De akkoorden van het gemoed
(1986)–Peter J.A. Nissen– Auteursrechtelijk beschermdXI. De kring rond Limburg's Jaarboek: A.F. van Beurden, Frans Sagers, J.M. Janssen en Jos. LuytenBuiten hetgeen we nu genoemd hebben en enkele her en der verschijnende gelegenheidsversjes, is het in de twee decennia na 1875 betrekkelijk stil in letterlievend Roermond. Aan het eind van de negentiende eeuw komt er evenwel nieuw leven in de literaire brouwerij. Een stimulerende rol daarin, te vergelijken met die welke notaris Guillon enkele decennia eerder speelde, komt de landmeter Alexander Franciscus van Beurden toe. Van Beurden werd op 28 juli 1857 in Grave geboren en groeide op in Boxmeer. Zijn middelbare schoolopleiding genoot hij aan de Rijks H.B.S. in Tilburg en aan het Lyceum te Maastricht. Na zijn eindexamen ging hij zich in de landmeterij bekwamen, en meteen na zijn landmetersexamen werd hij op 11 januari 1881 benoemd tot landmeter met als standplaats Roermond. Het telegram waarmee hij dit blijde bericht aan zijn ouders bekend wilde maken, werd door tegenslag geplaagd. In plaats van ‘ik ben benoemd’ luidde de eerste versie van het telegram ‘ik ben beroemd’ en de tweede versie ‘ik ben bedroefd’. Bedroefd was Van Beurden in Roermond in elk geval niet. Hij vond er al snel zijn draai en ging een grote rol spelen in het vereni- | |
[pagina 50]
| |
gingsleven. Op het persoonlijke vlak vond hij er ook al spoedig zijn draai. In hetzelfde jaar waarin hij naar Roermond kwam, trad hij in het huwelijk met de dochter van zijn hospita, Mélanie van Schoonhoven, die boven de Groote Sociëteit aan de Markt woonde.Ga naar eind148. Van de verenigingen waarin Van Beurden actief was (de Koninklijke Harmonie, het Roermondsch Mannenkoor, de carnavalsvereniging ‘De Flarisse’, de V.V.V., een handboogvereniging enz.), is voor ons het meeste van belang het ‘Provinciaal Genootschap voor Geschiedkundige Wetenschappen, Taal en Kunst’, dat in 1893 te Roermond, op instigatie van Van Beurden, werd opgericht. Met ingang van 1894 gaf dit genootschap een in afleveringen verschijnend jaarboek uit, Limburg's Jaarboek getiteld. In dit jaarboek, of beter tijdschrift, speelt de taal en het dialect van het begin af een grote rol. In het anonieme openingsstuk, dat wel van de hand van Van Beurden zal zijn, lezen we: ‘Van Veldeke, de Clerck uit de Lage Landen, de schrijvers der Mysteriespelen, hier vroeger zeer in zwang, de chroniekschrijvers van de Landen van Overmaas, zij schreven en dichtten in het Geldersch, in het Limburgsch. Die taal verdwijnt, lost zich op door het wereldverkeer, wordt afgeslepen. Zij verdwijnt met hare uitdrukkingen vol ernst of luim, met hare beteekenisvolle, karakteristieke zegswijzen, met hare klankrijke wendingen, en dit door den alles gelijkmakenden invloed van onze eeuw, van het wereldverkeer, van den tijdgeest. Moeten de Limburgers zelf nu niet daartegen waken, door te verzamelen, wat verloren dreigt te gaan; te bewaren, wat behoort tot de geschiedenis van ons volk?’Ga naar eind149. Van Beurden zelf publiceerde in het Limburg's Jaarboek een groot aantal historische artikelen, die nogal eens hogelijk onbetrouwbaar zijn, aangezien Van Beurden wat al te overvloedig gebruik maakte van zijn rijke fantasie en zijn dikke duim. Die fantasie kwam hem later wel van pas in enkele wel aardige verhalen, zoals Meester en knecht en Zalig Nujaor.Ga naar eind150. Maar dan zitten we