, waar hij acht jaar tot wederzijds genoegen bleef wonen, hoewel de heren Visconti zo mogelijk nog minder scrupules bezaten dan de Scaligers. Van de Visconti heeft Firenze de hele eeuw door last gehad. Toteen ernstig conflict kwam het voor het eerst in 1351, toen aartsbisschop Giovanni zijn oog op Toscane liet vallen. Hij was een geduchte tegenstander, deze ‘vijand van de Grote Slang’ (naar de kronkelende ‘Biscione’ die de Visconti in hun wapen voerden) en hij heeft Firenze, dat door de pest was verzwakt, lelijk in angst laten zitten. Geen ander heeft de Arno-stad zo in paniek gebracht: toen de wachtposten maar dáchten dat hij in aantocht was, galoppeerden ze de straten in onder het schreeuwen van: Vlucht, vlucht, daar heb je ze, daar heb je ze! ‘Denk eens aan lezer’, voegt Marchionne er hoofdschuddend aan toe, ‘Waar hadden de burgers naar toe moeten vluchten, gezien het feit dat de schildwacht al midden in een ommuurde stad was, en toch bleef hij aldoor maar roepen: vlucht, vlucht!Ga naar eind300 En op de koop toe kwám hij nog niet eens tot de poorten, aartsbisschop Giovanni: hij brak zijn krachten op het kleine dappere Scarpería in de Mugello; en een poosje later bezweek hij veilig aan een puist bij zijn oog. Daarop kregen zijn drie neefjes het Milanese heft in handen: Matteo, Galeazzo en Bernabò. Met Matteo werden korte metten gemaakt: hij was nog geen jaar in functie toen hij vergif in kreeg. Als reden gaven zijn broeders de bacchanales op, die hij placht te houden met twintig naakte vrouwspersonen uit hoge kringen.Ga naar eind301 Een fijn puriteins trekje van Bernabò om daar zoveel aanstoot aan te nemen: in het proces, dat hem later zal worden aangedaan, staat te lezen dat hij naast veertien wettige, tweeëntwintig onwettige kinderen bezat, die hem door achttien verschillende vrouwen waren geschonken; en dat hij zelfs op zijn oude dag nog twaalf tot twintig maitresses bezat!Ga naar eind302 Met zoveel kroost kan men heel wat families aan zich binden. Bernabò reserveerde zijn wettige spruiten voor koningskinderen van den bloede,Ga naar eind303 en huwelijkte zijn natuurlijke aan invloedrijke personen uit; zo kreeg de bendeleider John Hawkwood de knappe dochter van zijn lievelingsvrouw Donnina di Leone Porro, die als ‘dea amoris, bekend stond en van een koopman was afgepakt; ook haar zuster verheugde zich in de bijzondere gunst van de monarch. Behalve vrouwen hield Bernabò er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten minste honderduizend honden op na, die door veertigduizend gezinnen, naar rato van hun inkomen, moesten worden onderhouden. ‘Dit werd destijds voor bijzonder walgelijk gehouden’, schrijft - natuurlijk! - een Florentijn, ‘omdat de beesten letterlijk nergens voor dienden, behalve dat ze een enkele keer op jacht gingen.’Ga naar eind304 Ze kregen ook wel eens een slachtoffer te verscheuren, zoals de boer die Bernabò in zijn onschuld een geweldige haas kwam aanbieden, niet wetend dat deze een stroopverbod had uitgevaardigd.Ga naar eind305 Dapper en schrander was deze Visconti wel, dat moesten de Florentijnen toegeven; maar listig en verraderlijk tevens. Zijn aanmatiging groeide mee met zijn gebied, waarvan hij de grenzen uitbreidde tot Venetië, de Gotthard, Genua en Toscane toe. De pausen droeg hij een ghibellijnse haat toe; wee de priester die op zijn gebied kwam preken zonder zijn uitdrukkelijke toestemming: in een draaibaar ijzeren vat liet hij hem braden.Ga naar eind306 Legaten, die hem plechtig kwamen excommuniceren, dwong hij, hun desbetreffende documenten met koord en zegel op te eten in het openbaar.Ga naar eind307 Je kon wel zien, zeiden ze in Firenze, dat hij zich weinig bekommerde om de dingen die na dit leven komen.Ga naar eind308 Maar daar konden ze zich toch in vergissen, want toen de pest Milaan overviel in 1360, was niemand zo bang als juist heer Bernabò. In doodsangst vluchtte hij naar een eenzaam jachtslot, waar de torenwachter bevel kreeg, bijtijds voor iedere bezoeker te waarschuwen met een slag op de klok. Hoe boos was Bernabò, toen hij desondanks op een kwade dag Milanese kennissen aantrof in zijn hal! Onmiddellijk