Een zachte aanraking van zijn zieleleven. Over 'ware' en 'valse' mystiek rond 1900
(2008)–Peter J.A. Nissen– Auteursrechtelijk beschermdWare en valse mystiekOp dit oordeel van Van Deyssel en wellicht ook dat van Erens zou Huysmans ongetwijfeld geantwoord hebben dat de Nederlandse literatoren een verkeerd begrip van mystiek hadden. Maar dat had Van Deyssel ook van zijn heerbroer kunnen vernemen. Jan Alberdingk Thijm publiceerde namelijk in 1896 in het jezuïetentijdschrift Studiën op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied een didactische uiteenzetting over het begrip mystiek, mede bedoeld om een einde te maken aan de verwarring die er over dat begrip bestond. ‘Niets klinkt velen mystieker in de ooren dan “mystiek”,’ aldus pater Jan. Daarom gaf hij een elf bladzijden lange etymologische en theologische uitleg, waarin hij onder meer duidelijk maakte dat mystiek ‘niets anders bevat noch bevatten kan dan eene diepere, klaardere of volledigere kennis dier geloofswaarheden, welker openbaring in Christus en de Apostelen is voltooid’. Het moge duidelijk zijn: ware mystiek is gebonden aan de geopenbaarde waarheden van het kerkelijk geloof. Daar tegenover staat ‘valsch mysticisme’, en dat is, ‘onder welken vorm ook, eene verbastering der Christelijke Mystiek’.Ga naar eind63 Er werd in katholieke kring blijkbaar | |
[pagina 28]
| |
Jan C. Alberdingk Thijm SJ Katholiek Documentatie Centrum.
behoefte gevoeld aan de duidelijkheid die Jan Alberdingk Thijm verschafte, want een jaar later werd zijn artikel nog eens herdrukt in het door zijn vader gestichte tijdschrift Dietsche Warande.Ga naar eind64 Ook andere katholieke auteurs vonden het nodig scherpe scheidslijnen te trekken tussen de ‘oude christelijke mystiek’ en wat zij gingen noemen de ‘nieuwe mystiek’. Die grens lag ook voor hen bij het aanvaarden van de christelijke openbaring als waarheidscriterium. De mystieke mode leidt de lezer op een dwaalspoor, zo schreef de latere Nijmeegse leraar en letterkundige Maarten Poelhekke enkele jaren eerder - hij was toen nog onderwijzer en student in Amsterdam - al in het tijdschrift Het dompertje van den ouden Valentijn.Ga naar eind65 De mystiek moet rusten ‘op den bodem der openbaring’, zo niet, dan leidt dit ‘tot een even | |
[pagina 29]
| |
dwaas als onaesthetisch geknutsel’. Andere katholieke recensenten noemden rond de eeuwwende de ‘nieuwe mystiek’ ‘een naaperij van het Christendom’, ‘een ziekelijke uiting van zinnelijkheid’ en een decadente literaire mode van al dan niet te goeder trouw dwalenden.Ga naar eind66 Overigens werd niet alleen aan katholieke zijde de ware mystiek van de valse onderscheiden. Ook protestantse theologen spanden zich rond 1900 in om de scheidslijnen duidelijk zichtbaar te maken. Het boek De nieuwe mystiek van de dubbel gepromoveerde hervormde predikant en latere Leidse hoogleraar H.M. van Nes, verschenen in 1900 en een jaar later al herdrukt, is daarvan het meest uitgesproken voorbeeld.Ga naar eind67 Maar ook een van zijn leermeesters, de Amsterdamse en later Leidse hoogleraar P.D. Chantepie de la Saussaye, trok tijdens een viertal lezingen over ‘Zekerheid en twijfel’ in 1893 in Amsterdam van leer tegen van alles en nog wat dat zich tijdens het fin de siècle maar als mystiek aandiende, zonder zich rekenschap te geven van de noodzaak van de goddelijke genade.Ga naar eind68 Voor Van Nes deugde Huysmans noch vóór noch na zijn terugkeer tot de katholieke kerk. Vóór die tijd was hij voor Van Nes ‘de man der zwarte mis’, na zijn terugkeer tot de kerk was hij voor velen geworden ‘tot een orakel’ en tot iemand aan wie men ‘de sleutels der goddelijke wijsheid toevertrouwd acht’. Maar het werk van Huysmans bevat volgens Van Nes vooral ‘zinnelijkheid, die zich onder het masker der mystiek verbergt’. En dat Huysmans zich weinig vriendelijk over het protestantisme uitliet, stemde dominee Van Nes ook niet vrolijk.Ga naar eind69 |
|