Van de Vos.
NAdien de Vos een seer bekent dier is sullen wy des selfs beschrijvingh met weynigh woorden overstappen. De Vossen zijn van verscheyde groote, en gelijcken eenighsins na de Honden, behalven de staert, die heel ruygh hayrigh is, en de ooren die veel korter zijn als in de Honden.
Sy worden op veel plaetsen des Werelts gevonden, maer voornamentlijck in de Noorder-quartieren, waer van daen haer vellen in groote menighte ons toegestuyrt worden. Sy onderhouden het leven by den roof van 't gevogelte, Konijnen, Hasen &c. De rijpe druyven en peeren verdrijven dickwils sijn honger. De voortteeling geschiet als in de Honden, hoe wel andere hier van anders geschreven hebben. Sy werpen in het gemeen vier blinde jongen.
De Vos is een schalck en loos dier, aenleggende verscheyde listen en lagen om sijn roof te bekomen. De Hoenderen, Gansen, Entvogels, Duyven, &c. haelt hy dickwils dicht by de Boere-huysen wech. De visschen vanght hy met de staert, de selve in 't water stekende, en wanneer de visschen daer aen bijten, snellijck weder daer uyt halende. Om de vogels te betrappen veynst hy sich dickwils doodt, sijn adem stijf inhoudende, en wanneer de selve op sijn lijf of omtrent hem komen nedersitten, wordense van hem betrapt.
Wanneer hy over het bevroren water gaen sal, leyt hy eerst het oor op het ys, en schijnt dat hy door 't gehoor ondersoeckt of het ys sterck genoegh is.
In de Geneeskonst vertonen eenige delen van de Vos besondere krachten. De gedrooghde longh wordt seer tegen de teringh gepresen, en de enghborstige en miltsuchtige ingegeven. Het versche bloedt ingegeven, en de schamelheyt daer mede gestreken breeckt de steen. Het vet versterckt de leden, stilt de lenden pijn, verdrijft de koude uyt handen ende voeten, en doet het hayr groeyen.