Een zachte aanraking van zijn zieleleven. Over 'ware' en 'valse' mystiek rond 1900
(2008)–Peter J.A. Nissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
van de Tachtigers, van wie er enkelen, met name de Schiedamse auteur en kaarsenfabrikant Arij Prins en de al genoemde Frans Erens, zijn werk al jaren volgden en ook met hem correspondeerden,Ga naar eind52 wisten nu dat Huysmans weer in de schoot van de moederkerk was teruggekeerd, en ook dat hij zich distantieerde van buitenkerkelijk mystiek gedweep. De terugkeer van Huysmans werd helemaal zonneklaar toen in 1895 zijn roman En Route verscheen, het verslag van zijn weg terug naar het katholicisme. Ook deze kreeg de nodige aandacht in Nederland.Ga naar eind53
Karikatuur van Joris-Karl Huysmans als monnik, met de roman En Route aan zijn voeten. Uit l'Echo du Public van 1897.
Wie de ontwikkeling van Huysmans zonder twijfel met meer dan gemiddelde aandacht volgde, was Lodewijk van Deyssel. Net als zijn Franse collega was hij immers van katholieke komaf en zijn heerbroer Jan bleef, zoals we eerder merkten, verwoede pogingen doen om ook hem weer | |
[pagina 24]
| |
terug te krijgen in de roomse schaapsstal. Op 27 mei 1895 stuurde pater Jan het nieuwe boek dan ook naar zijn broer, met de aansporing: ‘Moge de lezing u nuttig zijn en gooi het anders maar in het vuur.’Ga naar eind54 Maar de zending van pater Jan kwam als mosterd na de maaltijd, want Van Deyssel had het boek al bijna drie maanden eerder in handen gekregen en was op 2 maart 1895 aan de lectuur ervan begonnen. Hij besteedde er verschillende dagen aan. Op 11 maart schreef hij aan Albert Verwey: ‘Ik ben over het nieuwe boek van Huysmans bezig.’Ga naar eind55 Met die laatste opmerking doelde Van Deyssel waarschijnlijk op het schrijven van de boekbespreking die later dat jaar in het door hem en Verwey geredigeerde Tweemaandelijksch Tijdschrift zou verschijnen. Die moet een zware bevalling zijn geweest, want op 8 juli 1895 schreef hij aan Verwey: ‘Maandenlang heb ik op die boekbeoordeling gezeten.’Ga naar eind56 Toch pakte Van Deyssel het dit keer niet zo grondig aan als bij het verschijnen van de vorige roman van Huysmans, Là-Bas uit 1891, waaraan hij maar liefst drie artikelen wijdde.Ga naar eind57 Hij leek dan ook, met alle waardering voor de stilistische kwaliteiten van het boek, vooral teleurgesteld over de inhoud van de eerste ‘katholieke’ roman van Huysmans. Hij stelde in zijn aantekeningen vast dat Huysmans eigenlijk de naturalist was gebleven die hij niet meer wilde zijn, maar nu was hij dan een naturalist van ‘kerken, kloosters, heden en verleden van het Katholieke Kristendom’. Huysmans schrijft, zo meende Van Deyssel, ook nu vooral over wat hij buiten zichzelf ziet en gewaarwordt, en niet over | |
[pagina 25]
| |
wat er in zijn zielenleven gebeurt. Van Deyssel had gehoopt dat Huysmans de diepte in zou gaan, dat hij zou beschrijven wat er in hem gebeurd was waardoor hij weer gelovig was geworden. ‘Het is gebeurd, maar hij weet niet hoe,’ aldus Van Deyssel. Hij miste een omschrijving van wat het voornaamste is: wat is dat ‘gelovig zijn’, dat ‘het geloof hebben’. Wel sprak Huysmans ergens van ‘eene zachte aanraking van zijn zieleleven, die hij gewaar werd, van een van buiten hem komende wil, die zich voor de zijne in de plaats stelde’, maar daar bleef het dan bij. Van Deyssel bleef zitten met een gevoel van spijt ‘over wat het boek had kunnen zijn en niet is’.Ga naar eind58 In de geest van deze aantekeningen was ook de slechts vier bladzijden lange, dus voor Van Deyssels doen zeer korte, boekbespreking van En Route die in het julinummer van het Tweemaandelijksch Tijdschrift verscheen.Ga naar eind59 Hij concludeert dat het ‘een boek zonder ziel is’. Het is oppervlakkig, bereikt niet ‘de hoogte van het tegenwoordig denk- en voelleven’, het is ‘ledig en onbeduidend’ en ‘kan door geen deur de literatuur-kerk worden binnengebracht’. Vooral stoort het Van Deyssel dat Huysmans' beschrijving van zijn eigen ‘geloovig-wording’ niet doorleefd is. Hier komt het al vermelde waarheidscriterium van Van Deyssel weer om de hoek kijken: de doorleefdheid. Wat Huysmans in En Route beschrijft, zelfs als het mystiek lijkt, is niet doorleefd. En daarom is het geen mystiek. Het boek is interessant, aldus Van Deyssel. ‘Daar praten we niet over.’ Maar ‘de zware tragische eigenschap er van is’ dat het de lezer niet meer geeft dan ‘een muzeum van ziele-antiquiteiten’. |
|