Ik kwam - doch gij werdt daadlijk bang,
En gij begont bijna te weenen....
Doch eindlijk werdt ge meerder koen
En snuffeldet eens om mij henen;
Een lachje kwam op uwen mond...
Gij riept met blijde, schalksche zinnen:
- Want gij bemerktet wel wie 't was -
‘Sint-Niklaas, 'k zal u steeds beminnen!’
Vervlogen is reeds lang die tijd.....
Maar uw belofte heb 'k onthouden,
Dat gij mij altijd minnen zoudt! -
Lief meisje, hebt gij woord gehouden?
Dit gedicht, dat ons een impressie geeft van de Sinterklaasviering in een Roermonds gezin in de eerste helft van de vorige eeuw, is een van de dertien gedichten die Emile Seipgens bijdroeg aan de bundel Keuze uit dichtstukken van het Letterkundig Genootschap ‘De Lelie’ te Roermond, Roermond 1858, 89-91. We konden niet achterhalen wie de persoon, eertijds ‘een blozend kind van zeven’, is aan wie het gedicht is opgedragen.