ende niet naer het getuygenisse van Strabo alleen in Africa zijn. Men vindtse oock in Engelandt.
Haer leef-tocht is Honingh, Visch, Duyven, en Konijnen vleesch, dat sy seer geerne eeten.
Als de Wijfkens geyl ende speels zijn, ende met het Mannetje niet versamelen, worden sy dick, opgeblasen, ende sterven wegh.
Sy speelen op deselfde wijse als de Katten, en werpen 7 a 8 Iongen van eender dracht, dragende deselfde veertigh dagen.
Haer Iongen nadat sy geworpen zijn, blijven dertigh dagen blindt, ende loopen den veertighsten dagh, haer ghesicht verkregen hebbende, op de jacht.
Gram gemaeckt zijnde, schieten sy een stinckende dreck uyt.
In eenen houten ton getemt, slapen sy een geruymen tijdt.
In Narbone worden sy gebruyckt om Konijnen te vangen; elders om de ontoegancklijcke nesten der Vogelen uyt de Muren te halen.
Den Bunsingh heeft sijn naem van sijn reuck, om dat hy altijdt een stinckende aessem uyt-aessemt; Hier van daen komt het spreeckwoort, hy stinckt als een Bunsingh.
Schaliger noemt hem Stinck-kat, ofte Stinck-bunsingh.
In het Eylandt Ceylon is een geslacht van Bunsinghs die men Foret noemt, de welcke een groote vyandtschap hebben met den Gekroonden Slangh, en wanneer hy tegen de selve vechten sal, eet hy al voren de wortel van Slangen-hout.
Sommige zijn van gevoelen geweest, dat haer beenen aen de lincker-zy korter zijn: maer de bevindingh toont ons het tegendeel. Sy onthouden haer in Stallen, Koorn-schueren, Bosschen, en aen de Oevers. Sy eeten Muysen, Hoenders en andere Vogels, die sy terstont het hooft afbijten; oock Visch, en Kickvorsschen, &c.