groothertogdom Luxemburg en het hertogdom Limburg. In 1841 bezocht de nieuwe vorst zijn hertogdom, dat na de Belgische periode van 1830 tot 1839 eerst sedert twee jaren, ingevolge het op 19 april 1839 gesloten Verdrag van Londen, weer aan het Huis van Oranje was toegewezen. De reis werd een aaneenrijging van aanhankelijkheidsbetuigingen jegens de vorst, ook in Roermond, waar de koning op 13 juni aankwam. Hij werd bij de Venlose poort afgehaald door een eregarde te paard, gekleed in prachtige uniformen. De gemeenteraadsleden hadden zich gestoken in zwarte rok en pantalon, zwartzijden of satijnen vest, ronde hoed, witte halsdoek van achteren gebonden en diamanten speld, zwartzijden kousen, schoenen met strikken, witte neusdoek en cabozetleren handschoenen.
De bovenstaande welkomstgroet werd gezongen door de kinderen van de Rijks Lagere School. Hij was op muziek gezet door Willem Baijer, de orkestmeester van het Philharmonisch Gezelschap, dat zich overigens na het tweede bezoek van Willem II in 1846 mag sieren met het predikaat Koninklijke Harmonie. Bij het overlijden van deze Willem Baijer op 21 november 1855 schreef Rudolfs jongere broer Johannes Pieters een in druk verschenen Lijkrede.
Na de uitvoering van het lied sprak de koning zijn dank jegens de dichter uit en prees bovendien ten hoogste diens pogingen tot verbetering van de Nederlandse taal in deze gewesten.
De ontvangst werd voortgezet. De koning stapte af bij het huis van burgemeester Leclercq in de Munsterstraat. 's Avonds begaf hij zich naar de Redoutes, de feestzaal boven de Vleeshal aan de Markt, waar hij het galabal opende met een polonaise. De volgende dag bezocht de koning nog de Munsterkerk, waar hij bijzondere belangstelling toonde voor het graf van de beide stichters, graaf Gerard van Gelre en gravin Margaretha van Brabant. Ten slotte ontving hij in hotel De Gouden Leeuw aan de Neerstraat nog mgr. Paredis, die juist in het begin van het jaar benoemd was tot apostolisch administrator van het vicariaat Limburg en die enkele weken na het koninklijke bezoek, op 30 juni 1841, gewijd zou worden tot titulair bisschop van Hirene in partibus infidelibus, bij welke gelegenheid hem overigens ook tal van huldedichten zouden worden aangeboden.
Zie voor het lied van Pieters: J.M. Janssen, ‘Ter Gedachtenis: R.H. Pieters, J. Pieters, H.J.H. Pieters’, Limburg's Jaarboek 1 (1984) 30-41, met name 32. Voor de ontvangst van koning Willem II: J.G.F.M.G. van Hövell tot Westerflier, Roermond vroeger en nu, Bussum 1968 (Fibula-Heemschutreeks, 1), 71. En voor de wijding van Paredis: J.M. Gijsen, Joannes Augustinus Paredis 1795-1886, bisschop van Roermond en het Limburg van zijn tijd, Assen 1968 (Maaslandse Monografieën, 8), 203-205, waar ook melding wordt gemaakt van de bundel Jaarschriften, lofspreuken en gedichten ter gelegenheid der plegtige zalving van zijn Hoogeerwaarde den Apostolischen Vicaris tot bisschop van Hirene (in partibus), Roermond 1842.