Van het dier Tlaquatzin.
DIt dier wordt van de Indianen oock Karygueja, Jupatuma, en Sarigoy, ghenaemt. Het vergelijckt sich in groote met een middelbare Kat, en in fatsoen van 't hooft met den Wolf, met een scherpe muyl, en het onderste deel wat korter als het bovenste. De neusgaten zijn wijdt, de oogen zwart en d'ooren als die van een Vos, uyt een dun glat doorschijnigh vlies, daer een weynigh donckers onder vermenght is, bestaende. Het heeft zwarte knevels gelijck de Kat. De staert is langh, waer mede hy sich gelijck de Apen om de tacken van de boomen wint. De voorste beenen zijn korter als de achterste. Hy is verscheydentlijck geverwt. Aen den onderbuyck omtrent de achter-beenen is de huydt dubbelt, en uytterlijck met een spleet geklooft, gelijck een beurs. Deze holligheyt is van binnen hayrigh, en heeft mammen in 't binneste vel aen den buyck, met acht spenen versien. In deze beurs worden de jongen soo langh behouden, tot datse haer eygen kost konnen soecken. Ondertusschen komen sy hier wel uyt en kruypen daer weder in.
Dit geslacht van beesten wordt in Brasil, Florida, en Nova Hispania, gevonden.
Het leeft van 't Suycker-riet, en is oock snedigh op de roof van de Hoenders en ander gevolgte.
Deze beesten zijn seer sterck en scherp van gebit, waer mede sy de hartste beenderen mede doorbreken konnen. Sy hebben oock een vuyle stanck over sich, soodanige men in de Vos of Marter bespeurt.