beval hij, de wachter van zijn toren omlaag te werpen; maar bovengekomen vonden de soldaten de man gestorven, met pestbuilen bedekt...Toen rende de tiran nog dieper de bossen in, en liet een versperring oprichten waar geen mens doorheen mocht: zo doorstond hij de epidemie.Ga naar eind309 Maar wist Bernabò al aan de pest te ontkomen: aan de wraak van zijn verwanten ontkomt hij later niet. Het blijft voorbehouden aan een zoon van de, terzijde geschoven, Galeazzo om met hem af te rekenen: Gian Galeazzo, graaf van Virtù, de geslepenste intrigant van dit intrigantengeslacht. Firenze is nooit gesteld geweest op de oude Bernabò, maar als Gian Galeazzo zijn oom op een feestje lokt, waar omkranste ridders plotseling zeggen: Nou hebben we je! - en als Bernabò dan in een kerker de onprettig geworden tijd verruilt voor een nauwelijks prettiger eeuwigheid, hoe, dat blijft in het midden - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan vindt zelfs Firenze dat toch over de schreef gaan. Ze krijgt bovendien meer last van de neef dan ze ooit van de oom heeft gehad. De graaf van Virtù zal tegen het eind van de eeuw geen middel onbeproefd laten om Toscane in zijn macht te krijgen, en het scheelt maar schrikwekkend weinig of hij slaagt ook in dat voornemen. De éénwording van Italië dreigt vier en een halve eeuw te vroeg tot stand te komen door de machinaties van dit doortastende heerschap; maar in 1402 rekent de pest hem op het nippertje in, waarmee ze in één slag heel wat goed maakt, van wat ze Firenze in 1348 heeft aangedaan... Dat zijn de Visconti's, de beste omkopers, verraders en gifmengers van het trecento.Ga naar eind310 Maar ze laten dichten en boeken schrijven, ze protegeren Petrarca - die één van hun zoons ten doop houdt - en zijns gelijken, en houden zich in hun luxueuze paleizen op de hoogte van alle moderne Franse stromingen. Ze besteden - andermans - kapitalen aan de marmershow van Milaans kathedraal en aan de dito show van Pavia's kartuizerklooster, waar men ze allemaal grif voor heiligen verslijt. (‘In dit land noemen we iedereen heilig die ons goed doet,’ zal een monnik openhartig verklaren tot een vijftiende-eeuwse toerist uit Frankrijk.Ga naar eind311) De Italiaanse muziek verraadt meer dan eens rechtstreekse Visconti-invloeden, en het is, hoe dan ook, geenszins ondenkbaar dat onze Landini zich aan hun hof heeft laten horen en er vorstelijk ontvangen is. Want het blijkt herhaaldelijk, dat de kunst weinig in de weg gelegd werd door de politieke beroeringen, en dat ze er zich weinig aan gelegen liet liggen bovendien. Pisanen boetseren in Firenze, al staan beide rivaalsteden kop aan kop te knarsetanden. Florentijnen schilderen in Arezzo, en musiceren in Verona, ook al kunnen de regeerders elkaar niet luchten; en een Perugijn die jarenlang kind aan huis is in het guelfse Firenze, schrijft zonder bezwaren een feestlied voor de graaf van Virtù.Ga naar eind312 Daar trekt hij dus, Francesco. Reizen is voor Florentijnen een alledaagse zaak. Het hoort bij hun handelservaring dat ze de beste routen en herbergen kennen, en weten hoe men zich in den vreemde dient te gedragen. Ervaren lieden verstrekken alle mogelijke reistips: dat ge u zo arm mogelijk moet voordoen onderweg, en niets dan goed moet spreken van de plaatselijke heersers; van alle anderen trouwens ook, want denk eens dat die later aan de macht kwamen en u dan uw kritiek betaald zouden zetten! ‘Hoffelijkheid met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De pest: rouw om een dode; besluit, de stad te verlaten; en
uittocht (uit een veertiendeeeuws manuscript van de Decamerone in de
B.N. te Parijs)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Aan de wieg van de renaissance staat de zwarte dood’: het
Decamerone-gezelschap in de ‘Triomf des Doods’ (Pisa,
Camposanto)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mond vermag zoveel en kost zo weinig!’Ga naar eind313 Neem dadelijk de benen als ergens conflicten rijzen en wees niet grappig ten koste van anderen. Om kort te gaan, meer nog dan thuis geldt op reis de gulden regel:
Chi ode e vede e tacie
si vuol vivere in pacie!
