Oug hub ig neet mien beste vrunj
Ig hat er hie zoo van Remunj
Nog hongerd in 't gezicht.
Mer alles zait zich neet zoo vrie,
Dan kwaam der duks eine poedel bie
En det, det waas mig laid.
Dit gedicht werd naar het handschrift van Felix Routs voor het eerst uitgegeven door E.C.M.H. Vrijdag, ‘Onuitgegeven gedichten van Emile Seipgens III’, Veldeke jg. 26, nr. 143 (october 1951) 22. Met ‘de Waereld’ werd een cafésociëteit bedoeld in de Neerstraat, gelegen waar later de inmiddels afgebrande drogisterij Leenarts gevestigd was. Uit strofe 3, vers 5, valt af te leiden dat daar een uithangbord met een wereldbol hing. Aangezien het gedicht door Emile Seipgens en Hendrik Pieters samen werd geschreven, moet het vóór 1864, het overlijdensjaar van Pieters, ontstaan zijn. ‘Ein veuske beer’ (strofe 2, vers 4) is een glas bier, ‘ein tes mit miete’ (strofe 4, vers 5-6) is een hoop geld (‘miete’ zijn kleine koperen munten), ‘laeve es flókkere Frans’ is blij, uitgelaten, opgetogen zijn.