De akkoorden van het gemoed
(1986)–Peter J.A. Nissen– Auteursrechtelijk beschermdIII. Het letterkundig genootschap ‘De Lelie’ en Neêrlands eerste VondelfeestMet Scheen zijn we inmiddels bij het midden van de negentiende eeuw aanbeland. En het is rond die tijd dat in Roermond enkele decennia van grote culturele bloei aanbreken. In 1849 was de jonge architect Pierre Cuypers, geboren te Roermond op 16 mei 1827, met de prix d'excellence uit Antwerpen teruggekeerd, waar hij aan de Academie voor Schone Kunsten de opleiding tot architect alsmede de zomercursussen in schilder- en beeldhouwkunst had gevolgd.Ga naar eind47. Terug in Roermond werd hij benoemd tot stadsarchitect, en in 1850 zocht mgr. J.A. Paredis, apostolisch vicaris van Roermond, hem aan voor een eerste interne restauratie van de Munsterkerk, waarop hij zich voorbereidde middels een studiereis langs de Rijn, ten einde ondermeer de werkzaamheden aan de nog steeds onvoltooide Dom van Keulen te aanschouwen. In hetzelfde jaar 1850 kreeg Cuypers ook zijn eerste opdracht voor een kerkelijk gebouw: een pastorie in Venray. In 1853 richtte de onbemiddelde maar veelbelovende Cuypers samen met de fabrikant van paramenten Fr. Stoltzenberg de firma Cuypers & Stoltzenberg op, een atelier voor kerkelijke kunst waarin leerlingen in de oude ambachten werden opgeleid en dat tot 1892 bleef bestaan. In dat jaar richtte Cuypers samen met zijn zoon Jos een nieuw atelier in Roermond op onder de naam Cuypers & Co. Door Cuypers' kundigheid en zijn goede relaties in de katholieke wereld verkreeg het kunstatelier Cuypers & Stoltzenberg vele opdrachten, en de toelevering van ornamenten, banken, beelden enz. speelde Cuypers ook later veelal toe aan stadsgenoten. Dit had tot gevolg dat Roermond binnen enkele jaren tot een centrum werd van kerkelijke kunstnijverheid, en dat vele | |
[pagina 23]
| |
beeldhouwers, glazeniers en kunstschilders zich in de stad vestigden. Niet weinigen van hen begonnen bij de firma Cuypers & Stoltzenberg om zich na enige tijd zelfstandig te vestigen. We noemen enkele namen: Joseph Thissen, Jean Henri Leeuw, Joseph Lücker, Jean Antoine Oor, Antoon Frans Nicolas, Peter Heinrich Windhausen en zijn zonen Heinrich, Albin en Paul, Germanus Baert, Lennaerts, Houtermans, Lommen, Smeets, Capiau en de gebroeders Kohl.Ga naar eind48. Het is niet verwonderlijk dat in deze atmosfeer van kunstzinnigheid en cultureel élan ook de letterkunde belangstelling vond. Dat moge blijken uit een vereniging en een evenement. De vereniging is het Letterkundig Genootschap ‘De Lelie’, het evenement is ‘Neêrlands eerste Vondelfeest’. Het Letterkundig Genootschap ‘De Lelie’ werd op 13 oktober 1855 opgericht door een drietal vroegbegaafde jongelieden die zich met de poëzie bezighielden.Ga naar eind49. Deze drie bleven verder ook de enige werkende leden van het genootschap. Het waren de 20-jarige Alphonse Schieffer, geboren te Roermond op 9 juni 1835, later procureur en lid van de Roermondse gemeenteraad, wiens literaire bevlogenheid blijkbaar van korte duur was - we horen later althans niets meer van literaire bezigheden zijnerzijds -, verder de toen 18-jarige Emile Seipgens en de 26-jarige Henricus Johannes Hermanus Pieters, de oudste zoon van Rudolf Pieters. Hendrik Pieters jr. was een begaafde jongeman, maar moest zijn studieplannen opgeven toen hij op 14-jarige leeftijd zijn vader verloor. Hij ging de kost verdienen in de handel en wijdde zich in zijn vrije tijd aan de letterkunde. Met verscheidene bekende letterkundigen correspondeerde hij en ook publiceerde hij enkele artikelen over poëzie. In 1858 verscheen nog zijn gedicht Hoop in druk.Ga naar eind50. In 1864 overleed hij, 34 jaar jong.Ga naar eind51. Naast de drie jonge dichters telde het genootschap nog een aantal ‘kunstlievende leden’, waarvan men de indruk krijgt dat hun voornaamste bijdrage aan het genootschap bestond in een geldelijke donatie, waarmee de letterkundige kring in stand gehouden kon worden. Onder hen treffen we de namen aan van Charles Guillon, van Cuypers en Stoltzenberg en van de erudiete archivaris Jan-Baptist Sivré. Ten slotte telde het genootschap nog twee ereleden, namelijk de gevierde Antwerpse dichter Jan van Beers (1821-1888)Ga naar eind52. en de Amsterdammer Joseph Albert Alberdingk Thijm, op wie we aanstonds nog zullen terugkomen. Over de activiteiten van het genootschap is niet veel meer bekend dan dat er maandelijks voordrachtavonden werden gehouden. In 1858 evenwel verscheen er een bloemlezing, getiteld Keuze uit dichtstukken van het letterkundig genootschap ‘De Lelie’, geheel gevuld door het driemanschap Pieters, Seipgens en Schieffer.Ga naar eind53. Het boekje, dat voor één gulden in de handel was, is van een fraaie titelprent voorzien door Cuypers, voorstellende de Roermondse maagd, luisterend naar het gezang der barden. Met het verschijnen van de 45 gedichten tellende bundel is het genootschap tegelijk op het hoogtepunt van zijn werkzaamheid. Daarna loopt het geleidelijk af, tot het in 1863 ter ziele gaat. In de voorafgaande jaren, vanaf 1860, waren er, blijkens de gemeenteverslagen van Roermond, al nauwelijks meer bijeenkomsten geweest.Ga naar eind54. In die jaren had zich evenwel een andere opmerkelijke blijk van letterkundige activiteit in Roermond voorgedaan, namelijk de viering in 1862 van ‘Neêrlands | |
[pagina 24]
| |
Litho van het Vondelfeest in de werkplaats van het atelier Cuypers & Stoltzenberg te Roermond op 5 januari 1862, ontleend aan het Parijse weekblad L'Illustration (foto Universiteitsbibliotheek Nijmegen).