(Een vreedzaam leven krijgt
wie hoort en ziet en zwijgt!)
Francesco verstrekt geen raadgevingen, maar hij schrijft afscheids-liederen bij tientallen.Ga naar eind314 Die zijn in zwang, en hebben soms allegorische bedoelingen, maar wekken toch ook het vermoeden dat hij dikwijls op pad is gegaan. Bezwaarlijk en gevaarlijk is het reizen ongetwijfeld voor een weerloze invalide door dit onveilige land; doch daarnaast afwisselend, en verfrissend, ook voor hem die het landschap niet waarneemt dan door de gewijzigde atmosfeer. Schoon is Italië: daar zijn eindelijk de ogen voor open gegaan. Fazio degli Uberti, de Florentijnse banneling die niet anders gedaan heeft dan reizen en trekken, heeft het Apennijnse land bezongen in terzinen waar iedere toeristenprospectus nog eer mee kan inleggen:
Qui sono i fonti chiari per condutto
qui son gran laghi e ricchi fiumi assai,
che rendono in più parti molto frutto:
datteri, cedri, aranci dentro n'hai
e campi tanto buoni e sì fruttevoli
quant'io trovassi in altra parte mai.
Qui sono i collicei dolci e piacevoli
adombrati e coperti di bei fiori
e d'erbe sane a tutti i membri fievoli.
Qui gigli e rose con soavi odori
boschetti di cipressi e d'alti pini
con violette di mille colori.
Qui sono i bagni sani e tanto fini
ad ogni infermità che tu li vuoli,
che spesso passan di natura i fini.
Qui selve e boschi son, che paion bruoli,
se vuoi cacciare, ove natura tragge
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
orsi, cervi, cinghiali e cavriuoli.
Qui son sicuri porti e belle piagge,
qui sono aperte lande e gran pianure
piene d'uccelli e di bestie selvagge;
qui vigne e ulivi con buone pasture
qui nobili cittadi e bei castelli
adorni palagi e d'alte mure;
volti di donne dilicati e belli,
uomini accorti e tratti a gentilezza,
mastri in armi, in destrieri e in uccelli.
È l'aere temperato, e con chiarezza
soavi e dolci venti vi disserra:
piena d'amor, d'onor e di ricchezza...Ga naar eind315
(Hier zijn de klare bronnen om het vee te drenken,
hier zijn de grote meren en de brede stromen
die aan gewassen rijke vruchten schenken:
- citroenen, dadels, sinaasappelbomen -
en aan de akkers zulke vette aarde
als 'k elders nimmer tegen ben gekomen.
Hier zijn de heuvels met hun zoete gaarden,
vol schaduw, overdekt met bloemen-keuren
en kruiden, voor het kranke lijf van waarde.
Hier staan de lelie en de roos te geuren
en blinken, onder de cipressebomen,
viooltjes in ik weet niet hoeveel kleuren.
Hier zijn de baden, waar de zieken komen
om baat te vinden tegen alle soorten pijnen,
en meer genezen dan ze durfden dromen.
Hier vindt men wouden die wel parken schijnen;
aan jagers biedt Natuur met volle handen
haar herten, geiten, beren, wilde zwijnen.
Hier vindt men veil'ge havens, mooie stranden,
en duizend vogels nestelen en broeden
in de open vlakten en de wijde landen.
Hier kunnen wijngaard en olijf u voeden,
hier vindt ge fiere steden en kastelen
met hoge muren, om u te behoeden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en vrouwen, kostbaar als juwelen.
