Van de Geyt of Bock Orijx, en andere.
ONder de geslachten van Bocken en Geyten is dit beest seer wreedt, het welck niet alleen in uyterlijck aensien door sijn recht voor-uytstekende scherpe hoornen, en stuurs gelaet, maer oock de hayren, die gelijck verkeert staen en tegen het hooft opwassen, seer vermeerdert wordt.
Dit beest wordt in de dorre gewesten van Africa voortgeteelt. Hoe wel dit beest weynigh of geen dranck en nuttight, soo besluyt het nochtans in sich een wonderlijcke behulpmiddel voor de dorstige: want binnen in 't lichaem heeft het verscheyde blaesjens in de welcke een gesonde en dorst slissende vochtigheyt gevonden wordt. Dit is oock den Rovers van die gewesten en voornaementlijck van Getulia niet onbekent, de welcke haer drooge keelen dikwils in tijdt van noot met soodanige vocht besmeeren.
De Geyten van 't Kalpische Meer zijn geheel wit en sonder hoornen, de welcke volgens de getuygenisse van Aelianus, tot de groote van de grootste Paerden opschieten. Haer hayrvlocken zijn soo sacht datse by na met de fijnste wol vergeleken worden, en de Priesters en vermogenste van dat Landt, laten daer klederen af maken.
De Geyten van Damasco hebben ooren meer als een handt breedt langh, veel uyers en zijn heel vruchtbaer. Soo worden van die, welcke de melck verkoopen, met 40 of 50 teffens omgevoert, en als men melck koopen wil, op de bovenste kamer van het Huys gebracht, al was het oock drie vierkanten hoogh, daerse de melck voor u in een tinnen vat uyt melcken.
De Mambrinse Geyt, in 't Landt van Damiate, wordt gelijck een Paerdt met zael en toom toebereydt, om een verre wegh te reysen. Sy heeft ooren die tot de aerde neerhangen, en de hoorns zijn nederwaerts onder de mondt geboogen. Sy zijn snel en sterck genoegh ter loop, soo datse haer Berijder in een korten tijdt een ongelooflijcke wegh weet over te voeren.