eerste Vondelfeest’.Ga naar eind55. Uit het gedicht van Smiets, waarmee deze inleiding opende, bleek al dat de herontdekking van de Nederlandse taal en de beoefening van de letterkunde in katholieke kringen onlosmakelijk verbonden was met de naam en faam van Vondel. Toen dan ook in 1860 in Rotterdam door protestants Nederland de dichter Tollens met een standbeeld geëerd werd, kon katholiek Nederland niet achterblijven. Al in hetzelfde jaar ging in Roermond een commissie aan het werk, bestaande uit Charles Guillon, Emile Seipgens en Hendrik Pieters, en in 1861 werd de commissie uitgebreid met architect Cuypers en met de priester-leraar Jan Willem Brouwers, verbonden aan het Bisschoppelijk College te Roermond. Het Vondelfeest vond plaats op 5 januari 1862 in de werkplaats van het atelier Cuypers & Stoltzenberg. De prachtige aankleding en versiering van deze ruimte kennen we niet alleen uit kranteverslagen, maar ook uit een fraaie litho die verscheen in het Parijse weekblad L'Illustration.Ga naar eind56. De roem van het Roermondse feest reikte dus tot ver over de landsgrenzen. Het gevulde programma bestond uit voordrachten en muziek. Brouwers hield een uitgebreide en voor onze oren nogal gezwollen feestrede, waarin hij Vondel voorstelde eerst als dichter, vervolgens als Nederlands staatsburger en ten slotte als christen, uiter- | |
[pagina 25]
| |
aard van duidelijk katholieke signatuur. Men beluistere bij voorbeeld hoe Brouwers de reacties beschrijft wanneer Vondel zijn lofzang op het mirakel van het Allerheiligst Sacrament van Amsterdam in het licht geeft: ‘Nu, gij verwacht het, nu breekt de orkaan los, wrok en wraak vieren den vrijen teugel. Eene hagelbui kan niet meer puntige ijskegels op een korenveld nederkletteren, dan de zwerm van onroomsche schrijvers smaad-, schimp- en spotschriften tegen Vondel in de wereld zenden. Ja, maar ook wij zouden Vondel wel aangeraden hebben van stillekens te zwijgen. Zeker, dat hadden wij gedaan, lafaards daar wij zijn, die altijd luide spreken als het lichtzinnigheid en wereldzin geldt en het woord op onze lippen smoren als het onzen godsdienst en onze Heilige Kerk geldt. Ten minste hadden we hem aangeraden van toch maar niet openlijk ten gunste zijner geloofsleer te schrijven, en wilde hij stichten, hij kon immers zijne schriften in het geheim onder zijne geloofsgenooten laten verspreiden. Ja, nog eens, lafaards daar we zijn, dat zouden velen van ons gezegd en gedaan hebben; ook Vondel had dit kunnen doen; met laaghartige omzichtigheid had hij zijne overtuiging kunnen bewimpelen; maar dan ware hij geen held geweest voor het recht der vrijheid, geen held voor de vrijheid des geloofs, geen held voor de rechtvaardigheid der wetten, geen held voor de gelijkheid der burgers van de Vereenigde Provinciën.’Ga naar eind57. Hendrik Pieters droeg een lang dichtstuk van zijn hand voor, getiteld ‘Aan Vondel’. Zowel de redevoering als het dichtstuk verschenen vijf jaar later in een fraaie druk, waarvan de opbrengst bestemd was voor het in Amsterdam te plaatsen standbeeld van Vondel.Ga naar eind58. En dan was er nog muziek, véél muziek, van ondermeer de Koninklijke Harmonie, de muziekvereniging ‘Amicitia’, de zangvereniging ‘Liederkrans’, het corps van het vijfde regiment dragonders en verscheidene solisten. De grootste ster onder de solisten was wel Antoinette Alberdingk Thijm, de echtgenote van Cuypers, die in haar tijd een internationaal vermaarde alt was. De landelijke pers was het erover eens: Roermond had Vondel waardig herdacht. |
|