De mannen zijn er hoflijk, en bedreven
in wedren, valkejacht en wapenspelen.
De lucht is altijd helder, om het even
vanwaar de winden komen die als de adem
van liefde, roem en weelde uw hoofd omzweven...)
Italië, sierlijk, kleurig, idyllisch, als een wandtapijt waar men smart en donker niet in meeborduurde; en midden door haar tuinen trekt een blinde zanger met een knieorgel, geleid door we weten niet wie, met we weten niet wie om zijn liederen te noterenGa naar eind316 en zijn beloningen in ontvangst te nemen. Daar zit hij, in de ‘fiere steden en kastelen’ vol broze vrouwen en hoofse mannen: juist zoals hij op het miniatuur van het Squarcialupi-handschrift zit, in het blauwe, wijde onderkleed der geleerden en de rode kapmantel daarover; rond het magere, mimiekloze blindengelaat de blauwe wangenmuts en de rode kap; en daaromheen de glorieuze lauwerkroon, waarvoor we hem naar Venetië moeten vergezellen, als we willen weten, hoe hij hem ontving. Zo hoog stijgt zijn roem: dat een koning hem de kostbare muzenkrans om de slapen legt. Zo populair wordt de zanger van de voorname minnesmart, de virtuoos op het ijl-klinkende portatief. Zo triomfeert hij over de jaloerse stokers, waaraan het zijn carrière natuurlijk ook niet ontbreekt:
Che pena è questa al cor, che ssi non posso
usar cortesemente
con questa mala gente,
ch'i non sia pur dall'invidia percosso!
Ga naar eind317
(Hoe pijnlijk is 't, wanneer ge er niet in slaagt
om hoflijk te verkeren
met deze kwade heren,
omdat hun afgunst u terstond belaagt!)
Met Toscaanse fierheid geselt hij de criticasters die vitten op zijn kunst en haar successen; en hij geeft hun een raad die tot heden iedere recensent boven zijn schrijftafel mag hangen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tu, che l'opera altrui vuo' giudicare,
guarda se co' ragion difender sai
el biasim' over loda che tu day:
El ver giamai non può esser offeso
ma per or spesso non è inteso.Ga naar eind318
(Gij die eens anders werk wilt kritiseren:
zorg eerst dat gij op redenen gronden kunt
het woord van lof of smaad dat gij ons gunt!
Vaak ziet men later pas in 't ware licht
wat onbegrijpelijk schijnt op 't eerst gezicht!)
Wie zijn de kunstbroeders die Francesco - naast tegenstanders - aantreft in het noorden? Meet hij zich waarlijk in het orgelspel met de organist van Venetiës san Marco, Francesco da Pesaro?Ga naar eind319 Ontmoet hij meester Jacopo van Bologna nog, die de vriendschappelijke rivaal was van Giovanni da Cascia, en, als ingetogen geleerde, feitelijk meer dan deze met Landini verwant? In het Veronese gebied schampt mogelijk Francesco di Vannozzo zijn horizont, de hofpoëet die zijn arme staat zo bitter verwenste:
Quando io mi volgo atorno e pongo mente
al mio cor alto e alle scarpe rotte,
bramo la febre, mal di fianchi e gotte,
e maladico Dio ch'a ciò consente!
Ga naar eind320
(Als 'k om mij heen zie en erkennen moet
hoe hoog mijn hart is, en hoe stuk mijn kleren,
dan wil 'k aan pleuris, jicht en koorts kreperen
en God vervloeken, die dit niet verhoedt!)
Maar de eigenaardigste figuur onder de Noorditaliaanse zangers is zonder twijfel Antonio da Ferrara, de begaafde, maar stuurloze dobbelaar die in Ravenna alle kaarsen van het kruisbeeld naar het graf van Dante sleepte: ‘voor een God is er geen kunst aan om een evangelie te schrijven, dat bovendien lang zo mooi niet is als de Commedia die door een gewone sterveling geschreven werd ... terwijl die God mij op de koop toe al mijn bezittingen deed verliezen bij het dobbelspel.’Ga naar eind321 Dobbelen en dichten doet hij overal, in Ferrara, in Ravenna, maar vooral in Venetië: zo ergens, dan ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet Landini hem dáár. Ze delen hun afkeer voor fatterige praalhanzen, die door Antonio giftig worden uitgescholden:
Tal è che porta indossa gli ermelini
e de zendado vanno foderati,
ch'e fitti loro ancor non son pagati,
non hano in casa pan né in botte vini!
