sittende, in een volle galop hem kan achterhalen.
Sy onthouden haer in Africa, Lybia, Aethiopia, Arabia, en Syria, in Moorenlandt zijn de grootste: sy beminnen de woestijnen en waterachtighe plaetsen, en worden somwijlen soo overvloedigh gesien, datse een Ruyters Leger afbeelden. Hy is in het eeten seer onbeschoft, en van een wonderlijcke natuur, datse alles konnen verduwen, en verteeren, watse sonder onderscheyt inslocken, 't zy yser, stael, beenderen, en steenen, schrijft Strabo. Een die een Struys overvoerde, van Brentio ghevraeght zijnde, seyde, dat hy het yser wel inslockte, maer weder geheelijck, of weynigh vermindert uytwierp. Albertus ghetuyght, dat hy haer wel yser voorghesmeten heeft, nochtans 't selfde niet wilden inslocken, gelijck sy deden de groote beenen, aen stucken geslagen, en de keyselsteenen. Dese Vogels na haer groote zijn seer bot, en overnuftigh, want als sy haer hooft en hals achter een hegge, ofte in het gras konnen verbergen, soo menen sy dat haer gantsch lijf bedeckt is.
Sy zijn seer geyl, en paren gelijck den Bractriaensche Cametus, op de rugh neder leggende. Het Wijfken leght in de Hoymaendt wel 80, of meer eyeren, die heel groot, ende van harde schillen zijn, welcke om haer wijdtheydt, van de Garamanten tot Drinckvaten gebruyckt worden, dese worden in het zandt geleydt, zijnde door de hitte der sonne uytgebroedt, den eenen voor, den ander na, en niet te gelijck gekipt.
Haer pluymen dienen door haer schoone verwe, en menigerleye coleuren, op de Helmetten der Krijghs-lieden tot cieraet, welcke by de Turcken, alleen de Janitsers zijn toegelaten te dragen.
Het vleesch van den Struys, eeten de Arabiers, Aethiopers, en Egyptenaers, waer van daen sy de naem van Struys-eeters ghekreeghen hebben. Heliogabalus heeft eens 600 Struys-hoofden, om des selfs herssenen te eeten, opgedist. Sy hebben een groote steen in den maegh, die een kracht heeft, aen de hals ghedragen, om de zwacke maegh in 't koocken der spijse behulpigh te zijn.