Van het Wilde Varken.
IN gestalte des lichaems verschilt het wilde van het tamme Swijn geheel niet, alleen is het hayr van 't wilde uyt den bruynroode zwartachtig van verwe, de oogen staen oock veel grimmiger in 't hooft, en de witte slachtanden zijn veel grooter en krommer. Het wilde Varcken onthout sich op afghelegen boschachtige plaetsen, alwaerse haer schuylplaetsen van de bladeren en voornamentlijck die van de varen bereyden. Hy onderhout het leven met appelen, eyckels, kruyden, wortels en diergelijcke. In het koorn-gewas doet hy somtijts veel schade. Wanneer de wilde Verckens door geylheydt aengehitst worden, zijnse seer wreedt, 't welck in het begin van de Winter pleegh te gheschieden, sy setten de borstels van den hals over eynd, het schuym loopt haer uyt den mont, sy knerssen met de tanden en blasen met de neusgaten; sy teelen maar eenmael in 't jaer, de tijdt van dragen en werpen is als in de tamme.
De wilde Varckens onthouden sich in afgelegen diepe dalen, en weyden veel te samen, kudwijs by een vergadert, en lijden niet dat andere als van haer geslacht met haer verkeeren en eeten.
Sy konnen de Wolven niet verdragen, maer voeren met de selve een aengebooren vyandtschap, want soo dra sy eenigh van dat geslacht vernemen, vallen sy onverschrocken op dien hoop aen. En worden hier in van alle andere van dat gewest, die op het geluyt toeloopen, by gestaen.
Het vleesch van de wilde Swijnen wordt veel beter geacht als dat van de tamme, want het schiet ras af, voet veel, doch geeft grof en slijmerigh sap.
In de geneeskonst wordt het schraepsel of poeyer van de groote slachtanden, als een besonder krachtigh behulpmiddel tegen het pluris of zijde-pijn gebruyckt. Het speck gekoockt en omgebonden, geneest wonderlijck haest de gebroken beenen.
De steenen in de lever gevonden, breken de steen van de nieren. &c.