De legende van de sprekende Christus aan de Minderbroederstraat is bij vele Roermondenaren bekend. Het gaat om een gebeurtenis in het leven van de vrome Joanna van Randenraedt (Brussel 1610 - Roermond 1684), geestelijke dochter van de jezuieten te Roermond, de ‘brave ziel’ in Waterreus' gedicht. De vroegste versie van de legende is die in het levensverhaal van Joanna, geschreven door haar biechtvader Daniel Huysmans s.j., Kort begryp des levens ende der deughden van de Weerdighe Joanna van Randenraedt, geestelijcke dochter onder de bestieringhe der Sociëteyt Jesu, Antwerpen 1690, in hoofdstuk IX over het ‘Ghebedt’ (p. 245). De versie luidt daar: ‘Gongh sy lanckx de straten? Sy badt: want sy alsdan niet alleenelijck haer ghepeysen op Godt en hadde, maer oock alle Beelden van Christus, of sijne Heylighen, die op de straten waren, met een kort gebedt vereerde. ‘T is ees gebeurt, dat-se wat spoedigh voorby een Crucufix gaende, het selve niet ghesien en hadde: als wanneer sy hoorde dese woorden: JOANNA, gaet-ge soo voorby, sonder my te groeten? Waerop sich omkeerende, sagh het Beelt vanden gekruysten Salighmaker: ende terstont vallende op hare kniên, bekende hare plicht, ende bedanckte den goedertieren Godt van sijne vermaninghe.’ Hier noch in de negentiende-eeuwse bewerking (Stichtende leven en deugden van de waerdige Joanna van Randenraedt, Geestelyke dochter onder de Bestiering van het genootschap van Jesus door eenen priester van hetzelfde genootschap. Nieuwe verbeterde uitgave, Doornik 1857, 237) wordt de naam van de straat genoemd waar het gebeurde zich afspeelde. Het is de Roermondse volksoverlevering die het wonder verbindt met het waardevolle zeventiende-eeuwse wegkruis aan de Minderbroederstraat, dat dan ook de naam ‘de sprekende Christus’ heeft gekregen.
Een andere volksoverlevering wil dat het kruis elf tenen telt. Een snoodaard zou op een kwade dag de zesde teen van een der voeten afgehakt hebben, maar deze groeide terstond weer aan. Ofschoon de commentator geen rekenkundig brein is, kan hij met de beste wil der wereld toch slechts tien tenen aan het kruis ontdekken.
De beide legenden betreffende het kruis worden kort verhaald door H.N. Ouwerling in zijn Schetsen uit Limburg, s.l. s.a. (1898), 38. Het kruis speelt ook een grote rol in Borels verhaal ‘Compunctio’, elders in deze bloemlezing opgenomen. Ook volgens Borel telt één der voeten zes tenen. Jo Hansen schreef in het artikel ‘Wat men “denkt” over Roermond’, De Bronk 4 (1956-57) 75-78, over de elf tenen het volgende: ‘Zo luidt het verhaal, dat iedere Roermondenaar vertelt. Het beeld moet natuurlijk tien tenen hebben maar als men goed gaat tellen komt men aan negen. Het verhaal blijft echter: elf tenen.’ Jo Hansen geeft ook een eigen versie van de legende: ‘Het beeld zou gesproken hebben tot de vrome Johanna van Randenraedt. Deze dame had de gewoonte elke morgen naar de Kathedraal ter mis te gaan en even te verwijlen bij het kruisbeeld. Op zekere morgen was zij te laat en wilde voorbij lopen. Het beeld roep haar echter toe: “Johanna, vergeet gij mij?” (deze woorden worden steeds in het Nederlands verteld, ook wanneer de rest van het verhaal in het Roermonds is. Hieruit volgt, dat O.L. Heer in Roermond al even deftig is als sommige Roermondenaren, die ook “Hollands” proberen te spreken). Getroffen keerde Johanna terug en bad