Ga naar eind322
(Je hebt erbij, die dragen hermelijn
en de allerfijnste zij aan broek en buis,
maar de huur is niet betaald, en ze hebben thuis
het droge brood niet, en geen druppel wijn!)
Waarna hij hun gebrek aan ondergoed en tafelzilver laakt, terwijl hun vrouwen de handen vol opzichtige ringen dragen. Ook Francesco Landini richt zich ergens tot de protsen van Firenze, maar zijn uitval is van veel voornamer allure dan die van Antonio.Ga naar eind323 De dobbelaar uit Ferrara, verbluffend-persoonlijk in alles wat hij schrijft, is bij andermans rijkdom te nauw betrokken. Ook hij heeft immers betere dagen gekend; en waar zijn ze gebleven?
El mi ricorda, cara mia valise,
che già de molti vai t'ho fatto onore,
de drappi, de zendadi de valore,
de perle, de cinture e d'altre arnise.
Ma tu sai ben quel che'l proverbio dise:
che'l se conosce al tempo del dolore
colui ch'è amico de perfetto amore,
come dimostra el frutto la radise.
Or tu se'vuota e non te posso empire,
nè de Venezia posso far lo salto
perchè non ho moneta da partire.
Però prego che tu vadi a Realto
e diete tosto al primo profferire,
sì che non m'abbandoni a questo assalto.
Io zuro a Dio: se non son preso o morto,
novarte tosto e vendicar' sto torto!
Ga naar eind324
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Mijn beste koffer, 'k weet maar al te goed
hoe 'k jou heb volgepakt met pelterijen,
met edelstenen, gordels, snuisterijen
en zijden klederen in overvloed.
Maar jij bent ook door 't spreekwoord opgevoed:
dat vrienden o zo makkelijk gedijen
bij welvaart, mooie feesten, eetpartijen,
maar dat slechts nood hen waarlijk kennen doet.
Nu ben je leeg en wordt niet meer gevuld,
en ik kan uit Venetië niet vertrekken
wijl ik geen reisgeld heb, maar enkel schuld.
Ga daarom, smeek ik, naar de pandjes-vrekken
van de Rialto, koffer-vriend, en duld,
dat zij me op jou een handvol geld verstrekken.
Ik zweer bij God: wanneer 'k vrij rond blijf lopen
keer 'k spoedig weer om jou terug te kopen!)
De koffer, die wel zijn rijke inhoud, maar niet zijn dicht-ader heeft afgestaan, antwoordt dat hij dertig stuivers opbrengt, en dat Antonio daar zijn reis mee moet betalen voor hij kans loopt ze weer te verspelen ... Heeft hij niet zelf het sonnet vervoerd, waarin zijn baas gezworen heeft, geen dobbeltafel meer te naderen zonder een eindje touw om zich, na 't laatste verlies, aan op te knopen...?!Ga naar eind325 Antonio da Ferrara blijft, ondanks zijn verrassend-moderne galgehumor, een typische hofpoëet en gelegenheidsdichter, en daardoor een klasse lager dan de gestudeerde Francesco Landini. Maar te Venetië woont in de jaren zestig ook de man die een hele cultuur beheerst en zoveel klassen hoger staat dat onze musicus naar het schijnt, met hém niet in contact is gekomen: Francesco Petrarca. De pest heeft hem uit Milaan gedreven, en de Dogenrepubliek stelde een paleis aan de Riva degli Schiavoni tot zijn beschikking op voorwaarde dat hij haar zijn boekerij zal vermaken; wat gebeurt, zodat de kostbare manuscripten van 's werelds eerste humanist straks grondig beschimmelen en wegrotten in vergeten hoeken van Venetiës bibliotheken...Ga naar eind326 Petrarca en Landini hebben in één stad vertoefd, zonder dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
