Van den Otter.
DEn Otter is dunner en langer van lijf als de Bever, en is bekleet met korte dicke hayren, die na een Kastanie bruyne verwe hellen. De tanden zijn geplaest als in de Honden; De ooren kort en ront, de staert langhwerpigh ront en spits toeloopende. De klauwen van de achterste voeten zijn gelijck in de Bever met een vlies aen een verbonden, om te rasser voort te zwemmen.
Dit geslacht van beesten onthout sich by de Revieren en stilstaende wateren, waer omtrent sy oock haer schuylplaetsen graven. Sy zijn in Europa over al wel bekent.
Haer meeste spijse is visch, die sy in het water vangen, van de welcke sy een groote menighte dickwils in haer hoolen slepen. Sy eeten oock de toppen van de kruyden en schorssen van de boomen. In het duycken moeten sy dickwils wederom haer aessem halen, en versche lucht vatten om niet te sticken. In een visch-rijck water gekomen zijnde, vangen sy met een uytnemende snelligheyt de beste visch, en hoe wel sy de selve niet verteeren konnen, nochtans verslinden sy veel van de selve, en latense half opgegeten leggen.
Den Otter kan lichtelijck tam gemaeckt worden, en eenige versekeren dat men hem soude konnen leeren de visch met groote menighte in de netten en fuycken te jagen, en 't welck noch meer te verwonderen is, dat hy op 't wencken selfs visch vangen en in de keucken brengen soude.
Eenige deelen van den Otter hebben oock haer plaets onder de genees-middelen gekregen. Het vet geneest de verstuyckte leden. De gebrade lever stopt de roode loop. De vellen zijn goet tegen de lammigheyt, duyselingen en hooftpijn. Sitkussens van Otters-vellen gemaeckt, versachten de pijn van de speen-aders. Schoenen van de selve vellen gemaeckt, versoeten de pijn van de voeten. De ballen worden van sommige tegen de vallende sieckte gepresen, maer sy zijn soo krachtigh niet als de Bevergeyl.