De akkoorden van het gemoed
(1986)–Peter J.A. Nissen– Auteursrechtelijk beschermdX. De tweederangsgeluiden van Jean Gabriëls en Jacobus WaterreusDie Nederlandstalige literatuur werd in Roermond nog wel bedreven, maar dan moeten we ‘literatuur’ tussen driedubbele aanhalingstekens plaatsen. Want het waren in vergelijking met Seipgens en Smiets toch wel zeer duidelijk tweederangsfiguren die zich in de volgende decennia in Roermond aan de muze waagden en die voornamelijk in de Roermondse kranten hun gelegenheidsversjes lieten verschijnen. En zoals het gehele Roermondse openbare leven in de tweede helft van de negentiende eeuw gekenmerkt werd door het voortdurende gekrakeel tussen liberalen en clericalen (een gekrakeel waaraan ook directeur Rijkers uitbundig heeft bijgedragen), zo vinden we ook onder de tweederangspoëten een meer liberaal en een meer clericaal vertegenwoordiger. Degene die zich in liberale kringen meer thuis gevoeld zal hebben, is de op 28 januari 1843 te Maasniel geboren Jean Gabriëls. Gabriëls was evenals Seipgens lid van de sociëteit Amicitia. Het culturele en politieke leven speelde zich in Roermond in die tijd voor een groot gedeelte af binnen de als gezelligheidsverenigingen bedoelde sociëteiten, zoals de Groote Sociëteit, Concordia, De Eensgezindheid, de Unie, de Burgersociëteit en Amicitia. Bij het 25-jarig bestaan van Amicitia, toen Emile Seipgens zijn Feestproloog in dialect voordroeg, bracht Gabriëls een lang gelegenheidsgedicht ten gehore, getiteld ‘Amicitia 1848-1873’. Ook zijn verdere werk komt niet boven de kwaliteit van gelegenheidspoëzie uit. In 1876 huwde Gabriëls de Roermondse Catharina Hubertina Verstegen. In het bevolkingsregister staat hij tussen 1880 en 1890 te boek als ‘koopman en fabrikant’, tussen 1890 en 1900 als ‘calligraphe’ en tussen 1900 en 1915 als ‘boekhouder’. Hij overleed op 8 januari 1917.Ga naar eind140. Als kalligraaf schreef Gabriëls zelfs documenten voor het Koninklijk Huis, reden waarom hij zich ‘Hofcalligraphe’ mocht noemen. Ook heeft hij enige tijd een atelier voor schilderkunst gehad, en in 1909 won hij tijdens een internationale kunsttentoonstelling in Den Bosch een zilveren medaille en erekruis.Ga naar eind141. De handel van Jean Gabriëls werd later overgenomen door één van zijn vijf zoons, Eugène (1887-1943), waarvan oudere Roermondenaren zich wellicht nog zullen herinneren dat hij in zijn jeugd furore maakte als concertzanger. Gabriëls publiceerde in latere jaren ook nog dialectgedichten in het tijdschrift Limburg's Jaarboek. Een voorbeeld daarvan is het gedicht ‘Sjtomme Leefde’ uit 1898, een bewerking van een waarschijnlijk Nederlandstalig gedicht van een onbekende dichter (Gabriëls noemt enkel de initialen). Dat de bewerking niet steeds zo goed gelukt is blijkt uit het gebruik van een woord als ‘geurbelaân’, dat wel zeer on-Roermonds klinkt, maar dat Gabriëls nodig had om het rijm te redden. Desalniettemin is het toch wel een aardig liefdesgedichtje.Ga naar eind142. De andere tweederangsauteur, die hoewel hij zelf geen priester was, toch | |
[pagina 49]
| |
meer in de clericale hoek geplaatst moet worden, is Jacobus Waterreus. Waterreus werd in 1824 in Rotterdam geboren en huwde in Delft met Cornelia Adriana Groenewegen. Rond 1865 verhuisde hij als onderwijzer met zijn gezin naar Roermond, en daar begon hij een bijna dertigjarige loopbaan in het onderwijs. Toen hij in 1892 op 67-jarige leeftijd overleed, schreef de Maas- en Roerbode over hem: ‘De heer Waterreus was onderwijzer én katholiek met hart en ziel.’Ga naar eind143. Waterreus had verschillende betrekkingen in het katholieke onderwijs gehad, waarvan de zwaarste wel die was van onderwijzer aan de gevangenis oftewel het ‘Arresthuis’. De Maas- en Roerbode schreef daarover: ‘Hij vatte deze zware taak met zooveel overtuiging en zelfverloochening op, dat menig gevangene den terugkeer tot de deugd aan de kracht van zijn woord en de stichting van zijn voorbeeld heeft te danken.’Ga naar eind144. Waterreus schreef verschillende boeken voor het onderwijs, zoals een Verkorte gewijde geschiedenis, die maar liefst minstens dertien drukken beleefde.Ga naar eind145. Ook maakte hij vertalingen, bij voorbeeld van een biografie van Louise de Bourbon, Het leven van Hare Koninklijke Hoogheid Maria Immaculata van Bourbon uit 1887.Ga naar eind146. En in Thijms Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken publiceerde hij verschillende verhalende gedichten, ondermeer over Christoffel, over de Kapel in 't Zand en over het sprekende Christusbeeld in de Minderbroederstraat. Het laatstgenoemde, gepubliceerd in 1870, is een vlotlopende berijming van de legende van Joanna van Randenrath, die elke dag op haar weg van de kathedraal naar de Kapel in 't Zand het Christusbeeld aan de Minderbroederstraat groette. Toen zij dat op een dag in grote haast vergat, werd zij door het beeld zelve terechtgewezen. Naast dergelijke vrome gedichten over historische onderwerpen publiceerde Waterreus in 1877 ook nog een bundeltje gedichten, opgedragen aan het Koninklijk Huis.Ga naar eind147. |
|