musicus een versregel van de dichter verklankte, en zonder dat de dichter repte van de lauweren die de musicus ontving. Dat is niet zo verwonderlijk als het lijkt: naar alle waarschijnlijkheid zijn ze nooit met elkander in aanraking gekomen.Ga naar eind327 Petrarca en Landini ‘lagen’ elkaar niet, en het is duidelijk genoeg waarom de befaamde geleerde de studiën, waarin hij verdiept was, niet verkoos te onderbreken voor de huldiging van een muzikant. Een man als Landini vertegenwoordigde Firenze, en Petrarca voelde rancunes tegen Firenze. Hij vertegenwoordigde de middeleeuwen, en Petrarca verachtte de middeleeuwen; terwijl Landini, omgekeerd, zijn afkeer van het jonge humanisme en van Cicero, Petrarca's lieveling, openlijk beleed. Als dichter is hij Petrarca's mindere, en Petrarca wilde van zijn eigen verzen al niets meer weten: geen geschrift in de volkstaal had hem nog iets te zeggen, zelfs Dantes Commedia niet. Toen hij de Decamerone in handen kreeg berichtte hij zijn vriend Boccaccio genadiglijk dat hij het boek had ingekeken. ‘Ik zou liegen als ik zei dat ik het gelezen had, want ik heb het waarlijk te druk om mijn tijd te verdoen met het lezen van boeken in de volkstaal...’Ga naar eind328 En wat voor zijn houding tot Landini het voornaamste is: voor muziek staat Petrarca maar weinig open. Het is een eigenaardigheid te meer die hem met Goethe verbindt, aan wie deze vroege olympiër met zijn voorname eruditie, zijn klassicisme, zijn scherpe genialiteit herhaaldelijk doet denken; alleen is Petrarca openhartiger, en verraadt hij eerder zijn kleine gebreken en ijdelheden. Wat de toonkunst betreft die hij, als één der eersten, radicaal van de woordkunst scheidt: ook al speelt hij wel eens luit bij wijze van ontspanning, als volwaardige kunst kan hij haar onmogelijk beschouwen. Ze heeft haar nut, en kan tot heilige tranen en vrome vreugden opwekken, erkent hij in zijn verhandeling De remediis utriusque fortunae.Ga naar eind329 Maar daar voegt hij aanstonds aan toe dat ze tegenwoordig te zeer de zinnelijkheid der oren streelt en men zich vooral niet te wekelijk aan haar mag overgeven: precies wat de muziekminnaars van Firenze wél doen! En daar komt nu de exponent der Florentijnse toonkunst naar Venetië. Als hij zijn plaats kende, en zich eerbiedig op de achtergrond hield, bij de andere troubadours en dienaren van het vermaak, had hij wel een applausje van Petrarca losgekregen. Maar neen: hij wil geleerde wezen, hij wordt toegejuicht als een groot artiest, en, top- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
punt van alles: de koning van Cyprus haalt het in zijn hoofd, de liedjeszanger te kronen. Dat laatste vooral is een teer punt. Petrarca zelf werd gekroond op het Capitool, en hoewel hij aan de ene kant de ijdelheid bespotte, die hem zó van die plechtigheid deed genieten, aan de andere kant blijft de kroning voor hem het symbool van zijn uitverkiezing en zijn innige verbondenheid met het heroïsche verleden. Ze moet een unicum blijven, enkel met kroningen van keizers en pausen te vergelijken. In plaats daarvan wordt ze mode, en daardoor een karikatuur. Toen Karel van Bohemen in Pisa vertoefde, hield hij het voor passend, een rijmende jurist-schoolmeester uit Firenze de lauwerkrans op te zetten: Zanobi di Strada. Petrarca's eigen leraar Convennevole ontving een dito-huldiging in zijn vaderstad Prato, en ook de zwervende rederijker Fazio degli Uberti schijnt deze onderscheiding te beurt gevallen te zijn: alle drie onbetekenende figuren. Het is begrijpelijk dat Boccaccio verongelijkt meende, zelf dan nog eerder voor een kroning in aanmerking te komen.Ga naar eind330 En eigenlijk is het ook wel te begrijpen dat Petrarca niet de moeite genomen heeft - althans niet voor zover we weten - om de plechtigheid van Francesco Landini te vermelden. Het is in 1364.Ga naar eind331 Vroeg in het voorjaar heeft de Dogenrepubliek een straf-expeditie naar Kreta gezonden, dat een vertwijfelde poging had gedaan, het Venetiaanse juk af te schudden. De weken gaan voorbij, en de lagunenstad wacht met klimmende spanning op de uitslag van de actie. Terwijl Petrarca op een