Van de Padden en Kickvorsschen.
OM de Padden te beschrijven, sal onnodigh zijn veel woorden te gebruycken, dewijl yeder hier te lande daer wel kennisse van heeft; hy is opgeblasen, en dickbuyckigh, hecht en tay van huydt, soo dat men met een scherpe pael daer nauwelijcks kan doorboren, geelachtigh van verwe, ruwachtigh, met vlecken als knobbeltjens. Onthout sich in hollen, kuylen, en moerasschen, 's winters, en des daeghs verschuylt hy, des nachts, ende somwijlen by daegh op het landt, en in de voetpaden der Menschen, langhsaem en tragelijck voortkruypende, springht somtijts op; dickmael geslagen zijnde, laet sijn vergift ten laetsten met eenige stinckende droppelen, achter uyt de billen voort-komen. Haer geluydt datse geven is gru, gru.
Men schrijft daer van, datse een kostelijcke steen in haer hooft souden hebben. Sy leven uyt de vochtigheyt der aerde, eeten kruyden, Wormen en Byen: en 't gemeene gevoelen en seggen is, dat sy dagelijcks soo veel aerde eeten, als sy in haer voorste poot konnen bevatten: doch hier van is geen ondervindingh, gelijck van de saly, onder welcke hy sich seer geerne onthoudt, en gemeenlijck soo vergiftight, dat die van de selve quamen te eeten, haestigh wegh stierven.
Hier van geeft Bocatius ons een exempel, schrijvende van een, die na den eeten met sijn Boeltje in sijn Hof eens omwandelde, pluckende een bladt saly, en sijn tanden met het selfde vrijvende, terstont stierf; hier op wierdt sijn Boeltje aengegrepen, en beschuldight dat sy hem met vergift hadde omgebracht, sy haer selven ontschuldigende, wiert gevleugelt en gebonden ter plaetse gebracht daer 't geschiet was, pluckte van gelijcken een bladt, en om den Rechter te beter te toonen op welcken manier hy sijn tanden daer mede gevreven hadde, deed oock alsoo, en is aenstonts als den ander doodt daer neder gevallen: hier over liet den Rechter dese struyck saly opgraven, on-