De Wijfjens worden somwijlen zwanger alleenlijck van het zout licken seyt Plinius, ende dat daerom haer teelingh uyt licken bestaet: het is nochtans seecker dat sy versamelen en veel Iongen teffens werpen
Men seght dat'er 120 uyt een voortgekomen zijn.
De Muysen hebben door een seker oordeel Godts, een Bisschop te Mentz, Hatto genaemt, levendigh aengevallen, en schoon hy op een Tooren in de Rhijn staende, vluchte, den Rhijn door gezwommen, en levendigh opgegeten: om dat hy Anno 914. in een tijdt van hongers-noot een meenighte van arme Lieden, die groot gebreck van koorn hadden, en honger leden, in een Schuur besloot, dewelcke hy aen alle kanten in de brandt liet steecken, ende heeft alsoo haer levendigh laten verbranden, gevende voor reden, dese gelijcken de Muysen; want sy zijn nergens nut toe dan om het koren te bederven.
Als den Koningh Pompilius door aenstoocken van zijn Wijf, alle de 20 Broeders sijns Vaders door fenijn hadde laten dooden, soo is hy door de wraecke Godts, met Wijf en Kinderen, wat middelen en gewelt sy daer oock tegen gebruyckten; levendigh van de Muysen opgegeten.
Tot dit geslacht, behooren de Vleer-muysen, Bosch-muysen, Landt- en Water-muysen, dese eeten de wortels van gras, en weten heele Velden schoon te eeten, gelijck de ervarentheyt hier in Hollant en andere Provincien, een kleene tijdt de waerheyt tot groote schade der Inwoonders en Lantlieden geleert heeft.