middag uit het raam staat te kijken, ziet hij plotseling hoe een groen-omkranste galei de haven inroeit. De matrozen hebben de zeilen gestreken en staan uitbundig met vlaggetjes te zwaaien. Als het schip dichterbij komt, worden krijgstrofeeën zichtbaar, en andere tekenen die op een overwinning wijzen; nu duurt het niet lang, of de hele bevolking loopt uit en vaart uit om met groot gejubel het verwonderlijke nieuws te vieren: de machtige republiek heeft een handvol slechtgewapende vrijheidsvechters warempel weten neer te slaan! Zonder bloedvergieten, zegt Petrarca, in strijd met de berichten van de kronist;Ga naar eind332 maar wat zegt ge al niet van een stad die u de beste plaats op de eretribune geeft! En waar kan een doge, die u aan zijn rechterhand doet neerzitten, nu anders van blaken dan van zieledeugden en nobele kwaliteiten... Want tribunes verrijzen er op piazza San Marco, zodra de grote | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
processie gehouden is die de god der Venetianen huldigt voor zijn overwinning op de god der Kretensers. Alle zijden van het plein komen vol stellages, en wie geen plaats vindt klimt op de loggia's, de torens en de daken rondom. Dan kunnen de spelen beginnen, en iedereen haalt er zijn hart aan op. Er zijn wedrennen en toernooien, er komt een massademonstratie van ruiters met blinkende lansen en schilden, mantels van purper en goud, feestelijk opgetuigde paarden en zijden vaantjes die triomfantelijk wapperen! Vierentwintig adellijke jongelieden stuiven - op het sein van een gewiekste regisseur uit FerraraGa naar eind333 - ‘als vliegende engelen’ op elkaar in en voeren allerlei figuren uit. Ook het man-tegen-man-jostéren wordt vier dagen lang volgens de plechtigste spelregels beoefend, en de winnaar ontvangt een gouden krans met fonkelende stenen. Dan weer betreedt de bloem der Venetiaanse vrouwen het perk om, gehuld in brokaten kleren, op haar beurt een sierlijk spel uit te voeren;Ga naar eind334 en de vierhonderd uitgedoste edeldames die op een aparte tribune hebben plaats genomen, bieden al een heerlijke aanblik op zichzelf! Er komt geen einde aan: op 4 juni is de groene galei komen binnenvaren,Ga naar eind335 en twee maanden later zijn de feesten nog volop aan de gang. Petrarca is er twee dagen naar komen kijken, maar dan gelooft hij het wel, en hij buigt zich weer over zijn papieren. In het verslag, dat hij aan een vriend in Bologna uitbrengt, kan hij nog net vermelden dat de vreugde verhoogd werd door een gezelschap van Engelse toeristen die juist een ‘mediterranean cruise’ aan het maken zijn ter ere van de vrede met Frankrijk. Maar de brief reist al, en de geleerde schrijver is al weer minstens duizend jaar de oudheid ingedoken, als er nóg een illustere gast in het feestvierend Venetië komt binnenvallen: Pierre de Lusignan, terugkerend van een Franse vakantie naar zijn koninkrijk Cyprus. Hij is een hartstochtelijk minnaar van het steekspel, en kan het niet verkroppen dat de grootste toernooien al voorbij zijn. Aanstonds laat hij nieuwe tweekampen uitschrijven, waarin hij persoonlijk uitkomt, tot genoegen en bewondering van iedereen.Ga naar eind336 En als hij daarna rondziet naar een nieuwe bijdrage voor de feestvreugde, valt zijn oog op Francesco Landini. Het is mogelijk dat onze kunstenaar zich reeds in de stad bevond, toen het bericht van de overwinning binnenkwam. Maar het kan evengoed zijn dat de faam van de feestelijkheden hem derwaarts lokte, omdat hij zeker kon zijn van een dankbaar gehoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en een ruime vergoeding, onder die omstandigheden. Zijn optreden biedt geen geringe attractie. Wat men hem ook in handen geeft, hij