Emile Seipgens
Onrust
Wolken met uw snelle vaart,
'k Heb u dikwijls nagestaard,
En mij zelven dan gevraagd
Waar gij rustloos zoo naar jaagt?...
Stroomen die u haastend spoedt,
'k Stond soms stil bij uwen vloed:
'k Heb dan in mij zelv' gedacht
Waar uw rennen zoo naar tracht!
Bonte vlinder, bloemengâ,
Dikwijls vloog mijn oog u na,
Als ik in mij zelven docht
Wat gij toch zoo rust'loos zocht?
Blaadje, bij uw stoeyend vliên,
Daar ik toch zoo gaarne wist,
Wat gij, zoekend blaadje, mist?
Wolk en blad, door wind gestoeid,
Stroomen die zoo haastig vloeit,
Vlinder, die de bloemen kust,
Met dit gedicht, gedateerd ‘Roermond, 26 Feb. 56’, debuteerde Emile Seipgens als dichter in Alberdingk Thijms Volks-almanak voor Nederlandsche Katholieken in het jaar des Heeren 1857, p. 190. In dezelfde almanak verscheen op p. 191-192 ook zijn religieuze gedicht ‘Miserere’, gedateerd ‘Roermond, 17 Dec. 55’. Het laatste gedicht werd ook opgenomen in Keuze uit dichtstukken van het Letterkundig Genootschap ‘De Lelie’ te Roermond, Roermond 1858, 67-68. Het zijn niet de vroegste gedichten van Seipgens. Deze zijn bewaard in een album in het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage, dat 19 gedichten, waarvan 3 in dialect, bevat. De Nederlandstalige gedichten uit dat album stammen, voor zover ze gedateerd zijn, alle uit de jaren 1854 en 1855, te beginnen met het gedicht ‘De Dood van het Meisje’ van 20 oktober 1854. Zie over deze ongepubliceerde gedichten: P.C.H. van der Goor, ‘Emile Seipgens in de Juffrouw Idastraat’, Veldeke 47 (1972) nr. 5/6, 11-17. Het debuut wordt hier curiositeitshalve uitgegeven. Ten aanzien van de kwaliteit van Seipgens' Nederlandstalige gedichten kunnen we ons volledig aansluiten bij het oordeel van Paul C.H. van der Goor: ‘Over Seipgens' in het Nederlands geschreven poëzie valt weinig positiefs te zeggen: hij is een handig verzenmaker, hij weet een gedicht, eenmaal in de jambemaat of in de trochaeus begonnen, tot een goed einde