al in 1913 en 1914. Maar ook eerder verschenen er in het Limburg's Jaarboek al bijdragen die voor ons van belang zijn. Frans Sagers (1865-1928), ambtenaar van de Rijksverzekeringsbank en journalist, de oudste zoon van de bekende musicus Henri Sagers (die aan het conservatorium van Brussel studeerde en later ondermeer bestuurslid van de Koninklijke Harmonie en oprichter van de fanfare van Swalmen was)Ga naar eind151., publiceerde in 1900 en 1902 Remunjse leedjes in het Limburg's Jaarboek. Van J.M. Janssen, in 1833 geboren te Herkenbosch, oud-kolonel, raadslid en wethouder van Roermond, lid van de Provinciale Staten en eerste voorzitter van het door Van Beurden opgerichte genootschap, verscheen in 1895 en 1896 een viertal aardige novellen, met veel dialect erin, onder de titel Schets van taal, zeden en gebruiken uit de heuvelstreek van RoermondGa naar eind152., en ook nog enkele zeer zoetige Roomse gedichten. Dat ook Jean Gabriëls in het Limburg's Jaarboek publiceerde, hadden we al eerder gezien. Tot de meer begaafde vertegenwoordigers van de kring rond Limburg's Jaarboek hoorde ten slotte ook Jos. Luyten. Luyten, op 12 november 1850 in Roer- | |
[pagina 51]
| |
mond geboren, was in de stad een bekend musicus. De eerste lessen ontving hij van zijn vader, die hij na zijn eindexamen aan het Bisschoppelijk College ging assisteren als organist in de Kathedraal en de Munsterkerk en die hij later ook aan beide kerken opvolgde. Daarnaast ging hij solfège-onderwijs geven aan de Roermondse muziekschool en pianolessen aan het Bisschoppelijk College en aan het pensionaat Saint-Louis van de broeders. Henri Tijssen bij voorbeeld, de componist van het Limburgse en Roermondse volkslied, kreeg zijn eerste muziekonderwijs van Jos. Luyten. Luyten besteedde tot in zijn laatste levensdagen (hij overleed op 1 september 1921) minstens vier uur per dag aan piano-, orgelof vioolspel.Ga naar eind153. Daarnaast moet hij een zeer belezen man zijn geweest, die al zijn vrije tijd besteedde aan studies op het vlak van de geschiedenis of letterkunde. Hij schreef, evenals Van Beurden, verschillende artikelen over de geschiedenis van Roermond. In het Limburg's Jaarboek verschenen van hem ondermeer dialectvertalingen van bekende liederen, zoals van Mei van Julius Rodenberg en Die Lorelei van Heinrich Heine. Wie de vertalingen aandachtig beluistert, zal horen dat Luyten veel zuiverder Roermonds schreef dan bij voorbeeld Gabriëls en dat hij bij de bewerking tot veel oorspronkelijker formuleringen kwam. Hij zat om zo te zeggen minder vast aan het te bewerken voorbeeld dan Gabriëls. Met de groep rond het Limburg's Jaarboek zijn we aanbeland bij het einde van de negentiende eeuw. Het dialect heeft zich dan al een niet onbelangrijke plaats weten te verwerven in de Roermondse schrijverij. Al in 1889, om precies te zijn van 5 januari tot en met 28 juni, verscheen in de krant De Nieuwe Koerier een feuilleton in Roermonds dialect: Oet de Fransen tied in Mecklenbòrg. In 'et Remunjs dialekt naovertëld, een vertaling van een werk van Fritz Reuter. Wie de vertaling maakte is niet bekend, maar het zou ons niet verbazen wanneer Jos. Luyten de eer daarvan toekomt. Een andere Roermondenaar, Laurent Routs, geboren in 1842 en overleden in 1924, maakte in 1892 in Roermond furore met een dialectgedicht over de brand in de Christoffeltoren van de kathedraal op 20 mei van dat jaar.Ga naar eind154. |
|