bespeelt het met perfectie, van psalter en rebec af - het peervormige Moorse viooltje - tot schalmei en fluit aan toe; en heeft hij onlangs niet een heel nieuw instrument uitgedacht, rijk aan snaren als het psalter, maar voller van klank door een uitgebouwde klankkast; een instrument dat hij wonderzoet bespeelt en ‘Sirene der sirenes’ genoemd heeft?Ga naar eind337 Maar als altijd behaalt zijn portatief de grootste bijval. Het is niet zo-maar een orgeltje, dat Francesco heeft, met pijpen van lood of ander alledaags metaal. Ze zijn bijzonder breekbaar, heeft ons de biograaf verzekerd: misschien dus wel van albast of glas; we weten dat daar vroeger orgels van gemaakt zijn in Italië.Ga naar eind338 Maar de kostbaarste orgels vervaardigde men uit zilver en goud, en op goud lijkt het orgeltje dat Francesco op zijn miniatuur vasthoudt, nog het meeste.Ga naar eind339 Als hij hem daarop hoort spelen besluit koning Peter - Peter de Grote - van Cyprus, de Florentijnse ‘portitifer’ met een lauwerkrans te eren; het is een daad die past in zijn ridderlijke levensstijl. Met Turken vechten, jostéren en de hoofse kunsten beoefenen, dat vult het leven van de laatste kampioenen der grote, Gallische traditie. Pierre de Lusignan is uit hetzelfde laken gesneden als Jan van Bohemen; en heeft koning Jan niet Guillaume de Machaut als hoftroubadour aan zich gebonden? Zo speelt zich dan, in het Dogenpaleis of op het san Marco-plein, rond onze blinde zanger een plechtigheid af, die vermoedelijk overeenkomsten vertoont met de kroning van Petrarca op het Capitool. Bloemen, trompetgeschal, tapijten en vlaggen, feestredevoeringen. Collega's, die zijn beroemdste werken uitvoeren en hijzelf die op zijn orgeltje improviseert en de eerste uitvoering geeft van een voor dit feest geschreven compositie. Koning Peter, tenslotte, die hem in staatsiegewaad de begeerde krans op het hoofd drukt, een juichende menigte, die hem na afloop op haar schouders de stad door draagt.Ga naar eind340 Glorie voor Francesco, glorie voor de toonkunst, glorie voor de stad Firenze! We weten niet, welke liederen er rond dit kroningsfeest zijn uitgevoerd; maar wanneer we denken aan de kunstigste en meest verspreide onder zijn driestemmige werken: Gentil aspetto, of het geciteerde Gram pianto agli occhi, zullen we wel niet ver bezijden de waarheid zijn. Dat waren de stukken die de tijdgenoten pakten en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overtuigden. Als wij modernen de balans opmaken van Landini's jeugd - die door de kroning in Venetië wordt afgesloten - komen wij mogelijk bij andere liederen terecht: de kleinere, intiemere, want hij was bij uitstek een kamercomponist. Onder de tweestemmige madrigalen, die in elk geval uit zijn eerste levensperiode stammen, bevindt zich het lied van de Verdoolde Valk, dat onze aandacht en bewondering verdient, zowel om de evenwichtige arabesken van de melodie als om de fijne symboliek van de tekst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(De liefde toonde mij, verward in 't lover,
een afgedwaalde valk, waarvan zij zeide:
‘Ten dele wist hij zich reeds te bevrijden.
Het Noodlot heeft zijn ogen toegebonden,
nu heeft hij kunde en kunst te baat genomen
om toch nog tot zijn heerlijk doel te komen.’
Toen zag ik zelf hoezeer hij werd gedreven
door zijn natuur, om hemelhoog te streven.)
Een valk, van nature bestemd voor hoge luchten, maar verward in het struikgewas omdat het noodlot hem het ‘valkekapje’ heeft opgezet, zodat hij niet meer zien kan; maar met inzet van al zijn krachten werkt hij zich los om toch nog in de hoogte te geraken waar hij thuis hoort: wie kan die valk anders zijn dan Francesco Landinizelf?Ga naar eind341 |
|